top of page
  • Foto van schrijverPaul Bröker

'Manifesten’ van het Expressionisme: over enkele citaten van Vincent van Gogh en Edvard Munch

Vandaag speciaal voor jou Willemien


Direct na het lezen van de column van Merel van Vroonhoven in de Volkskrant van afgelopen zaterdag (3 april 2021) nam ik mij voor een stukje te schrijven over het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch. Ter afsluiting van die column schreef

juf Merel: “De stilte keert terug in het park. Stilte die samen met een aandachtig luisterend oor wel eens een antwoord zou kunnen zijn op de schreeuw van zovelen om gehoord te worden.” Ik moest direct aan dat schilderij van Munch denken. Om dat schilderij in een wat ruimer kunsthistorisch perspectief te plaatsten besloot ik om te beginnen met een enkel schilderij van Vincent van Gogh.


Aan het eind van de 19de eeuw gaan kunstenaars als Vincent van Gogh (1853-1890) en Edvard Munch (1863-1944) steeds meer kleuren en vormen gebruiken die niet gebaseerd zijn op de zichtbare werkelijkheid. Door de opkomst van de fotografie wordt de schilderkunst steeds minder realistisch. Daar komt nog bij dat door toedoen van Sigmund Freud (1857-1939) en zijn ontwikkeling van de psychoanalyse en diens belangstelling voor het onbewuste, ook kunstenaars geïnteresseerd raakten in het innerlijke leven. Zij wensten de gevoelswereld van mensen tot uitdrukking te brengen. Om dat te verwezenlijken schiet de zichtbare werkelijkheid tekort. Kunstenaars gaan daarom kleuren en vormen gebruiken die passen bij een gemoedstoestand of horen bij dingen die wij voelen. Wat hun betreft gaat het niet meer alleen om dingen die wij kunnen zien.


Vincent van Gogh

Het is een bekend gegeven dat de grondslag voor de belangrijkste kunststroming in de kunst van de 20ste eeuw – het Expressionisme – is gelegd in de 19de eeuw: Vincent van Gogh gebruikte kleuren om uitdrukking te geven aan wat hij voelde. Ik meen dat een enkel citaat uit brieven van Van Gogh volstaat om te begrijpen hoe belangrijk kleuren voor hem zijn. We zullen zien dat hij er heel bewust voor heeft gekozen om met kleuren een bepaalde stemming op te roepen. Het zal duidelijk worden dat hij aan kleuren ook een waarde toekent die veel verder gaat dan alleen maar het oproepen van een sfeertje. Dat begint al met het belangrijkste schilderij waarmee zijn eerste periode afsluit: De Aardappeleters. Vrijwel direct daarna vertrekt hij via Antwerpen naar Parijs.

Vincent van Gogh, De Aardappeleters, olieverf op doek: 82 x 114 cm

Nuenen 1885, Rijksmuseum Vincent van Gogh, Amsterdam


De Aardappeleters

Vincent: “Ik heb namelijk terdege erop willen werken, dat men de gedachte krijgt dat die lieden, die bij hun lampjes hun aardappels eten met die handen die zij in de schotels steken, zelf de aarde hebben omgespit en het spreekt dus van handarbeid en van dat zij hun eten zo eerlijk verdiend hebben. Ik heb gewild dat het doet denken aan een heel andere manier van leven dan die van beschaafde mensen. Ik zou dan ook volstrekt niet begeren dat iedereen het zo maar mooi of goed vindt. … De koppen die aanvankelijk te licht hadden uitgepakt, schilder ik zonder genade over in zowat de kleuren van een goed stoffige aardappel, ongeschild natuurlijk, zodat zij lijken op de aarde die zij bewerken.”


Vooral uit de laatste zin wordt duidelijk dat de werkelijkheid van het harde boerenleven weliswaar het uitgangspunt is, maar dat de schilder daarmee niet tevreden is; dat is niet het eindresultaat dat hij wenste te bereiken. De kleuren moesten donkerder worden. Met die donkerdere kleuren wil hij bereiken dat de toeschouwer bij de donker gemaakte koppen denkt aan de kleur van een ‘goed stoffige aardappel’. Het schilderij moet weliswaar de werkelijkheid van het moeizame boerenleven in beeld brengen, maar de aardkleuren waarmee hij de boerenfamilie in beeld brengt gaan voorbij aan die zichtbare werkelijkheid. Het gebruik van niet realistische kleuren stelde de kunstenaar in staat het armoedige plattelandsleven rondom Nuenen aan het einde van de 19de eeuw nog beter op te roepen dan mogelijk was met een realistische voorstelling van die vijf personen rondom die dampende schotel met aardappelen.


Het Nachtcafé

Vincent: “In mijn schilderij van het café bij avond heb ik proberen uit te drukken dat het café een plek is waar men zich kan ruïneren, gek worden en misdaden begaan. Verder heb ik getracht de duistere machten van een kroeg uit te drukken door de contrasten van teer roze en bloed- of wijnrood van zacht Louis XV-groen en Veronese groen, kleuren die contrasteren met geelgroenen en harde blauwgroenen en dat alles in een sfeer van een helse vuurgloed, van bleek zwavelgeel, om als het ware de duistere machten van een gemene kroeg uit te drukken. En desondanks met de schijn van Japanse vrolijkheid.”

Vincent van Gogh, Het Nachtcafé, Arles 1888, olieverf op doek: 70 x 89 cm

Yale University Art Gallery, New Haven, Connecticut, America


Vincent kende natuurlijk die ogenschijnlijke vrolijkheid van de kroeg en de gevolgen van alcohol maar al te goed. In een andere brief schrijft hij over ditzelfde schilderij: ‘’In dit doek zitten zes of zeven verschillende soorten rood, van bloedrood tot zachtroze, tegengesteld aan evenzovele soorten vaal- of donkergroen. Drie nachten ben ik opgebleven om het te schilderen, en overdag sliep ik. Het is vooral een gevecht van een tegen elkaar stellen van de meest uiteenlopende soorten groen en rood. Ik heb getracht om met rood en groen de verschrikkelijkste menselijke hartstochten uit te drukken.”

Uit de citaten blijkt dat de schilder heel goed heeft nagedacht over het kleurgebruik en het effect die deze kleuren op elkaar hebben. Hij maakt ook duidelijk wat hij met die kleuren wilde oproepen. Met de kleuren die worden gebruikt wil de schilder blijkbaar doordringen tot de ‘verschrikkelijkste menselijke hartstochten’ en deze met kleuren zichtbaar maken.


Zelfportret met palet

Vincent van Gogh, Zelfportret met palet, 1889 St. Rémy, olieverf op doek, 58 x 44,5 cm National Gallery of Art, Washington

Vincent: “Ik overdrijf het blond van het haar. Ik neem oranje, chromaat en citroengeel en achter de kop schilder ik, in plaats van de banale wand van mijn kamer de oneindigheid. Ik maak gewoon een achtergrond van het rijkste blauw, zo fel als ik het maar van het palet kan krijgen. Nu komt de blonde, verlichte kop tegen de rijkblauwe achtergrond mysterieus uit, als een ster in het azuur van de lucht. Helaas zal het publiek, o dierbare vriend, in deze karikatuur niets anders dan overdrijving zien, maar wat kan ons dat schelen?”


De kern van het Expressionisme

Het is duidelijk dat Vincent er niet in is geïnteresseerd om zijn eigen gelaat zo waarheidsgetrouw mogelijk in beeld te brengen. Hij overdrijft het uiterlijk van de dingen en gebruikt zelfs het woord karikatuur. Hij heeft bewust de werkelijkheid geweld aangedaan en bewust bepaalde dingen overdreven. Bij een karikatuur kunnen ook opzettelijk dingen worden veranderd, weggelaten en kleiner of groter worden gemaakt. Door bepaalde zichtbare dingen te overdrijven en te vervormen kan een kunstenaar iets van het gevoel weergeven van het innerlijk van de afgebeelde persoon. Ook de omgeving kan worden veranderd. De omgeving of een gebeurtenis kan namelijk ook bepalend zijn voor de gemoedstoestand waarin een voorgestelde persoon zich bevindt. Een niet realistisch geschilderde omgeving kan er ook aan bijdragen het gevoel van een persoon op het schilderij nog beter invoelbaar te maken. Ik heb de indruk dat dát de kern is van het Expressionisme. Kunstenaars proberen om (vaak eigen) gevoelens en ervaringen tot uitdrukking te brengen door een vervorming van de werkelijkheid. De kunstenaar overdrijft en verandert wanneer dit nodig is om de voorstelling een weergave te kunnen laten zijn van datgene wat de mens in zijn diepste wezen voelt, meemaakt en doorstaat.

Het gaat dan ook nog eens om veelal onprettige zaken: traumatische en psychische stoornissen, gevoelens van onbehagen, spanningen, innerlijke conflicten, wanhoop, ongemak, angsten, driften, verdriet, pijn, eenzaamheid en hulpeloosheid. Niet de zichtbare, maar de innerlijke werkelijkheid werd het onderwerp van de expressionistische kunst.


Edvard Munch

De Schreeuw

Na het lezen van die column van Merel van Vroonhoven nam ik mij dus voor een stukje te schrijven over het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch.

Edvard Munch, De Schreeuw, olieverf op doek: 91 × 73,5 cm, 1893

Nasjonalgalleriet, Oslo


Onder de eerste kunstenaars die zijn doorgegaan op de weg die door Van Gogh was ingezet behoorde de Noorse schilder Edvard Munch (1863-1944). Hij maakte vier olieverfschilderijen van De Schreeuw. Daarnaast ook nog een flink aantal litho’s en tekeningen. In dit artikel ga ik uit van de versie die zich bevindt in de Nasjonalgalleriet in Oslo.

"Op een brug die zich in de diepte boort staat op de voorgrond een schrale gestalte met een gezicht dat de contouren heeft van een doodshoofd." Gombrich beschrijft het schilderij schitterend: “Het schilderij moet uitdrukken hoe een plotselinge opwinding alle indrukken van de zintuigen verandert. Alle lijnen schijnen uit de hand te lopen op het brandpunt van de voorstelling: het schreeuwende hoofd. Het lijkt alsof de hele omgeving deel had aan de doodsangst en hartstocht van dat schreeuwen. Het gezicht van de schreeuwende figuur is als een karikatuur verwrongen. De starende ogen en holle kaken doen ons aan een doodshoofd denken. Er moet iets verschrikkelijks zijn gebeurd en de voorstelling werkt nog onrustbarender, omdat wij nimmer zullen weten wat die schreeuw betekent.” Wij kennen allemaal angsten en kunnen in feite zelf invullen wat de angst van de persoon op het schilderij bepaalt. We kunnen ons met de gestalte identificeren.

Iemand anders schreef: “Het doek is een beeld van de angst, de huiveringwekkende radeloze angst van een nachtmerrie. Het ritme van de lange golvende lijnen en kleuren schijnt de echo van de gil naar iedere hoek van het schilderij te dragen, zodat aarde en lucht en de hele kosmos deel hebben aan deze angstkreet.” (Ik heb dit citaat ooit opgeschreven, maar verzuimd erbij te vermelden waar ik het vandaan heb.) Volgens een dagboekaantekening uit 1892 gaf Munch met dit schilderij uitdrukking aan een eigen angstervaring: “Ik liep met twee vrienden langs de weg – toen ging de zon onder – de hemel werd plotseling bloedrood – ik bleef staan, leunde doodmoe op het hekwerk – boven het blauwzwarte fjord en de stad lagen bloed en tongen van vuur – mijn vrienden liepen door en ik stond nog steeds te trillen van angst – en ik voelde, dat er een grote, oneindige schreeuw de natuur uiteen reet.”

De zogenaamde Chachapoya-

mummie uit Peru

Musée de l’Homme, Parijs


Frappant is de overeenkomst in uitdrukking van de schreeuwende figuur op het schilderij van Munch en die van de mummie: angst en dood, wellicht angst voor de dood. Ook de houding van de armen en de handen rondom het hoofd komen sterk overeen.

De mummie is echt, het schilderij van Munch is een van de fraaiste voorbeelden van expressionisme. Voor de duidelijkheid: de mummie werd pas in 1995 ontdekt bij opgravingen bij de uitgedoofde Vulkaan Ampato vlakbij Arequipa in Peru. Munch kan de ca. 500 jaar oude mummie dus nooit gezien hebben! Dat betekent dat de doodsangst op het schilderij universeel is.


Veel kunstenaars hebben eigen variaties gemaakt op De Schreeuw. We komen de voorstelling ook tegen op posters, buttons, sleutelhangers en allerlei andere prullaria. Het schilderij is dus bij veel mensen wel bekend, maar er zijn er maar weinig die de naam van de kunstenaar direct weten te noemen, laat staan dat men nog een ander schilderij van Munch kent. Daarom wil ik in dit stukje ook nog drie andere schilderijen van de schilder behandelen.


Dood in de ziekenkamer

Al in zijn kindertijd en vroege jeugd werd Munch geconfronteerd met ziekte en dood. Toen hij vijf jaar was overleed zijn moeder. Het ziekbed en de dood van zijn zusje Sophie heeft heel bewust meegemaakt. Zij stierf op vijftienjarige leeftijd toen Edvard veertien jaar was. Net als haar moeder stierf Sophie aan tuberculose. Toen hij in Parijs was overleed zijn vader. Later realiseerde Munch zich dat hij door deze gebeurtenissen als mens en als kunstenaar is gevormd en zelfs werd geleid: “Zonder angst en ziekte zou mijn leven als een boot zonder roer zijn.” Hij zou die traumatische gebeurtenissen steeds weer opnieuw verwerken in schilderijen en litho’s. Zijn hele leven bleven dit trieste uitdrukkingen van herinneringen uit zijn kinderjaren. In de literatuur komt hij naar voren als neurotisch, depressief en drankzuchtig. Hij zou een onevenwichtige, eenzame en verlegen persoon zijn geweest die een moeizame relatie met vrouwen onderhield. Hij had een obsessieve angst voor ziekte ontwikkeld en een pathologische angst voor de dood. Zelfs toen hij al op leeftijd was gekomen weigerde hij zieken en oude mensen te bezoeken. Hij ging niet naar begrafenissen.

Munch, Dood in de ziekenkamer, olieverf op doek: 150 x 167,5 cm

1895, Nasjonalgalleriet, Oslo


Het bed is een beetje rommelig opengeslagen. De dode in de rieten stoel is bijna volledig aan het oog onttrokken. De overledene is niet het onderwerp van het schilderij. De schilder concentreerde zich op de nabestaanden: zij hebben geen enkel contact met elkaar. Door het ontbreken van oogcontact of een ondersteunende omhelzing voelen wij een beklemmende eenzaamheid en stilte in de kamer. De aanwezigen gaan volledig op in hun eigen verdriet. De vrouw op de voorgrond kijkt met haar betraande ogen volkomen wezenloos voor zich uit. Ondanks haar niet echt kijkende blik voelen wij ons als toeschouwer door haar aangekeken en daardoor direct betrokken bij de gebeurtenis in de ziekenkamer.



De dode Moeder en het kind

Edvard Munch, De dode Moeder en het kind, olieverf op doek: 104,5 x 179,5 cm 1897/1899, Munch Museet, Oslo


Het schilderij toont een schokkende gebeurtenis uit het leven van een zesjarig meisje: de dood van haar moeder. Moeder stierf toen Edvard vijf jaar was. Sophie was iets meer dan een jaar ouder. Beiden waren oud genoeg om herinneringen aan deze gebeurtenis hun hele leven met zich mee te dragen. Ruim dertig jaar na haar dood heeft die indrukwekkende gebeurtenis de kunstenaar nog steeds niet losgelaten: hij maakt er dit fascinerende schilderij van.

De familieleden bevinden zich achter het bed. Ook hier zijn zij weer volledig begaan met hun eigen verdriet. Geen van allen hebben aandacht voor het kleine meisje. De relatief grote leegte op de voorgrond van het schilderij voedt onze gevoelens van onbehagen en de eenzaamheid van het kind nog meer. Haar broer Edvard concentreert zich wél op zijn zusje. Op zijn schilderij is het de kleine Sophie die alle aandacht opeist. Het zesjarige meisje heeft zich van het bed afgekeerd. Wij voelen meteen dat het kind het niet kan aanzien. Ze heeft haar handen naar het gezicht gebracht en kijkt ons met haar in paniek wijd opengesperde ogen rechtstreeks aan. Natuurlijk kan zij het niet geloven en evenmin begrijpen wat er is gebeurd. Onze directe confrontatie met haar is op z’n minst even confronterend als het gelaat van de schreeuwende man op de brug. Misschien keek zij haar broertje wel zo aan en schilderde Munch het tafereel vanuit zijn eigen herinnering, misschien heeft hij die paniek in de ogen van zijn zus werkelijk gezien. Al ben je nog zo jong: zo’n angstige blik blijft op het netvlies gebrand! Munch: "Ziekte, gekte en de dood waren de zwarte engelen die over mijn wieg waakten" en "Ik schilderde vanuit mijn geheugen, zonder iets toe te voegen, zonder de details die ik allang was vergeten. Dat is de reden voor de simpliciteit van mijn schilderijen, en van hun leegte. Het zijn de impressies uit mijn kindertijd, de kleuren van een lang vergeten dag."


Puberteit

Puberteit is niet een veel voorkomend thema in de kunst. Terwijl ik dit schrijf komt er zelfs geen enkel ander kunstwerk met dit onderwerp bij mij op. Edvard Munch schetst hier een universeel beeld van labiliteit, breekbaarheid en de onzekerheid die veel kinderen op die leeftijd overkomt.

Het jonge meisje op de rand van haar bed straalt weinig vrolijkheid uit en ook geen enkel zelfververtrouwen. Zij voelt zich duidelijk niet op haar gemak. Heel haar lichaam en haar houding roepen fysieke en geestelijke kwetsbaarheid op. Ongetwijfeld heeft zij de eerste tekenen van ontluikende volwassenheid aan haar lichaam opgemerkt. Zij weet niet wat zij ermee aan moet. Wij voelen haar geworstel met haar veel te magere lichaam, haar slungelige en lange ledematen, haar naaktheid. Met haar te lange armen bedekt zij haar schoot, wat kan zij anders! Alleen oudere mensen, die allang geen puber meer zijn, maar zich die periode nog maar al te goed herinneren kunnen een dergelijk beeld van kwetsbaarheid aanvoelen: al dat geworstel waar je je geen raad mee weet, al die onzekerheid ...

Edvard Munch, Puberteit, olieverf op doek, 151,5 x 110 cm

1894, Nasjonalgalleriet, Oslo


Het licht valt van links op haar rechterzijde. Rechts van haar heeft zich een schaduw gevormd die in feite veel te donker is. Die grote donkere schaduw biedt de kunstenaar de mogelijkheid om een gevoel van angst en dreiging op te roepen. Natuurlijk wordt het arme kind bedreigd. Het is zo’n dreigende ‘zwarte engel’ uit de jeugd die je met je meedraagt. Munch schrijft in 1890: “Als ik in het maanlicht ga wandelen tussen de oude, met mos begroeide sculpturen, die ik nu elk afzonderlijk ken, schrik ik van mijn eigen schaduw. Als ik de lamp aangedaan heb, zie ik plotseling mijn enorme schaduw over de halve muur tot aan het plafond. En in de grote spiegel boven de kachel zie ik mijzelf: mijn eigen spookgezicht. En ik leef met de doden: mijn moeder, mijn zuster, mijn grootvader en mijn vader, het meest met hem. Alle herinneringen, de kleinste dingen stijgen op …” Op het schilderij geeft de schaduw uitdrukking aan de dreigingen die het jonge meisje ondervindt.


Literatuur

- Gombrich, E.H, Eeuwige Schoonheid, Houten, 1992

- Bischoff, Ulrich, Edvard Munch1863-1944, Groningen, 1988

- Leinz, Gottlieb, Moderne kunst, zien en begrijpen, Weert, 1987

- Courthion, Pierre, Geschiedenis van de Schilderkunst: De schilderkunst van het Expressionisme, Utrecht 1967

380 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page