top of page
  • Foto van schrijverPaul Bröker

Sarcofagen III


Over de doorwerking van de Dionysoscultus en de devotie tot wijn en druiven op vroegchristelijke sarcofagen


Kruis met het Chi-Rho teken


Ging het vorige week over de invloed van de Dionysoscultus en de wijn op voorchristelijke Romeinse sarcofagen, deze week komen de vroegchristelijke sarcofagen aan aan bod.


Inleiding: Laat-Romeins - vroegchristelijk

De vroegchristelijke sarcofagen werden vervaardigd in de laatantieke periode. Dat betekent dat in die tijd de eerste kunstenaars kunstenaars die voor een christelijke opdrachtgever werkten waren opgeleid in de laatklassieke stijl én ook in de laatklassieke beeldtaal.

Een groot verschil met de voorchristelijke sarcofagen is dat er ten behoeve van christelijke opdrachtgevers veel nieuwe, christelijke thema’s op sarcofagen verschenen. Dat wil echter niet zeggen dat de klassieke beeldtaal verdween. Veel onderwerpen uit die klassieke iconografie konden in de christelijke beeldtaal worden opgenomen.

Zo zullen we vandaag zien dat veel zaken rondom de wijn zoals wij die op niet-christelijke sarcofagen hebben gezien werden ingepast in de christelijke funeraire kunst. Er wordt dan vaak wel een specifiek christelijke betekenis aan gegeven, maar er zijn ook veel overeenkomsten. Zo staan ook in de vroegchristelijke funeraire kunst het treden van druiven en het drinken van wijn voor dood en opstanding in een beter leven in het hiernamaals.


Vroegchristelijke bronnen over de ‘Maaltijd des Heren’

De betekenis van de riten van de Dionysos cultus zijn nog steeds niet volledig helder. Het is van groot belang voor de duiding van voorstellingen op vroegchristelijke sarcofagen dat wij beschikken over heel wat bronnen uit de tijd dat de eerste christelijke sarcofagen werden vervaardigd. Die bronnen helpen bij het achterhalen van de betekenis van alles rondom druiven en wijn op de vroegchristelijke sarcofagen. Het zal duidelijk worden dat de wijn staat voor het vergoten bloed van Jezus waardoor de zonden van de mensen kunnen worden vergeven en de mensen uit de dood kunnen opstaan. Duidelijke en hoopvolle taal op sarcofagen!


Op de eerste plaats zijn er de woorden van Jezus tijdens het Laatste Avondmaal. Tijdens die maaltijd nam Jezus het brood in zijn handen, zegende het, brak het en deelde het uit aan zijn leerlingen terwijl hij de woorden sprak: “Neem en eet, dit is mijn lichaam.” Daarna nam hij de beker, sprak een dankgebed uit, liet de beker rondgaan en zei: “Drink allen hiervan; want dit is het bloed van het Nieuwe Verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.”


De vroege christenen kwamen op gezette tijden bijeen, meestal in de woonhuizen van rijke christenen. De rituele viering van een gezamenlijke maaltijd was de belangrijkste reden voor deze samenkomsten.


In de Eerste Brief aan de Korintiërs (11: 17-34) bespreekt Paulus hoe het er aan toe ging bij die bijeenkomsten en wat naar zijn gevoel de bedoeling en de betekenis was van die rituele viering. De brief dateert uit ca. 60 n.Chr., dus ongeveer 30 jaar nadat het Laatste Avondmaal van Jezus met zijn leerlingen had plaats gevonden. Het is de vroegst bewaarde beschrijving waarin duidelijk wordt dat de christenen gehoor gaven aan de oproep van Jezus om samen te komen en zijn gedachtenis te vieren. “Blijf dit doen om mij te gedenken.”, noteerde Lucas tijdens het Laatste Avondmaal uit de mond van Jezus. (Luc 22: 19) Paulus in de Eerste Brief aan de Korintiërs: “Deze kelk is het Nieuwe Verbond in mijn bloed. Blijf dit doen om mij te gedenken, telkens wanneer jullie eruit drinken. Welnu, zo dikwijls gij dit brood eet en uit de kelk drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat hij komt.” (1 Kor. 11: 24-26)

Paulus brengt dit ter sprake omdat hij had vernomen dat er in Korinte misstanden onder de christenen waren ontstaan. In plaats van met de ‘Maaltijd des Heren’ is men blijkbaar bezig met zijn eigen maaltijd! “Wanneer gij bijeenkomt, dan is dat niet het nuttigen van het Avondmaal van de Heer.”, schrijft Paulus verbolgen aan zijn geloofsgenoten in Korinte. “Want de een eet hongerig terwijl de ander dronken is. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken?” … “Want ik zelf heb van de Heer ontvangen wat ik ook u heb verteld; dat de Heer Jezus in de nacht waarin hij werd overgeleverd, brood nam, een dankzegging uitsprak, het brak en zei: ‘Dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd. Doet dit tot mijn gedachtenis.’ Zo nam hij na de maaltijd ook de beker en zei: ‘Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, doe dit zo dikwijls gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis.’ Welnu, zo dikwijls gij dit brood eet en de kelk drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de kelk des Heren drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren.” In zijn brief aan de Korintiërs veroordeelt Paulus de schranspartijen en het drinkgelag: “Op dit punt prijs ik u zeker niet.”, schrijft hij vermanend aan zijn geloofsgenoten. Het samenkomen van de christenen in Korinte moet, naar de overtuiging van Paulus een plechtig gebeuren zijn, waarbij het brood en de wijn een heilige betekenis hebben. Het is de ‘Maaltijd des Heren’ waarbij Jezus zelf het voedsel is. Het ging er dus niet om het lichaam te voeden: “Wie honger heeft moet maar thuis gaan eten.”, zo concludeert Paulus.


Iets later dan Paulus schrijft de martelaar Justinus (100/114-ca. 165) een brief aan keizer Antonius Pius (86-161) waarin hij de christenen verdedigt. In deze bewaard gebleven brief komt ook de eucharistie ter sprake. Justinus verklaart in die brief de woorden van Jezus die hij uitsprak tijdens het Laatste Avondmaal: 'Dit is mijn lichaam' en 'Dit is mijn bloed'. Justinus: “Dit voedsel wordt bij ons eucharistiaerenigd genoemd. Daaraan mag niemand anders deelnemen dan diegene die gelooft dat onze leer waar is en die zich heeft laten wassen in het bad tot vergeving van zonden en tot wedergeboorte en die leeft zoals Christus heeft opgedragen. Want wij nemen deze gaven niet tot ons als gewoon brood en gewone drank. “Want zoals door het Woord van God, zijn Zoon vlees is geworden, hetgeen betekent vlees en bloed aannam en mens werd om ons te redden, zó wordt door ons gebed, dat de woorden van Jezus bevat 'Dit is mijn Lichaam' en 'Dit is mijn Bloed' het brood en de wijn tot lichaam en bloed van de Mensgeworden Heer.” Ik meen dat Justinus met dat laatste heeft willen zeggen dat wanneer de christenen tijdens hun gezamenlijke rituele maaltijd de woorden van Jezus in verenigd gebed herhalen, het brood en de wijn lichaam en bloed van Jezus worden.


Het offer van Jezus werd al in de vroegchristelijke theologie in verband gebracht met druiven die worden uitgeperst. Zo maakte Augustinus (354-430) de vergelijking tussen Jezus en een druiventros: “Christus is de druif van het Beloofde Land; de druiventros die onder de wijnpers wordt gelegd.” De kerkvader brengt de enorme druiventrossen die de verspieders uit het Oudtestamentische Beloofde Land hadden meegebracht (Numueri 13) in verband met Jezus die door zijn offer de mensen toegang verleent tot het Beloofde Land in de hemel. De Oudtestamentische druiventros is voor Augustinus een voorafbeelding van het vergoten offerbloed van Jezus. Door dat offer kunnen de mensen zich weer verenigen met de oorspronkelijke scheppingsharmonie.

Wanneer Jezus de wijndruif is die wordt uitgeperst, dan wordt het kruis nogal eens opgevat als een wijnpers. Paus Gregorius de Grote (ca. 540-604) schreef: “Geheel alleen heeft hij de wijnpers betreden waarin hij geperst zou worden...''. De paus had hierbij ongetwijfeld de tekst van Jesaja in gedachten: “Ik, Ik alleen heb de wijnpers getreden ...'' (Jesaja 63: 3). Dit oudtestamentisch beeld werd uitgelegd als een voorafbeelding van het offer van Jezus. Gregorius herkende Jezus in de ik-figuur; Jezus die doordat hij de wijnpers betreedt, al het aardse kwade en de dood overwint.

Romeinse sarcofaag met putti die druiven oogsten en persen,

ca. 290, de Getty Villa, Malibu


De sarcofaag in de Getty Villa werd op het einde van het artikel van afgelopen week al behandeld. Ik merkte toen op dat het buitengewoon betekenisvol is dat de druiven op de voorstelling van de sarcofaag in een soortgelijke wijnpers worden getreden als de sarcofaag waarin de overledene was bijgezet. Het werd in dat artikel duidelijk dat het pletten van de druiven werd opgevat als een metafoor voor de mens die sterft.

De naakte, veelal gevleugelde putti verwijzen naar Eros, de liefdesgod en daarmee naar de goddelijke liefde die de wijn schenkt. Het staat vast dat de sarcofaag was bedoeld voor een niet-christen. In de christelijke tijd was het niet moeilijk om het beeld van de goddelijke liefde die de druiven treedt en de wijn schenkt in te passen in het christelijke gedachtegoed. We zullen zien dat de voorstelling van de Romeinse sarcofaag met putti die druiven oogsten en persen op een vrijwel identieke manier op christelijke sarcofagen voorkomen ..., maar dan niet als liefdesgodjes maar als metafoor van de goddelijke liefde!


We zagen al bij Augustinus dat Jezus zijn bloed offert door vrijwillig de druivenpers te betreden om als een druiventros te worden uitgeperst. Het is dezelfde wijn die Jezus tijdens het Laatste Avondmaal in verband bracht met zijn eigen bloed toen hij de beker met wijn liet rondgaan: “Drinkt allen hiervan; want dit is mijn bloed van het Nieuwe Verbond, dat voor velen wordt vergoten ter vergeving van zonden.” Volgens Paulus, Justinus, Augustinus en Gregorius veranderen brood en wijn, wanneer tijdens de gezamenlijke rituele maaltijden de woorden van Jezus in verenigd gebed worden herhaald, daadwerkelijk in het lichaam en bloed van Jezus.

Het treden van de druiven en het drinken van wijn staan in deze tijd dus ook binnen het christelijk gedachtegoed symbool voor de dood, de wederopstanding en onsterfelijkheid en een beter leven in het hiernamaals. We zullen zien dat de gelovigen op christelijke sarcofagen drinken van de levenwekkende druiven als ware dit het vergoten bloed van Jezus. De verwachtingsvolle gedachte was dat zij hierdoor konden opstaan uit de dood; dé hoopvolle gedachte die zowel uit de voorstellingen van christelijke als voorchristelijke sarcofagen spreekt.


De doorwerking van de Dionysuscultus op sarcofagen uit de vroegchristelijke tijd

De voorchristelijke beeldtraditie ging voor een deel over in de vroegchristelijke beeldtaal. Later kon worden vastgesteld dat de christelijke sarcofagen een belangrijke rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling van de vroegchristelijke iconografie. Die overgang met betrekking tot de betekenis van wijn en alles rondom de groei, het oogsten en het treden van de druiven wordt nu besproken.


Laten we beginnen met de sarcofagen van Junius Bassus en van Theodorus. Zij vormen schitterende voorbeelden van de jonge christelijke beeldtaal in combinatie met veel van oorsprong niet-christelijke motieven.


Sarcofaag van Junius Bassus

Junius Bassus (317-359) behoorde in zijn tijd tot de top van het Romeinse bestuur in Rome.

Sarcofaag van Junius Bassus, marmer, voorzijde: 141 x 243 cm, ca. 349 n.Chr. Museo Tesoro Basilica di San Pietro, Rome


De inscriptie op de onderkant van de deksel van de sarcofaag vermeldt de naam en de sterfdatum van de opdrachtgever. We lezen ook dat Junius Bassus senator is geweest en dat hij bij zijn overlijden de functie van praefectus urbi bekleedde. Dat houdt in dat hij de leiding had over de regering van de stad Rome. Een invloedrijke christelijke bestuurder dus. Want dat hij een christen was blijkt wel uit de kerk die hij in 331 liet bouwen op de Esquilijn in Rome. Het blijkt ook uit de voorstellingen op de voorzijde van zijn sarcofaag. Daar zien we bijna zonder uitzondering motieven uit het Oude en Nieuwe Testament. Alleen boven in het midden, op de plaats waar Jezus zijn voeten heeft neergezet zien we een opvallende doorwerking van de klassieke beeldtaal. We zagen al dat veel klassieke goden verdwenen in de voegchristelijke tijd, ... maar niet allemaal! Om aan te geven dat Jezus met de voeten op het hemelgewelf steunt zien we de oude Romeinse god Caelus, de god van de lucht en het hemelgewelf. Caelum is Latijn voor ‘lucht’ of ‘hemel’.

detail Sarcofaag van Junius Bassus


Om te laten zien dat Jezus boven de lucht zetelt houdt Caelus op de voor hem traditionele wijze het uitspansel boven het hoofd. Binnen de christelijke context wordt Caelus natuurlijk niet als god opgevat, maar als personificatie van het hemelgewelf.

Dat Junius Bassus een christen was blijkt ook uit het feit dat zijn sarcofaag was bijgezet in de catacomben onder de Sint Pieterskerk. Daar bevindt de sarcofaag zich nog steeds.

Omdat Junius Bassus christen was, mogen we ook de thema’s aan de zijkanten van de sarcofaag in de christelijke zin duiden. Daar treffen we motieven aan die wij al kennen van voorchristelijke sarcofagen.

Boven- en onderzijde van de linkerzijkant van de sarcofaag van Junius Bassus


We zien op de linker zijkant van de sarcofaag vrijwel identieke voorstellingen als die wij zagen op de sarcofaag in de Paul Getty Villa. Ook op de sarcofaag van Junius Bassus zijn putti bezig met de druivenoogst en het treden van de druiven in een perskuip die de vorm heeft van een lenos gevormde sarcofaag.

Wanneer niets bekend was over de context van de vindplaats dan zouden we de voorstelling aan de voorzijde van de sarcofaag in de Paul Getty Villa en de voorstelling aan de linkerzijde van de sarcofaag van Junius Bassus gemakkelijk binnen dezelfde religieuze samenhang plaatsen.


De sarcofaag van Theodorus

Theodorus was aartsbisschop van Ravenna (ca. 677 - ca. 691)

Sarcofaag van Theodorus, Byzantijnse sarcofaag, vierde-vijfde eeuw,

467x 344 cm. Basilica di Sant'Apollinare in Classe, Ravenna


De sarcofaag van Theodorus is een Vroeg-Byzantijnse sarcofaag die aan het einde van de zevende eeuw werd hergebruikt voor de bijzetting van het lichaam van Theodorus.


Het middelpunt van de voorzijde van de sarcofaag van Theodorus bestaat uit twee boven elkaar geplaatste Griekse letters, de chi (X) en de rho (P). Het zijn de twee eerste letters van de titel Christos (ΧΡΙΣΤΟΣ). Aan de armen van de chi hangen een alfa (A) en omega (Ꞷ), de eerste en de laatste letters van het klassieke Griekse alfabet. Ze verwijzen naar Jezus Christus als het begin en het einde van alle dingen. In het begin van de Openbaring maakt God zich bekend: "Ik ben de Alfa en de Omega. Ik ben het die was, die is en die komt.” (Openbaring 1: 8)

Het Chi-Rho motief, het zogenoemde Christusmonogram wordt driemaal herhaald op de bolle deksel van de sarcofaag van Theodorus. Links en rechts is de chi zodanig gedraaid dat de verticale lijn van de rho het middelpunt van de chi doorsnijdt. Door de chi te draaien is een van de poten of assen (ik weet niet hoe dit eventueel genoemd kan worden) van de letter horizontaal komen te liggen en is de andere poot van de letter opgegaan in het verticale deel van de Rho. De letters vormen nu de dwarsbalk en de staande balk van het kruis van Jezus.

detail van de deksel van de sarcofaag van Theodorus


Rechts zien we het traditionele Chi-Rho symbool zoals dat is geplaatst in het midden van de deksel. Links treffen we het motief waarbij de chi deels is opgegaan in de rho en de dwarsbalk en de staande balk van het kruis is geworden.


Door het kruis en het Christusmonogram te combineren wordt onderstreept dat Jezus door zijn kruisdood de overwinning op de dood heeft bewerkstelligd. Door het vergoten bloed van Jezus mocht ook de aartsbisschop hoop koesteren mee te mogen delen in de door Jezus behaalde overwinning op de dood. Daarom worden het kruis en het Christusmonogram op de sarcofaag van Theodorus omgeven door een lauwerkrans.


overwinningssymbolen op de sarcofaag van Theodorus:

kruis, lauwerkrans, duiven en pauwen


Het kruis

Jezus werd in deze tijd niet als lijdende mens voorgesteld. De meest gruwelijke episoden uit het lijdensverhaal, zoals de geseling, de doornenkroning, de bespotting, de kruisiging en de kruisafname liet men weg. Niet het lijden en sterven stonden centraal maar de overwinning die Jezus met zijn lijden en de kruisdood heeft behaald. Het kruis van Jezus (altijd zonder corpus!) wijst dus niet op ondergang maar op de overwinning! Een schitterende, maar bijna niet te bevatten gedachte: overwinnen door de dood!

detail Sarcofaag met passietaferelen, ca. 350,

Museo Pio Cristiano, Musei Vaticani, Rome


Wanneer er toch een enkele keer momenten uit de passie van Jezus worden afgebeeld dan worden ze voorgesteld als een overwinningsscène. Dat kunnen we goed zien op het detail met een voorstelling van de doornenkroning van Jezus op de Sarcofaag met passiescènes. De soldaat plaatst Jezus geen doornenkroon op het hoofd, maar een lauwerkrans! Wanneer Jezus met het kruis over zijn schouder naar Golgotha loopt zien we boven het kruis ook weer de lauwerkrans; het lijkt erop alsof hij met zijn kruis de overwinning tegemoet loopt!


Lauwerkrans

De laurierbladeren die het hele jaar hun groene kleur behouden werd als teken van oneindigheid en overwinning opgevat. Een atleet die een belangrijke overwinning boekt werd al in de klassieke tijd met een lauwerkrans omhangen. Met zijn triomf had de atleet niet alleen een overwinning geboekt, maar ook eeuwige roem verworven. Binnen een funeraire context gaat het natuurlijk om de eeuwige overwinning op de dood. Die betekenis heeft de lauwerkrans tot op heden behouden. Zoals we al zagen is daar in de christelijke tijd als ultiem teken van overwinning het kruis bij gekomen.


Pauwen

In veel klassieke bronnen komt de gedachte naar voren dat pauwenvlees niet zou vergaan. In Naturalis historia merkt de Romeinse schrijver Plinius de Oudere (23/24-79 n.Chr.) over pauwen op: “Ieder jaar verliest hij met het vallen van de bladeren zijn staartveren en zoekt beschaamd een schuilplaats tot er met de verschijning van de eerste bloemen, nieuwe staartveren groeien.” Met deze gedachte werd de pauw al in de klassieke tijd symbool van het sterven en het weer tot leven komen van de mens.

In De civitate Dei (413 en 426) haalt Augustinus Plinius aan door erop te wijzen dat de pauw in de herfst zijn staartveren verliest en ze in de lente weer ziet aangroeien. De kerkvader is ook bekend met de gedachte dat het vlees van een pauw niet bederft. Hij concludeert daarom dat de pauw een beeld is van de verjonging en verrijzenis van de menselijke ziel.

Het beeld van een pauw als verwijzing naar de onsterfelijkheid van de menselijke ziel komen we al in de christelijke funeraire context veelvuldig tegen op de muren van de vroegchristelijke begraafplaatsen én als reliëf op sarcofagen en grafstèles. Zij moesten de gelovigen herinneren aan de onvergankelijkheid van de menselijke ziel. Dat wordt op de voorzijde van de sarcofaag van Theodorus ook nog eens duidelijk gemaakt door de twee pauwen die het Christusmonogram flankeren.

Pauw, muurschildering in de catacombe van Priscilla, vierde eeuw



Detail van de rechter zijkant van een sarcofaag in de

Basilica Sant'Apollinare in Classe, Ravenna, vijfde-zesde eeuw

De zielen van de mensen eten en drinken van het lichaam en bloed van Jezus waardoor zij onsterfelijkheid kunnen verkrijgen.


Duiven

We zagen in het artikel van afgelopen week dat vogels al op Egyptische muurschilderingen kunnen verwijzen naar de menselijke ziel. Die betekenis hebben vogels op voorchristelijke sarcofagen behouden. Ook op christelijke sarcofagen behouden zij een soortgelijke betekenis; zij staan symbool voor de menselijke ziel die drinkt van het vergoten bloed van Jezus.


De duif met een takje met een groen blad is naar mijn gevoel wel een typisch christelijk funerair motief. Het beeld herinnert aan de duif die door Noach erop uit was gestuurd om te onderzoeken of de aarde al was droogge­vallen. De duif kwam terug met een groen olijfblad. Dat was het teken dat het weer droog begon te worden op aarde; er waren blijkbaar weer plaatsen waar bomen en gewassen konden groeien. God had de mensen die naar zijn wetten leefden niet in de steek gelaten! (Genesis 8) De duif werd het symbool van de vrede en de verzoening die God met de mensen had gesloten (Genesis 9) en van het toekomstige leven van verzoening, harmonie en vrede bij God.

Het motief van een duif met een tak in de snavel komt al buitengewoon vaak voor op bewaard gebleven grafplaten uit vroegchristelijke catacomben. De duif is de zielenvogel die opvliegt naar het paradijs.

De duif pikkend aan een druif is de ziel die drinkt van het bloed van Jezus waardoor de ziel voor eeuwig kan voortleven in de nabijheid van God. Jezus noemde zichzelf de ware wijnstok (Joh. 15,1 en 5). Wanneer de ziel hiervan drinkt is er redding mogelijk. Wanneer de mensen van deze wijn, van dit bloed van Jezus drinken kan er redding zijn. In de rechter- en linkerbenedenhoek op de sarcofaag van Theodorus drinken twee duiven van de druiven, van het bloed van Jezus. Ook deze hoopvolle gedachte werd al uitgesproken op grafplaten in de vroegchristelijke catacomben.

Grafplaat van Prectectus, marmer: 29,5 x 104,5 cm, ca. 350, afkomstig uit de catacombe van Marcellinus en Petrus aan de Via Labicana, Rome,

nu: Museo Pio Cristiano, Vaticani, Rome


Tekst: “Moge Prectectus rusten in vrede: (‘In pace ☧ vixit’ lezen we in de tekst). Hij leefde 9 jaar, 9 maanden en 3 dagen. Gevoed door Christus de God en de martelaren.” De tekst spreekt de hoop uit dat de ziel van Prectectus mag opvliegen naar het paradijs om in vrede (de olijftak waarop de duif staat) te leven bij God. Tussen de tekst zien we driemaal het Christusmonogram.

Grafplaat uit een Romeinse catacombe derde-vijfde eeuw n. Chr.


De duif vliegt met een olijftak naar de overledene. Zo vloog de vredesduif ook naar Noach. Rechts het Christus monogram, dat verwijst naar Jezus die de overwinning op de dood en de verzoening met God heeft bewerkstelligd.

Sarcofaag van Theodorus


Tegen de achtergrond van de pauwen en de duiven zien we op de sarcofaag van Theodorus een fraai patroon van wijnranken.

De wijnstokken die wij in de klassieke funeraire kunst zijn tegen gekomen worden in de christelijke kunst het symbool van het leven gevende bloed van Jezus, waardoor de zielen in de hemel kunnen worden toegelaten. Twee pauwen flankeren het Christusmonogram. In de hoeken aan de onderkant pikken duiven aan de druiventros. De duiven koesteren de hoop te mogen delen in Jezus’ overwinning op de dood. Een toepasselijke gedachte voor op een sarcofaag.

achterzijde van de sarcofaag van aartsbisschop Theodorus


Ook op de achterzijde van de sarcofaag van aartsbisschop Theodorus treffen we een duif en een pauw aan die aan druiventrossen pikken. Wat het biggetje (?) in het linker medaillon te betekenen heeft weet ik niet!

details achterzijde van de sarcofaag van aartsbisschop Theodorus

Boven in het midden onder de deksel zien we een kruis dat wordt geflankeerd door twee duiven. De een pikt in de wijnrank en de ander eet met geopende snavel van een druiventros. De vogels symboliseren de zielen van de mensen die in eeuwigheid zullen leven door het offer van het lichaam en bloed van Jezus.






Zijkant van een sarcofaag in de Basilica Sant'Apollinare in Classe, Ravenna, vijfde-zesde eeuw


Op de zijkant van deze sarcofaag zien we een symbolische voorstelling van Jezus als het Lam Gods dat op de berg staat waaruit de vier Paradijsstromen ontspringen. (Genesis 2:10).

De duiven delen mee in de overwinning van Jezus. Zij pikken aan de bladeren van de lauwerkrans.

Rechter zijkant uiteinde van een sarcofaag, ca. 500,

Basilica Sant'Apollinare in Classe, Ravenna

De pauwen staan symbool voor de onsterfelijke ziel die door de kruisdood van Jezus (gesymboliseerd door de combinatie van het kruis en het Chi-Rho symbool) voor eeuwigheid in het Paradijs (gesymboliseerd door de vier paradijsstromen) kunnen verblijven. De symboliek getuigt dus van de redding die is verkregen door de kruisdood van Jezus.

De vier paradijsstromen werden door Isidorus van Sevilla (560-636) omschreven als ‘de eeuwige stroom van vreugde’. (Glossa Ordinaria Boek I: 71)


De sarcofaag van Domitila, kruis, lauwerkrans, Christusmonogram, duiven en pauwen

Sarcofaag van Domitila met in het midden het Chi-Rho teken, ca. 350,

Museo Pio Cristiano, Musei Vaticani, Rome

Christusmonogram en het kruis, detail van de sarcofaag van Domitila


Het Chi-Rho motief op de sarcofaag van Domitila behoort tot een van de vroegste westerse voorstellingen van het Christusmonogram.

Op de sarcofaag staat het Chi-Rho-symbool bovenop het kruis. Evenals op de sarcofaag van Theodorus wordt Christusmonogram omgeven door een lauwerkrans. Twee duiven/zielenvogels staan op de dwarsbalk van het kruis en pikken aan de bladeren van de overwinningskrans. Duidelijke taal: door de overwinning die Jezus op de dood heeft behaald kan de menselijke ziel zegevieren over de dood.

Vanuit de bomen komen over de gehele lengte van de sarcofaag nog meer vogels aangevlogen. Ook zij willen meedelen in Jezus’ overwinning op de dood.

Sarcofaag Marcus Claudianus, ca. 350,

Museo Nazionale Romano, Palazzo Massimo alle Terme, Rome


Deze vroegchristelijke sarcofaag heeft op de bak en op de linkerzijde van de deksel alleen maar christelijke thema’s. Daarmee is duidelijk dat de opdrachtgever een Christen was. We zien op de deksel, rechts van het portret van Marcus Claudianus het bekende thema van de druivenoogst.

detail sarcofaag van Marcus Claudianus, de druivenoogst

Zijkant van de purperen porfier sarcofaag van Constanza,

ca. 354, Vaticaanse Musea.


Oorspronkelijk stond de sarcofaag onder de koepel van het mausoleum van Constanza, de huidige kerk Santa Constanza in Rome.

Ook de sarcofaag van Constanza (318-354) toont aan dat van oorsprong niet-christelijke motieven blijkbaar makkelijk in de christelijke periode konden worden overgenomen. Zij was de dochter van keizer Constantijn de Grote (keizer 306-337) die met het Edict van Milaan (331) de Christelijke godsdienst in zijn rijk had toegestaan. Constanza was een echte gelovige christen. De zijkant van haar sarcofaag laat zien dat het treden van wijn op een manier wordt getoond die wij al zagen op Egyptische muurschilderingen en op Romeinse sarcofagen.

Koepelmozaïek, midden vierde eeuw in het centrale deel van La Chiesa di Santa Constanza, voorheen het Mausoleo di Santa Costanza


De koepel en het centrale deel van haar mausoleum was volledig gedecoreerd met voorstellingen die te maken hebben met de druivenoogst en het treden van de druiven. Tussen de druivenbladeren krioelt het van de duiven die zich tegoed doen aan het bloed van Jezus!

In het midden van het mozaïek treffen we een portret aan van Constanza te midden van de wijnraken en vogels die daaraan pikken. De strekking is moeilijk mis te verstaan: door het lijden en de kruisdood van Jezus kan de ziel van de mens verlost worden. Dit moest ook Constanza hoop geven op de overwinning op de dood.

In de hoeken van het mozaïek zien we verrukkelijke genretaferelen. Op dit detail worden de druiven op een door ossen getrokken kar naar de plaats gebracht waar ze geperst worden. Achter die kar loopt nog een plukker met zijn volle mand.

Op het grote mozaïek in de Santa Constanza zien we twee perskuipen. Het geperste druivensap stroomt in de drie vaten die voor de perskuip staan. Iets soortgelijks zagen we ook al op muurschilderingen in Egypte. De voorstellingen lijken ook wel heel erg op voorstellingen die wij op sarcofagen zagen.

Het kan geen toeval zijn dat we dit soort voorstellingen tegenkwamen op plaatsen waar de lichamen van overledenen werden bijgezet: in de Egyptische grafkamers, op Romeinse sarcofagen en nu dus als mozaïek in een christelijk mausoleum!

detail moazaïek in het Mausoleum van Constanza, midden vierde eeuw

oud-Egyptische muurschildering uit het graf van Ipuy,

19de dynastie,1279 - 1213 v.Chr.

detail van de sarcofaag in de Getty Villa

Detail zijkant van de sarcofaag van Constanza


De verschillen in de vier hierboven opgenomen afbeeldingen zijn natuurlijk groot, toch zijn de overeenkomsten opvallend.


De Drie-herders-sarcofaag, ca. 300, 380-400, Marmer, Museo Pio Cristiano, Muesei Vaticani, Rome

detail: Drie-herders-sarcofaag


In de christelijke grafkunst worden scènes gebruikt om uitdrukking te geven aan de hoop op een verblijf in de nabijheid van God. De de voorstelling van de Goede Herder is in dat verband een veel voorkomend motief.

Achter de drie herders met schapen over de schouders is de druivenoogst in volle gang. Rechts onderaan op het detail van de Drie-herders-sarcofaag worden de druiven geperst.

linker zijkant van de Drie-herders-sarcofaag


Ook op de zijkant van de Drie-herders-sarcofaag zien we het inmiddels bekende beeld van de druivenoogst en een kar waarop de propvolle manden met druiven naar de perskuip worden gebracht.


Soortgelijke voorstellingen als op de voorzijde en op de zijkant van de Drie-herders-sarcofaag zagen we al op sarcofagen uit de voorchristelijk en vroegchristelijke periode. Het is veelzeggend dat het bij deze sarcofaag niet is vast te stellen of deze bestemd was voor een christen of een niet. De voorstellingen zijn soortgelijk en de context waarin de sarcofaag werd aangetroffen is blijkbaar niet te achterhalen. Wanneer we bijvoorbeeld een Chi-Rho teken op de sarcofaag zouden aantreffen zou meteen duidelijk zijn binnen welke religieuze groepering we de sarcofaag zouden moeten plaatsen. Maar voor de betekenis maakt het niet zo gek veel uit!


De voorstelling van een herder met een schaap over de schouders is in oorsprong afkomstig uit de voorchristelijke bucolische literatuur zoals de Ecologen van de romeinse dichter Vergilius (70-19 v.Chr.).

De afbeelding op de sarcofaag zal zijn geïnspireerd op pastorale voorstellingen, mozaïeken en muurschilderingen die op grote schaal zijn aangetroffen in buitenhuizen van rijke Romeinen, in hun villa’s buiten de stad. De voorstellingen verwijzen naar de pastorale idylle van het rustige en vredige herdersleven op het platteland, buiten de drukte van de stad en het dagelijks gedoe. Een belangrijk aspect in de pastorale literatuur is dat de verhalen zich afspelen in een moreel zuivere wereld; een wereld die vrij is van onenigheid, leugen en bedrog. Het werd een beeld van het volmaakte leven in het hiernamaals in de nabijheid van God of van de goden.

Muurschildering met een bucolische voorstelling van een herder

met zijn kudde, 200-’20

De voorstelling werd in 1919 aangetroffen in het Aurelii Hypogeum, een grafcomplex in Viale Manzoni, Rome.

Fragmentarisch bewaard beeld van Hermes met een ram op zijn schouders, marmeren kopie uit de eerste eeuw v.Chr. naar een Grieks origineel,

vijfde eeuw v.Chr, Museo Barracco, Rome


De voorstelling van het ideale landleven en dat van een herder met een schaap over de schouders was dus al bekend in de voorchristelijke tijd! Het lijkt er echter op dat het beeld van de Goede herder door uitspraken van Jezus enorm werd gepopulariseerd. Jezus vergelijkt zich geregeld met de goede herder, die zijn leven geeft voor zijn kudde: “Ik ben de goede herder. De goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen.” (Johannes 10: II) en “Wanneer iemand van u honderd schapen heeft en één ervan is verdwaald, zal hij dan niet die negenennegentig andere in de woestijn achter laten en naar dat ene schaap op zoek gaan, net zolang tot hij het vindt? En als hij het vindt, neemt hij het verheugd op zijn schouders.” (Lukas 15: 1-5)

Het beeld van Jezus als de goede herder die zich ontfermt over zijn schapen is al in op de muurschilderingen en grafplaten, die op grote schaal zijn aangetroffen in de catacomben, een voorafbeelding van God als Goede Herder die zich in het hiernamaals ontfermt over zijn kudde.

Jezus als Goede Herder, plafondschildering, ca. 280 n.Chr.

Catacomben van Priscilla, Rome


De Goede Herder laat zijn schapen tot zich komen en de bucolische en/of zielenvogels - het maakt in de betekenis van de symboliek in feite niet uit! - zijn er ook bij.

Jezus als Goede Herder, detail plafondschildering, ca. 350,

Catacomben van Marcellinus en Petrus, Rome

Ook op grafplaten die in catacomben werden aangetroffen wordt de hoop uitgesproken dat de overledene bij God zal zijn.

De tekst op de grafplaat uit een catacombe: ‘Geronti moge je leven in God’, spreekt de hoop uit dat de overledene bij God zal zijn. Links zien we de Goede Herder met een schaap dat zich aan zijn voeten heeft gelegd. De bomen verwijzen wellicht naar het bucolische karakter van de voorstelling.

Ook op deze grafplaat spreekt de moeder in beeld uit dat haar kind bij de Goede herder zal zijn: ‘Castus, acht maanden oud, Antonia Sperantia maakte dit (graf) voor haar zoon.’

Eucharistische kelk met Jezus, druiven en wijnstokken

vijfde – zesde eeuw, Byzantijns, afkomstig uit Syrië


Op de kelk zetelt God te midden van de wijnranken met volle druiventrossen. We zien ook twee vogels die pikken aan de wijnranken. Zeker in verband met de eucharistische context van de kelk is de voorstelling niet makkelijk mis te verstaan. De druivenrank verwijst naar de eucharistie en daarmee naar de offerdood van Jezus. Nadat Jezus tijdens het Laatste Avondmaal het brood onder zijn leerlingen had uitgedeeld en de wijn had laten rondgaan zei hij: “En ik zeg u: vanaf nu zal ik deze vrucht van de wijnstok niet meer drinken tot op de dag waarop ik ze, verenigd met u, zal drinken in het rijk van mijn Vader.” (Mattheus 26:29) Wanneer Jezus met zijn leerlingen in het rijk van zijn vader is verenigd, zal men tot in de eeuwigheid die euforie smaken van het drinken van wijn.


Daar drinken we dan maar weer op!


Gebruikte literatuur

- “Neemt en eet”, Avondmaal en eucharistie in kunst- en kerkhistorisch perspectief, redactie Irene Faber e.a., Zoetermeer, 1994

- Pinius De Wereld, Naturalis historia, vertaald door Joost van Gelder e.a. Amsterdam, 2004

- Paul Zanker en Björn Ewald, Mit Mythen leben; Die Bilderwelt der römischen Sarkophage, München 2004

- A. Ossewaarde, Beelden van hoop en verwachting, proefschrift, Universiteit Tilburg, verdediging 12 december 2012


p.s. Volgende week zie ik geen kans om een stukje te schrijven!





190 weergaven
bottom of page