top of page
  • Foto van schrijverPaul Bröker

Mooiste fresco’s uit Pompeï: over de lente, de liefde, de schoonheid en een zoenoffer voor een godin


De lente en Flora

De Lente / Flora, fresco: 38 x 32 cm, ca. 15-45 n.Chr.

Museo Archeologico Nazionale, Napels


Het fresco wordt beschouwd als een van de onbetwiste meesterwerken en een van de meest geliefde fresco’s die tevoorschijn kwamen tijdens de opgravingen (vanaf de 18de eeuw) in Pompeï, Herculaneum en de andere plaatsen die onder de uitgestoten as en lava als gevolg van de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n.Chr. werden bedolven.

Pompeï (in die tijd ongeveer 20.000 inwoners) was vooral een buitenplaats voor welgestelde inwoners van Napels die daar een tweede huis hadden. Het fresco werd gevonden in de cibiculum (slaapkamer) van de Villa van Ariadne in Stabiae, een Romeinse plaats aan de baai van Napels, ongeveer 4,5 km ten zuidwesten van Pompeï.

Het fresco is schitterend in haar eenvoud. Tegen een egale grasgroene achtergrond loopt een jonge vrouw. Op blote voeten beweegt zij zich met lichte pas voort. De beweging is vooral te zien in de houding van haar linker onderbeen. Daar is haar lichte gewaad enigszins doorschijnend. Zij tilt haar voet op en door het dunne kleed zien we dat zij de linkerknie heeft gebogen. Bijna achteloos draait zij haar hoofd en rechterschouder een beetje opzij om een takje met twee witte bloemen van een smalle struik te plukken. Het volgende moment zal zij het takje met bloemen voegen bij de veldbloemen die zij al heeft verzameld in de mand die zij met de linkerhand tegen haar borst houdt. Op het hoofd draagt zij een diadeem en in de knot van het haar zijn bloemen gevlochten. Om de rechterpols heeft zij een armband.

Wat een eenvoud dus en tegelijkertijd wat een schoonheid en gratie: het precieuze gebaar waarmee zij de tak van die struik plukt; de bevallige en bijna gewichtloze gestalte; zij loopt niet, maar schrijdt en door haar lichte gang en de beweging van haar kleed lijkt zij, op een natuurlijke manier eerder bijna te zweven dan zich op de aarde te bevinden. Dat wij haar ook nog eens van achteren zien geeft haar verschijning iets mysterieus, iets goddelijks. En dat is zij ook! De jonge vrouw die in haar lichtvoetige gang bloemen plukt is de lente; zij is Flora, de godin van de bloemen.


Cultus rondom Flora

Van 28 april tot en met 3 mei was het groot feest in Rome. Het was de periode van de Ludi Florales, de feesten en spelen ter ere van Flora, de Romeinse godin van de bloemen. De stad werd opgesierd met bloemen, en mensen droegen bloemenkransen in hun haar en zwaaiden met bloesemtakken. Tijdens de feesten was er altijd een jonge vrouw die centraal stond; zij stelde Flora voor. Tegenwoordig zouden wij zeggen: de koningin van een bloemencorso. Deze personificatie van Flora stond symbool voor de jeugd en droeg tijdens de vruchtbaarheidsfeesten bossen vol bloesemtakken. De bloesem is een teken bij uitstek voor vruchtbaarheid, ontluikende levenskracht en voor een veelbelovende lente.

Ludi Florales / Triomf van Flora, Giovanni Battista Tiepolo, 1743-1744, olieverf op paneel: 72 × 69 cm, M. H. de Young Memorial Museum, San Francisco

De cultus rondom Flora had in Rome grootse vormen aangenomen toen op de Aventijnse heuvel in ca. 238 v.Chr. een tempel werd gebouwd ter ere van de godin. De aanleiding vormde een langdurige periode van droogte die Rome en een ruim gebied rondom de stad teisterde. De oogsten waren slecht en er was een groot voedseltekort. De oprichting van de tempel was opgedragen in de Sibillijnse boeken (Latijn: Sibyllini Libri). Dit is een verzameling orakeluitspraken die werd geraadpleegd in tijden dat Rome in een ernstige crisis verkeerde. Om de noodsituatie een halt toe te roepen werd bevolen om de godin van de ontluikende natuur en alle gewassen met een eigen tempel en een eigen cultus te eren.

Na verloop van tijd kreeg Flora een werkterrein toebedeeld dat we kennen van oudere goden en nimfen. Te denken valt aan de oude Griekse godin Persephone, de godin van de vegetatie. Haar verblijf in het dodenrijk bij haar man Hades werd halfjaarlijks afgewisseld met een verblijf op aarde. Wanneer zij in het dodenrijk verblijft sterven alle gewassen op aarde en groeide er niets meer: herfst en winter. Wanneer zij terugkeerde op aarde kwam de natuur weer tot leven: lente en zomer. De jaarlijkse cyclus van het verblijf van Persephone in de onderwereld en op aarde leidde tot de wisseling van de seizoenen.

Flora werd ook voor een groot deel vereenzelvigd met de nimf Chloris (nimf over de lente en bloemen uit de Griekse mythologie) en Pomona (nimf over de boomvruchten uit de Romeinse mythologie). Als godin van de Lente neemt Flora vooral aspecten over van Chloris. Hoe dat zo is gekomen vernemen we in Fasti. Ovidius (43 v.Chr.- 17/18 n.Chr.) schrijft hierin over de Romeinse kalender. Het werk is een belangrijke historische bron over de oorsprong van Romeinse feesten.

De Romeinse dichter vertelt over Chloris dat zij dol was op de lente. Daarom trok zij geregeld de velden in om gedurende dat jaargetijde te genieten van de bloemenpracht. Tijdens een van haar zwerftochten werd zij opgemerkt door Zephyrus, de god van de Westenwind, de gunstige wind die geassocieerd wordt met de lente. De Windgod was de schoonheid van Chloris opgevallen en overweldigt haar. Zephyrus krijgt spijt van zijn gewelddadige optreden en maakt het helemaal goed door haar in een onsterfelijke godin te veranderen en haar tot vrouw te nemen. Zij wordt Flora, godin van de bloemen. Terwijl zij de gedaanteverandering ondergaat komt er op het schilderij La Primavera (de Lente) van Botticelli een tak met rode bloemen uit haar mond. De metamorfose met de bloemen is kenmerkend voor het begin van het voorjaar: de afgestorven aarde komt weer tot leven en tot bloei.

Omdat Flora zo gek is op bloemen legt Zephyrus een prachtige tuin voor haar aan. De Horen en de drie Gratiën kwamen vaak naar haar tuin om te dansen en bloemen te plukken waarmee zij hun haren tooiden.

La Primavera / De Lente, Sandro Botticelli, tempera op paneel: 203 x 314 cm, ca. 1482 Galleria degli Uffizi, Florence








details La Primavera / De Lente, Sandro Botticelli

Links: Chloris is in de godin Flora veranderd. Zij is gekleed in een weelderig gewaad met bloemen.

Rechts: Zephyrus blaast Chloris toe en er komt een tak met bloemen uit haar mond.

Onder:

Flora ontwikkelde zich dus van nimf die vooral werd vereerd met betrekking tot bloemen en bloesem tot een godin die waakt over vruchtbaarheid, het ontluiken van de natuur en alles wat groeit en bloeit: bloemen, vruchtbomen, planten en gewassen, de tuinen en de velden.

Om de godin gunstig te stemmen werden er gedurende de Ludi Florales bloemenoffers gebracht. Wanneer Flora hierover tevreden is zal zij alles op aarde overvloedig laten groeien zodat de oogst goed zal zijn en de mensen rijkelijk bedeeld worden met al het goede van de aarde. Er zal geen tekort zijn. Om haar gunstige invloed op de natuur te verbeelden wordt Flora vaak voorgesteld met een hoorn van overvloed. Deze hoorn stroomt over met bloemen, vruchten en landbouwproducten.

De Ludi Florales is van oorsprong een vruchtbaarheidsfeest. Dit soort feesten treffen we al vroeg in de geschiedenis van de mensheid aan. De vruchtbaarheid van Moeder Aarde stond daarbij centraal. Niet gek dat tijdens de Ludi Florales ook de liefde tussen man en vrouw veel aandacht kreeg. Dat liep blijkbaar af en toe zo uit de hand dat er geregeld een verbod kwam op het al te uitbundig vieren van de Ludi Florales. Veel Meifeesten, zoals het oprichten van en het dansen rondom de Meiboom zijn daar nog late overblijfselen van.

Rembrandt, Saskia als de Romeinse godin Flora

olieverf op doek 125 x 101 cm,1634, Hermitage Sint Petersburg

Het haar van Saskia gaat bijna volledig schuil onder een uitbundige bloemenpracht. Ook de staf in haar hand is overvloedig gesierd met bloemen.

Rembrandt en Saskia van Uylenburgh (1612-1642) trouwden in 1634. In dat jaar schilderde Rembrandt zijn vrouw als Flora, de godin van de bloemen en ook de vruchtbaarheid. In veel artikelen word erover gespeculeerd dat Rembrandt daarmee zou hebben willen verwijzen naar de hoop van het echtpaar op een huwelijk met veel kinderen. Hun eerste kind werd geboren in 1635. Saskia zou op het schilderij dus best zwanger kunnen zijn. Opvallend is dat Rembrandt na Saskia’s dood zijn nieuwe geliefde Hendrickje Stoffels ook schilderde als Flora.


De liefde en Sappho


Naar de overlevering hebben wij met het fresco te maken met een portret van de vrouwelijke Griekse dichter Sappho (ca. 625- ca. 570). Zij leefde ruim zeshonderd jaar voordat het fresco uit Pompeï werd vervaardigd.

Sappho, fresco 37 x 38 cm, 1ste eeuw n.Chr., ca. 55-79

Museo Archeologico Nazionale, Napels

Het portret

De vrouw op het fresco is ongetwijfeld van goede komaf. Hierop wijzen haar modieuze kleding en sjaal, de fraai aangebrachte make-up en het verzorgde kapsel, het haarnet met gouddraad dat zij op haar hoofd draagt en ook de zware gouden oorbellen.

In de klassieke oudheid moeten de gedichten van Sappho buitengewoon populair zijn geweest. Zo noemde de Griekse filosoof Plato (ca. 427-347 v.Chr.) haar de 10de Muze. Vanwege haar populariteit kwam het voor dat vrouwen zich met haar vereenzelvigden door zich als deze dichteres te laten portretteren. Men kon hiermee verwijzen naar de eigen literaire belangstelling en/of de eigen beoefening van de dichtkunst. Sappho moet voor vrouwen een inspirerend voorbeeld zijn geweest. We noemen een portret waarbij iemand zich laat voorstellen als een mythologische, Bijbelse, legendarische, historische of literaire persoon een portrait historié. Het moet wel in deze traditie zijn geweest dat de onbekende vrouw op het fresco uit Pompeï zich als Sappho heeft laten afbeelden. Rembrandt’s Sakia als Flora behoort tot hetzelfde portretgenre.


Het lijkt onwaarschijnlijk dat er een gedetailleerd portret uit de tijd dat Sappho leefde bewaard is gebleven. Trouwens, er werden in de tijd van Sappho helemaal geen portretten met echt persoonlijke gelaatstrekken gemaakt! Het zit dus net even anders. We zullen zien dat het portret van de vrouw uit de eerste eeuw na Christus in ieder geval wel aantoont dat de populariteit van Sappho nog eeuwen na haar dood levendig was.

Sappho

De Griekse dichteres Sappho leefde ruim zesentwintig eeuwen geleden op het Griekse eiland Lesbos. Op de buste in de Musei Capitolini wordt het dorpje Eresos op het eiland als haar geboorteplaats genoemd.

Buste van Sappho "Sapfoo Eresia" (Sappho uit Eresos)

Romeinse kopie uit de vijfde eeuw v.Chr. Musei Capitolini, Rome

Het wordt aangenomen dat Sappho een groot deel van haar leven in Mytilene woonde, de hoofdstad van Lesbos. Zij zou getrouwd zijn geweest met een welgestelde man uit die stad. Het echtpaar zou een dochter hebben gehad. (Ik schrijf ‘zou’ omdat veel van wat over haar verteld wordt niet is gebaseerd op betrouwbare bronnen!)

Sappho zou aan het hoofd hebben gestaan van een zogenaamde Thiasos, een academie waar ongehuwde vrouwen uit welgestelde families werden onderricht in alles wat fatsoenlijke meisjes moesten weten en kunnen. Op een dergelijk instituut werden de jonge dames goede manieren bijgebracht. Zij werden onder andere onderwezen in de kunst van converseren, zang, dans, muziek en poëzie.

Gedichten van Sappho

Hoewel het geenszins vaststaat, bezorgden de erotische gedichten die Sappho voor haar vriendinnen schreef en de vertrouwelijke omgang met vrouwen die uit de gedichten spreekt, de dichteres de reputatie de vrouwenliefde aan te hangen. Vandaar ‘lesbisch’, dat letterlijk ‘afkomstig van het eiland Lesbos betekent’. We laten de gedichten voor zich spreken. Hieronder vier van elkaar losstaande fragmenten, overgenomen uit Paul Claes’ Liederen van Lesbos, 1985:

De Liefde schudde mijn hart zoals de wind uit de bergen op de eiken valt. (Fragment 47) Je bent me vergeten …. Of wie anders van de mensen Bemin jij meer dan mij? (Fragment 129) Weer siddert in mij de Liefde die het lichaam sloopt, dat bitterzoet en onweerstaanbaar sluipdier (Fragment 130) De maan is ondergegaan met de Plejaden*: middernacht, de tijd verstrijkt. Ik slaap alleen. (Fragment 168)


*De Plejaden is een zogenaamde sterrenhoop die relatief dichtbij de aarde staat. Het geheel bestaat uit zeven sterren. Het zijn de zeven dochters van Atlas en de nimf Pleione, die na hun dood door de goden als sterrenbeeld aan de hemel werden geplaatst.


De bovenstaande fragmenten geven nu niet direct blijk van een toonzetting waarbij wij direct aan vrouwenliefde denken. Het zijn naar mijn gevoel hele mooie universele woorden over de liefde tussen mensen, hoe de geaardheid van de geliefden ook moge zijn. In de Ode aan Aphrodite zou daar wel sprake van kunnen zijn. Sappho richt zich in het gedicht tot de godin van de liefde en smeekt haar om haar geliefde weer terug te laten keren:


Ode aan Aphrodite


Onsterfelijke Aphrodite op je luisterrijke troon betoverende dochter van Zeus ik smeek u Vrouwe - verpletter mijn geest niet onder kwelling en smart maar kom mij te hulp zoals vroeger toen je mijn verre klaagzang hoorde en je vaders schitterende huis verliet in je gouden wagen

met prachtige zwanen bespannen die je in volle vaart van de hemel door de heldere ether voerde naar de donkere aarde stralend met je onsterfelijke glimlach stond je voor mij en vroeg wat er scheelde

(Nu komt Aphrodite aan het woord:) "Waarom riep je mij en wat kan de pijn stillen van je woelige geest

wie zou ik moeten overreden om je liefdesverdriet te stoppen Sappho over wie klaag je en wie doet je vreselijk lijden? ze ontloopt je nu maar spoedig zal ze je zoeken nu weigert ze geschenken maar straks zal zij er geven nu versmaadt ze je liefde maar morgen zal ze je beminnen tegen haar wil in”


In de laatste regels richt Sappho zich weer tot de godin van de liefde: kom bij me zoals weleer en sus mijn smart laat me niet bitter smachten en geef alles wat ik verlang - Godin, in mijn strijd

sta mij altijd bij

Op zoek naar inspiratie Het uitgangspunt voor het stukje over Sappho was het fresco van een onbekende vrouw die wat dromerig voor zich uitkijkt. Zij houdt een aantal wastabletten in de linkerhand. Dat zijn houten plankjes die worden ingesmeerd met bijenwas waarin met een stilus kan worden geschreven. Met de andere hand heeft zij de schrijfstift naar de mond gebracht en is volledig in gedachten verzonken. De vrouw wordt naar de traditie vereenzelvigd met de klassieke dichteres.

Haar houding roept de gedachte op van een klassieke filosoof, schrijver of dichter die zijn/haar Muze aanroept om haar bij te staan en inspiratie te verlenen. De vrouw is even gestopt met haar schrijfwerk. Alvorens zij doorgaat met schrijven, luistert zij naar haar innerlijke stem, naar hetgeen de Muze, haar inspiratiebron haar ingeeft. Daarna kan zij weer doorgaan met schrijven.


Het was gebruikelijk voor een klassieke schrijver om zijn werk te beginnen met een aanroep van de Muze. Daarin wordt de Muze verzocht te beginnen met haar gezang opdat de dichter haar ingevingen kan opschrijven. Zo begint Vergilius de Aeneis met de aanroep: “Muze, zeg mij: waarom? Wie was als god zo beledigd? Wat was de grief van de hemelvorstin om een held die zijn plicht deed zoveel te laten doorstaan en met zoveel ellende te kwellen? Heersen er zo hevige gevoelens van wrok in het hart van de goden?

Vergilius wordt geïnspireerd door twee Muzen, mozaïek: 123x122 cm

3de eeuw n.Chr. Bardomuseum, Tunis, Tunesië

De eerste woorden van de aangehaalde aanroep van Vergilius kunnen we lezen op de perkamentrol die bij de schrijver op schoot ligt: Muze, zeg mij: waarom? Wie was als god zo beledigd? Wat was de grief van de hemelgodin om een held die zijn plicht deed zoveel te laten doorstaan en met zoveel ellende te kwellen? Heersen zo hevige gevoelens van wrok in het hart van de goden?’

Naast Vergilius staan zijn twee inspiratiebronnen: Kleio, de Muze van de geschiedenis met een geschiedenisboek en Melpomene, de Muze van de toneelkunst met een masker in de hand. Zijn pose met de opgeheven pen en zijn in gedachten verzonken blik komen enigszins overeen met de pose van de vrouw op het fresco uit Pompeï. Ook Vergilius is gestopt met schrijven en luistert naar wat hem wordt ingegeven. Daarna zal hij het schrijven van zijn verhaal hervatten.

Sappho

Rafael, De Parnassus / Helikon, fresco: 670x260 cm, 1509-1511

Stanza della Segnatura, Apostolische Paleis / onderdeel van de Musei Vaticani

Vaticaanstad, Rome

Schoonheid en bevalligheid en de drie Gratiën

De drie Gratiën, fresco: 57 x 53 cm, ca. 70 n.Chr.

uit het Huis van Titus Dentatus Panthera, Museo Archeologico Nazionale, Napels


In de Griekse en Romeinse mythologie zijn de drie Gratiën (Grieks: Charites, Romeins: Gratiae) de dochters van Zeus (Romeins: Jupiter) en Eurynome. In sommige verhalen komen zij ook naar voren als de dochters van Dionysos (Romeins: Bacchus) en Aphrodite (Romeins: Venus). De Griekse dichter Hesiodes (8ste eeuw v.Chr.) noemt hun namen: Aglaia, zij staat voor schoonheid, schittering en glans, Euphrosyne vertegenwoordigt vreugde en Thaleia de bloei, haar naam betekent 'bloeiende feestvreugde'.

Het thema van de drie Gratiën kan zich niet beroepen op een tot de verbeelding sprekend mythologisch verhaal evenmin schuilt er achter het onderwerp een grootse moraliserende betekenis. Toch vormen zij een buitengewoon geliefd onderwerp in de beeldende kunst.

Drie Gratiën, reliëf uit ca. 560 v.Chr. Glypthothek, München


Een van de oudst bekende voorstellingen van de drie Gratiën is een Griekse voorstelling van de Chariten. Met hun gracieuze houding en gebaren van de handen en vingers lijken zij afgebeeld tijdens een dans of in een pantomimespel.

De Chariten (Gratiën), wijreliëf, 39,5 cm hoog, ca. 520-510 v.Chr.,

Akropolismuseum, Athene


Een ander vroeg reliëf is afkomstig uit het Charites-heiligdom aan de voet van de Akropolis. De drie charmante jongedames worden voorafgegaan door een fluitspeler en gevolgd door een jongen. Hun flinterdunne gewaad laat weinig aan de verbeelding over. En dat is ook de bedoeling: gezamenlijk gaat het bij de drie gezusters immers om de vrouwelijke gratie, bevalligheid en schoonheid.


Rafael, De drie Gratiën, olieverf op paneel:

17×17,5 cm, ca.1504

Musée Condé, Chantilly, Frankrijk


Er is de frappante overeenkomst tussen het fresco van de drie bekoorlijke dames uit Pompeï en het schilderij van Rafael. Dit valt vooral op bij de houding van de armen en de plaats waarop de vrouwen hun handen over elkaars schouders hebben gelegd. De blikrichting van de vrouwen is hetzelfde en ook de stand van de benen en de voeten komen sterk overeen. Verder zien wij op beide kunstwerken de middelste vrouw vanaf haar achterkant en de vrouwen die haar flankeren van de voorzijde. We zouden haast denken dat Rafael het fresco uit Pompeï als voorbeeld heeft genomen. Maar dat kan niet! Het fresco werd pas ontdekt bij de opgravingen in de 19de eeuw. Rafael moet dus een ander voorbeeld hebben gebruikt waarnaar hij zijn schilderij heeft vervaardigd, wellicht naar een beeld in de traditie van het beeld in het Louvre. Bij dat beeld zien we bijna dezelfde overeenkomsten met het werk van Rafael én met het fresco in Pompeï.

Links: De drie Gratiën, Romeinse kopie, 2de eeuw n.Chr., naar een Grieks origineel, 2de-1ste eeuw v.Chr, hoogte 119 cm, breedte 85 cm, Louvre

Rechts: Rubens, De opvoeding van Maria de Medici, 1622-1625, afkomstig uit het Palais de Luxembourg in Parijs, nu: Louvre


Op het schilderij wordt het prinsesje onderricht door Minerva/Athene, de godin van de Wijsheid die haar onderricht en wijst op iets in een boek. De jonge Maria de Medici is een en al aandacht voor hetgeen de godin haar laat zien. Apollo, de God van de Kunsten, onderwijst haar in de beginselen van muziek, beeldhouw- en schilderkunst. Mercurius, de god van de Welsprekendheid komt uit de lucht aanvliegen en zal haar onderwijzen in de Retorica. De drie Gratiën kijken toe en zullen haar schoonheid, gratie, charme en bevalligheid verlenen. Op de voorgrond liggen een aantal zaken uitgestald die traditioneel behoren bij de Vrije Kunsten. De waterval en de en stroom zijn een verwijzing naar de (inspiratie)bron die ontspringt op de Helikon, de mythische berg van Apollo en de Muzen.

Drie Gratiën, detail van La Primavera, Sandro Botticelli


Natuurlijk hebben de Drie Gratiën ook alles te maken met de schoonheid en bloei gedurende de lente. Het is niet voor niets dat zij een prominente plaats innemen op het schilderij La Primavera van Botticelli.



Een zoenoffer voor een godin en het offer van Iphigenia


Iphigenia is de dochter van koning Agamemnon en koningin Klytaimnestra. Agamemnon is tijdens de Trojaanse Oorlog de legeraanvoerder van de Griekse troepen. Hij was de broer van Menelaos die getrouwd was met Helena, de vrouw om wie de Trojaanse Oorlog is begonnen.

Iphigenia wordt geofferd, fresco 140 x 138 cm, afkomstig uit het peristilium van het Huis van de Tragische Dichter in Pompeï, Museo Archeologico Nazionale, Napels


Het Fresco verbeeldt een gebeurtenis die voorafgaat aan de Trojaanse Oorlog. Voordat de boten naar Troje afvaren had Agamemnon de troepen verzameld op het strand bij de stad Aulis. Daar wordt de vloot geconfronteerd met een langdurige periode van tegenwind en een onstuimige zee. De vloot kan niet vertrekken. De waarzegger Calchas verklaart dit door erop te wijzen dat Artemis (Romeins: Diana), de godin van de jacht verbolgen is. In de klassieke verhalen worden daarvoor verschillende redenen aangevoerd. Om een goede vaart en om het welslagen van de expeditie te garanderen had Agamemnon offers aan de goden gebracht. Daarbij had hij Artemis verwaarloosd. Hij had de godin van de jacht beloofd het mooiste dat hij bij de jacht buit zou maken, aan haar te offeren. Dat had hij niet gedaan.

Volgens een ander verhaal is Agamemnon vlak voor het geplande vertrek op jacht geweest. Zonder het te weten had hij daarbij een heilige hinde van Artemis gedood. Over het vervolg van het verhaal zijn de klassieke schrijvers het eens. Artemis was woedend en liet die verkeerde wind over het gebied komen zodat de Grieken niet naar Troje konden afvaren.

Alvorens genegen te zijn de wind uit de goede richting te laten waaien en de zee tot bedaren te brengen vraagt Artemis van Agamemnon een verschrikkelijk offer. In de woorden van Ovidius bij monde van de waarzegger Calchas: “De godin is vertoornd en dient met maagdenbloed verzoend te worden.” (Ovidius Metamorfosen XII: 28-29). Artemis eist dat Iphigenia aan haar wordt geofferd. Op het moment dat zij daadwerkelijk zou worden geofferd, wordt het zicht rondom de het altaar belemmerd door een wolk. In die wolk werd Iphigenia, onzichtbaar voor iedereen uit mededogen door Artemis gered. De godin nam haar lichaam weg van de offertafel en stelde een hinde ervoor in de plaats. Niemand had in de gaten dat het nu een hinde was die in de vlammen op het altaar aan Artemis werd geofferd. Iphigenia werd door de godin weggevoerd en aangesteld als priesteres van haar tempel in Thaurië. Ovidius: “…en daar de godin nu verzoend is met een passend offer kalmeert haar boze woede tegelijk met die van de zee.” (Metamorfosen XII: 35-36)

Griekse vaas (een zogenaamde slakkenhuis krater die gebruikt werd voor het mengen van wijn en water), ca. 370-350 v.Chr., hoogte 69,50 cm, breedte 40 cm, gewicht 12 kilo, British Museum, Londen


De Griekse vaas brengt de verschillende episoden uit de mythe bijeen. In het midden staat het altaar. Daarachter zien we de offerpriester klaarstaan met het mes. Hij richt het op het offer dat gebracht moet worden. Maar wie of wat is het offer? Wanneer de beschouwer het verhaal niet kent dan komt hij daar nooit uit! Zelfs de priester kan het niet weten! Hij is er ongetwijfeld vast van overtuigd dat hij het meisje zal doden. Volgens het verhaal weet hij echter niet dat hij de hinde achter Iphigenia zal doden. Artemis had het immers zo geregeld dat de priester het niet in de gaten had dat zij het bedoelde offer had weggenomen en dat hij een beest in plaats van de dochter van Agamemnon zal doden en op de brandstapel leggen. Rechts verschijnt Artemis, herkenbaar aan haar boog en werpspies. Zij zal Iphigenia naar haar tempel in Thaurië brengen.

Ook het fresco in Pompeï brengt verschillende episoden uit het verhaal bij elkaar. De voorstelling toont veel meer emotie bij de hoofdrolspelers dan we op de vaas zagen. Daar was van enige zichtbare inleving geen sprake. Op het fresco zien we een wanhopige Iphigenia in het midden van het fresco die door Odysseus en Diomedes naar de offerplaats wordt gevoerd. Daar staat een zuil met het beeld van Artemis, geflankeerd door twee jachthonden. Zij houdt in beide handen een jachtbazuin. Agamemnon is door verdriet overmand en bedekt het gelaat met zijn mantel. Met zijn rechtervoet steunt hij op de offersteen. Calchas kijkt bedenkelijk toe. Het tafereel speelt zich af op het strand van Aulis. In de achtergrond loopt het strand door in de zee die overgaat in de lucht. Daar zien we Artemis tweemaal afgebeeld: rechts met haar jachtboog en links met de hinde die zij in plaats van Iphigenia op het altaar zal leggen.


De opzet van dit artikel was iets te schrijven over een aantal fresco’s die mij om uiteenlopende redenen aanspreken. Gaandeweg werd het toch iets meer dan dat. Het leek mij wel aardig iets over de beeldtraditie te schrijven van de onderwerpen van die fresco’s. Een enkele keer konden we een fresco vergelijken met een reliëf uit een vroegere periode. Daarnaast is het opgevallen dat kunstenaars die het thema in latere perioden als onderwerp kozen vaak elementen laten zien die we al tegenkwamen in Pompeï.


Gebruikte literatuur

- Moormann, Erik M. Van Achilleus tot Zeus: thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater, Nijmegen 1987

- Bragantini, Irene, cura del Catalogo, La pittura Pompeiana, Catalogo del museo Archeologico Nazionale, Napoli, 2010

1.813 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page