Een kunstwerk centraal IX
Iedereen komt wel onder de indruk van dit heel direct geobserveerde portret. We weten niet wie het jochie is dat ons vanuit het schilderij zo kinderlijk onschuldig en tegelijkertijd zo zelfbewust in de ogen kijkt. De jongen is ten halve lijve afgebeeld. De rest van zijn lichaam gaat schuil achter een imitatie stenen balustrade. In die balustrade is een tekst ‘gebeiteld’. De blonde haren, rode baret en grijszwarte kleding vormen een sterk contrast met de neutrale groene achtergrond. De geportretteerde houdt een ganzenveer in zijn rechterhand en een papier in de andere. Op het papier staat iets geschreven.
We zullen zien dat de verschillende teksten de jongen christelijke levenswijsheden en deugdzame lessen voorhouden.
Maarten van Heemskerck, Portret van een jonge scholier, olieverf op
paneel: 46,5 x 35 cm, 1531, Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
De identiteit van de jongen is onbekend. Toch komen we op het schilderij wel iets over hem te weten. Rechts boven lezen we namelijk: AETATIS 12: op de leeftijd van 12 jaar. Het jaar waarin het schilderij is gemaakt wordt links boven vermeld: 1531. De jongen was in 1531 dus blijkbaar 12 jaar oud. Zo komen we ook achter zijn geboortejaar, dat moet dan 1519 zijn. Dat is het wel zo’n beetje!
Het gaat natuurlijk om een buitengewoon aantrekkelijk schilderij. We zouden daarom wel meer over de geportretteerde te weten willen komen. Helaas zullen we echter wel nooit achter zijn naam komen. Wanneer zijn identiteit bekend was, zouden wij hem wellicht in de geschiedenis kunnen plaatsen en weten wat er van hem terecht is gekomen.
Toch valt er nog wel iets over de jongeman te vertellen. Het schilderij geeft nog wel enige, zij het indirecte informatie prijs. Die informatie is aanleiding geweest voor de titel van het schilderij. Wanneer we de naam van de geportretteerde zouden kennen zou het schilderij wel getiteld zijn Portret van … Zonder de extra informatie die het schilderij geeft zou de titel ongetwijfeld wel zoiets zijn als: Portret van een onbekende jongen.
Toen ik het schilderij voor het eerst zag in Museum Boijmans Van Beuningen was het echter getiteld: De Scholier en stond het op naam van Jan van Scorel (Schoorel 1495 - Utrecht 1562). Tegenwoordig wordt het schilderij Portret van een jonge scholier genoemd en bepleit men een toeschrijving aan Maarten van Heemskerck (Heemskerk 1498 - Haarlem 1574). Maarten van Heemskerck was in de leer en/of assistent bij Jan van Scorel in de periode dat de Utrechtse kunstenaar in Haarlem verbleef (1527 tot 1529).
Er zit wel een aardige diepzinnige gedachte achter de noodtitels waarin in beide gevallen sprake is van een schollier. Hieronder doe ik een poging duidelijk te maken dat de noodtitel van het schilderij goed gekozen is.
Desiderius Erasmus (Rotterdam 1466 - 1536 Basel), theoloog, filosoof, schrijver én humanist
Erasmus is een van de grote vertegenwoordigers van het Bijbels humanisme of Klassieke humanisme. Deze stroming vormde de belangrijkste filosofische basis voor de Renaissance van de 15de en 16de eeuw. In tegenstelling tot de middeleeuwse theologie vond men dat de bestudering van de Bijbel moet samengaan met de studie van (niet christelijke) teksten uit de Klassieke oudheid.
Het mens-zijn werd centraal gesteld. Humanisten uit de periode van de Renaissance vroegen zich bijvoorbeeld af: Wat is goed en wat is slecht? Hoe moet je leven? Goed onderwijs en een goede opvoeding waren daarbij cruciaal.
Erasmus moet een verwoed verzamelaar zijn geweest van spreuken uit de klassieke oudheid. Dat blijkt wel uit diens Adagia. Dit is een verzameling van Griekse en Latijnse spreekwoorden, spreuken en wijsheden die hij door middel van eigen spreuken en korte beschouwingen in verband brengt met het christelijke gedachtegoed. Deze handelswijze kunnen we een voorbeeld bij uitstek noemen van het humanisme: (heidense) klassieke filosofie in overeenstemming brengen met christelijke theologie. Vanaf de eerste uitgave (1500, Parijs) bleef Erasmus nieuwe uitgaven verzorgen. Bij zijn overlijden had hij 4658 adagia verzameld.
In de Stadsbibliotheek Maastricht wordt een uniek boekje bewaard dat werd uitgegeven in Leuven in 1534: Communium adagiorum e chiliadibus Erasmi selectorum aliquot centuriae in puerorum usum cum vernacula interpretation… (Enkele honderdtallen van de gangbare spreekwoorden die uit de duizendtallen van Erasmus zijn geselecteerd, tot gebruik van de jeugd, met een vertaling in de volkstaal.) Het betreft de vroegste uitgave van een selectie uit de Adagia van Erasmus.
Van belang is dat in de titel wordt vermeld dat het bedoeld is voor de jeugd. Natuurlijk was het niet bestemd voor zomaar iedere jongeman, maar voor scholieren die de Latijnse school bezochten. Hier werden de leerlingen voorbereid op een religieus ambt of een studie aan de universiteit, zeg maar de voorloper van onze gymnasia, maar dan alleen voor jongens!
De titel van het schilderij
De titel van De Scholier zal wel niet direct zijn geïnspireerd op het wijze uiterlijk van de geportretteerde, om maar wat te noemen, of omdat men in de jongen een slim manneke herkende. Ik heb ook nergens gelezen en/of van niemand vernomen dat zijn zwarte kleding en zijn heldere rode baret bij het tenue van een scholier uit die tijd hoort.
De grote ganzenveer zou natuurlijk wél kunnen verwijzen naar het vermoeden dat het hier om een jonge student gaat. Maar nog veel meer dan dat verwijst de titel naar de twee Latijnse teksten op het schilderij. We zullen zien dat beide teksten door Maarten van Heemskerck zijn overgenomen uit een boek van Erasmus dat speciaal is geschreven voor scholieren!
De teksten
Het licht op het schilderij komt van links boven en schijnt door het papier dat de jongen in de hand houdt. Blijkbaar is hij zojuist gestopt met schrijven. Door het doorzichtige papier kunnen we zien wat de geportretteerde heeft opgeschreven. Dat is wel een beetje lastig, want we zien het papier van de achterzijde en lezen de tekst dus in spiegelbeeld, maar er is heus wel uit te komen: “O[mn]ia dat Dominus, non habet ergo mi[n]nus” (De Heer geeft alles en heeft er toch niet minder door.)
De afbeelding van de tekst in spiegelbeeld heb ik zo gedraaid dat we de tekst van links naar rechts kunnen lezen: 'O[mn]ia dat Dominus, non habet ergo mi[n]us'
Op de foto lijkt het er misschien een beetje op dat de jonge vuile vingers heeft. Wanneer u het schilderij in het museum ziet, dan blijkt het echter om schaduw te gaan. Het licht valt op de handpalm van de linkerhand van de scholier. De onderkant van de vingers valt daardoor in de schaduw. De duim van de linkerhand drukt het papier tegen de wijsvinger. Die duim zien wij alleen maar als een donker vlekje door het papier.
Onderaan over de volle breedte van het schilderij lezen we: QUIS DIVES QUI NIL CUPIT QUIS PAUPER? AVAR[US] (Wie is rijk? Hij, die niets begeert. Wie is arm? De gierigaard.)
De tekst op de balustrade vinden we terug in Erasmus’ Catonis disticha moralia cum scholiis Desiderii Erasmi Roterodam dat voor het eerst in Zürich in 1513 is uitgegeven. Het was blijkbaar een populair boek, want het werd daarna vele malen in verschillende landen herdrukt. Het uitgangspunt voor het boek vormen de Dicta Catonis, de Uitspraken van Cato. Deze verzameling omvat 144 zedenspreuken van de Romeinse magistraat, legerofficier én moralist Cato de Oude (234-149 v.Chr.)
De humanisten van de 15de en 16de eeuw hechtten veel belang aan goed onderwijs. In de studie van Jan van Herwaarden over Erasmus wordt duidelijk dat de humanist zich vaak beklaagde over het erbarmelijke niveau van zijn eigen schoolopleiding. Ouder geworden is Erasmus er veel aan gelegen de scholieren van zijn eigen tijd behoorlijk onderwijs te laten genieten. Zo werd de Catonis disticha moralia cum scholiis… door Erasmus gebruikt voor een boekje dat hij in 1514 samenstelde speciaal voor scholieren: Catonia praecepta… (Raadgevingen van Cato…). Uit het voorwoord blijkt dat deze uitgave bedoeld was om scholieren(!) “…goed Latijn en waardevolle zedelessen bij te brengen”. Want de humanist laat de klassieke spreuken steeds vergezeld gaan van een eigen christelijke uitleg en commentaar. De beide spreuken op het schilderij gaan terug op het boekje Catonia praecepta…
Erasmus noteert allereerst de spreuk van Cato: Quis dives? Qui nil cupit. Quis pauper? Avarus. Daarna voorziet hij de spreuk van commentaar: “Rijkdom is niet hoeveel wij bezitten, maar hoezeer wij tevreden zijn met ons aardse lot; wie hebzuchtig is, is arm omdat hij niet tevreden is met wat hij heeft.” Cato heeft er met de spreuk op willen wijzen dat een overdreven begeerte naar aards gewin alleen maar leidt tot behoefte aan nog meer bezit en geld en dat hoeveel iemand ook bezit de drang naar nóg meer alleen maar tot een gevoel van armoede leidt.
De regel op het doorschijnende papier is van Erasmus zelf: “Omnia dat Dominus, non habet ergo minus” (De Heer geeft alles en heeft er toch niet minder door.) Hij brengt zijn eigen spreuk in overeenstemming met Cato’s wijsheid: Quis dives? … door deze op een christelijke manier uit te leggen. Dat doet hij door te wijzen op Gods’ oneindige goedheid en vrijgevigheid en dat hij er ondanks dat, zelf niet minder aan overhoudt: “Wie is rijker dan Hij, die het hoogste goed is en van wie al het geluk en welzijn naar ons toekomt zonder dat hij daardoor zelf minder heeft.” Pas wanneer iemand tevreden is met hetgeen hij heeft, is hij rijk: hij behoeft niet méér.
Catalogus Noordnederlandse kunst 1525-1580: “In hun onderlinge samenhang bevatten de opschriften op De Scholier een dubbele boodschap. Ten eerste, dat aanvaarding van het stoffelijke lot tot geestelijke rijkdom leidt, en, ten tweede, dat geestelijke rijkdom ook voortkomt uit barmhartigheid, waartoe men het best het hoogste voorbeeld van barmhartigheid kan volgen: God die zijn kostbaarste bezit, zijn eigen Zoon aan de wereld heeft geschonken.”
Duidelijk is dat Erasmus een antieke wijsheid zoals de spreuk ‘Wie is rijk, hij die niets begeert, Wie is arm, de hebzuchtige vrek’ in overeenstemming brengt met de christelijke leer. In de oudheid vond Cato al dat geestelijke rijkdom boven de aardse gaat; dat is nu in harmonie gebracht met de christelijke naastenliefde die de grootste rijkdom verschaft. Een en ander wordt de onbekende twaalfjarige scholier van de Latijnse school als levensles voorgehouden. Dat past binnen de opvoeding van een jongeman uit de culturele bovenlaag van die tijd.
De Latijnse teksten moeten onderschrijven dat we hier te maken hebben met een scholier van de Latijnse school. Een groot deel van de kennis van het Latijn werd op deze scholen bijgebracht door klassieke spreuken uit het hoofd te laten leren. Al met al wordt de scholier hier niet alleen geconfronteerd met lesstof, maar biedt het schilderij de onbekende twaalfjarige jongen ook een wijze christelijke levensles. Erasmus kan tevreden zijn!
De levendigheid en ook de neutrale achtergrond geven niet direct blijk van een moderne renaissance opvatting. Hoewel het subtiele lichtspel op en rondom de handen en ook de anatomie van de handen in die tijd wel als modern zullen zijn opgevat. Het is echter vooral de humanistische boodschap die uit het schilderij spreekt die het tot een manifest van de Renaissance maakt.
Maak er maar een gezellige avond van vanavond, maar vooral: maak er maar een heel mooi nieuw jaar van.
Gebruikte Literatuur
- N. van der Blom, ‘De Latijnse teksten van De Scholier van Jan van Scorel’, Bulletin Museum Boymans 8 (1957), p. 91-100
- E. Haverkamp Begemann, Jan van Scorel, Jongensportret, Openbaar Kunstbezit 1 (1957), p. 19-19b
- Tentoonstelling Catalogus, Noordnederlandse kunst 1525-1580, Kunst voor de Beeldenstorm, catalogus, Rijksmuseum Amsterdam, 1986, p. 194-195
- Internet: Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken, (2005), Jos Stijfs
- Jan van Herwaarden, Erasmiana, Rotterdam 2019
Comments