Apocalyps Hoofdstuk XIII
- Paul Bröker
- 12 jul
- 22 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 25 aug
Blog deel 11: Het Beest uit de zee en
het Beest uit de aarde

Detail miniatuur in de de Galicische Apocalyps,
het Beest uit de aarde dwingt mensen het Beest uit de zee te vereren.
Uit de ziekenboeg
Nadat ik er enkele maanden op heb moeten wachten kreeg ik twee weken geleden eindelijk de oproep voor mijn operatie: ik word op 18 juli geopereerd. Wanneer er geen complicaties optreden zal ik na ongeveer een week wel zijn opgeknapt en kan ik wat mijn kunsthistorische bezigheden betreft weer doorgaan met de blog en met het geven van lezingen. Aan het onderstaande artikel heb ik de afgelopen weken gewerkt om op momenten dat het kon de tijd op een prettige manier door te komen.
Jantje wordt de dag vóór mijn operatie, op 17 juli geopereerd. Zij krijgt een hele nieuwe knie en haar revalidatie zal een aantal maanden vergen.
Komende week staat in het teken van de twee operaties. Zeker in verband met het herstel van Jantje en mijn zorg daaromheen moet u de komende maanden nog rekening houden met een onregelmatige verschijning van nieuwe artikelen; deze zullen met tussenpozen van twee à drie weken verschijnen.
Inleiding
Het is alweer enkele maanden geleden dat het laatste artikel is verschenen. Om de draad wat makkelijker op te pakken lijkt het mij goed te beginnen met een terugblik op het laatste artikel.
We zagen in het twaalfde hoofdstuk dat de Draak/ Satan was opgestaan tegen God in de hemel. De opstand werd neergeslagen en het ondier werd samen met zijn medestanders vanuit de hemel op de aarde geworpen. Op aarde streed de Draak tegen de Vrouw en haar pasgeboren Kind. De Vrouw en haar Kind wisten echter aan het ondier te ontkomen. “Toen ontstak de Draak in blinde woede tegenover de Vrouw. Hij ging weg om oorlog te voeren tegen haar overige kinderen, tegen hen die de geboden van God en het getuigenis van Jezus trouw bewaren” (Apoc: 12: 17). Daarmee wordt duidelijk dat met de vrouw Maria wordt bedoeld en dat haar kind Jezus is. De naam van Maria wordt in de Apocalyps niet genoemd. De Draak/ Satan vertegenwoordigt het kwade en streed vanaf de geboorte van Jezus tegen hem, zijn moeder en later ook zijn volgelingen. Met de volgelingen worden haar 'overige kinderen' bedoeld.
Nadat hij was neergeworpen op aarde stelde het monster zich op aan het strand bij de zee en wachtte de loop van de gebeurtenissen af. (Apoc: 12: 18).
Hoofdstuk 13: de aanval van het Beest uit de zee
Met de verschijning van de Draak op aarde en zijn geplande oorlog tegen de overige kinderen van de Vrouw werd de aanval op de Kerk en de gelovigen pas goed ingezet.
Bij de behandeling van het dertiende hoofdstuk zullen we zien dat zich nog twee geduchte tegenstanders van de Kerk en de gelovigen bij de Draak/ Satan aansluiten: het Beest uit zee en het Beest uit de aarde. Deze twee ondieren spelen een grote rol in dit hoofdstuk.
De Draak had zich dus opgesteld op het strand bij de zee en wachtte op wat er zou komen. Hij hoefde niet lang te wachten. Het dertiende hoofdstuk opent met het visioen van de verschijning van een zeemonster:

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters,
de verschijning van het Beest uit zee
“Toen zag ik uit de zee een beest opstijgen. Het had tien hoorns en zeven koppen, en op zijn hoorns tien diademen, en op zijn koppen stonden godslasterlijke namen. Het Beest dat ik zag, leek op een panter, zijn klauwen waren als die van een beer en zijn bek was als de muil van een leeuw. De Draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht” (Apoc. 13: 1-2).
Op de miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters staat Johannes op het strand. Hij ziet dat de Draak zich heeft opgesteld op een rotsblok in de zee. Het ondier draagt zijn macht over aan het Beest dat is opgedoken uit zee.
Zoals Johannes het beschrijft heeft het Beest op de miniatuur de vlekken van een panter en de lange klauwpoten van een beer; het heeft tien hoorns en zeven koppen, en op zijn hoorns tien diademen .

Ook op de miniatuur in de Galicische Apocalyps ziet Johannes in zijn visioen het Beest opstijgen uit de golven van de zee. Het zeemonster loopt naar de zevenkoppige Draak die vanaf het strand de gebeurtenissen afwachtte. De Draak reikt het Beest een scepter aan en plaatst hem een kroon op het hoofd, “Maar een van zijn koppen was dodelijk gewond…” (Apoc. 13: 3 en 14).
De achterste kop van het Beest lijkt met een scherp voorwerp voor een groot deel te zijn afgesneden en valt naar achteren. Het dier is dodelijk gewond, maar zal de aanslag overleven (Apoc. 13: 14).

Op het tapijt van Angers verschijnt het Beest uit de golven van de zee en loopt naar de plaats op het strand waar de Draak zich heeft opgesteld. De Draak overhandigt hem de scepter.
Zoals Johannes het beschrijft heeft het zeemonster de koppen van een leeuw. Johannes beschrijft de rest van het lichaam van het Beest uit zee als van een panter, maar het lijkt er sterk op dat de ontwerper van het tapijt hem ook de staart en het lichaam van een leeuw heeft gegeven. Het Beest pakt de scepter van de draak aan en daarmee de macht over de aarde.
Johannes staat op het punt zijn boek te openen om op te schrijven wat hij in het visioen ziet.

Apocalyps van Angers, huldiging van de draak en het Beest uit zee
“Een van zijn koppen leek dodelijk gewond, maar het dier genas. Toen liep de hele wereld het Beest vol bewondering achterna en ze aanbaden de Draak omdat hij het Beest had genezen en macht over de wereld had gegeven. Ze aanbaden ook het Beest en zeiden: ‘Wie is gelijk aan het Beest, wie kan de strijd met hem aanbinden?’” (Apoc. 13: 3-5).
Op het tapijt nemen de Draak en het Beest uit zee de huldiging van de mensen in ontvangst. Op de voorstelling vertoont het Beest uit zee geen teken meer van verwondingen aan zijn nek; hij is genezen!

Detail van het tapijt van Angers met de huldiging van de Draak en
het Beest uit zee.

De miniatuur in de Beatus van Facundus laat zien dat de mensen zich op de grond hebben geworpen om de Draak en het Beest uit zee hulde te brengen.

Miniatuur in de Galicische Apocalyps
Aan het Beest werd een mond vol zelfverheerlijking en blasfemie gegeven: “En het opende zijn bek om grootspraak en godslastering uit te braken en om Gods naam te vervloeken. Hij verwenste ook de namen van allen die met God in de hemel verblijven” (Apoc. 13: 5-6).
Op de miniatuur in de Galicische Apocalyps spuwt het Beest uit zee met zijn vurige tongen grootspraak en godslastering uit. Dat wordt op de miniatuur in beeld gebracht met de onbeschreven tekstband. Het Beest richt zich met zijn toespraak op zijn volgelingen. Zij zijn onder de indruk van zijn boodschap en zij steken lovend hun handen uit naar het monster en knielen voor hem op de grond.
Wanneer we bovenstaande miniatuur in de Galicische Apocalyps vergelijken met onderstaande voorstelling van het Beest bij de tekst uit een eerder stadium van het dertiende hoofdstuk in de Galicische Apocalyps, dan zien we dat de wond in de nek van het dier die het had toen hij uit zee kwam op de miniatuur hierboven is genezen.

De Draak reikt het Beest een scepter aan en plaatst
hem een kroon op het hoofd. Op deze miniatuur zagen we al dat een van de koppen van het beest dodelijk was gewond.

Apocalyps van Angers
Na zijn lasterrede wordt het Beest bejubeld door zijn aanhangers. Vanuit de hemel ziet God toe en kent de namen van hen die het Beest uit zee aanbidden: “… alle bewoners van de aarde van wie de naam vanaf de grondvesting van de wereld niet staat geschreven in het Boek des levens van het Lam dat is geslacht zullen het Beest aanbidden” (Apoc. 13: 8). Met de aangehaalde tekst wordt opgemerkt dat de namen van de aanbidders van het Beest niet voorkomen in het Boek des levens dat een beslissende rol zal spelen bij het Laatste Oordeel (Apoc. 20: 12).
De situatie in het Romeinse rijk 1
Het Beest uit zee en de Romeinse keizer
Met de opmerking dat ‘de Draak het Beest zijn kracht, zijn troon en grote macht geeft’ wordt volgens algemeen aanvaarde theologie gewezen op de Romeinse keizer die de troon, de macht en het gezag over Rome en de wereld had verworven. Het Beest uit zee zou een beeld zijn van de Romeinse keizer! Op verschillende miniaturen zagen we immers al dat de draak het Beest uit zee een keizerskroon op het hoofd plaatst en daarmee zijn macht over de aarde aan het Beest uit zee overdraagt.
Na de periode van de Romeinse Republiek (509 v.Chr. tot 27 v.Chr.) begon met keizer Augustus het tijdperk van de Romeinse keizers. Augustus regeerde van 27 v. Chr. tot 14 n. Chr. Zoals we in het Nieuwe Testament vernemen valt zijn regeerperiode samen met de geboorte en de jeugd van Jezus en met die van Johannes.
De regeerperiode van Augustus kenmerkt het begin van een lange periode van macht, rust, stabiliteit, vrede en welvaart; het is de tijd van de zogenoemde Pax Romana, de Romeinse vrede die duurde van ca. 27 v.Chr. tot ca. 180 n.Chr. Gedurende de regeerperiode van keizer Augustus en later keizer Trajanus (regeerperiode 98-117 n. Chr.) bereikte het Romeinse rijk zijn grootste macht en omvang; Rome was uitgegroeid tot een wereldmacht.
We hebben al gezien dat een van de koppen van het Beest dodelijk gewond was, maar dat het ondier de aanslag op zijn leven overleefde. In de Apocalyps wordt nergens vermeld wat de oorzaak was van zijn verwonding. Het zou verwijzen naar de Romeinse keizer en ook naar het Romeinse rijk dat na een periode van verval, gedurende de keizertijd ‘herleefde’ en grote macht verkreeg. Voor sommige uitleggers van de tekst was met het Beest uit zee het Italiaanse schiereiland symbolisch uit de de zee herrezen; het is uit de zee opgestaan. De macht van de keizers wordt ook geïllustreerd door de enthousiaste aanhang onder de Romeinse bevolking; de keizers zorgden immers voor panem et circenses ‘brood en spelen’!
De wereldmacht van de keizer/ het Beest, wordt in de Apocalyps onderschreven: “Het Beest uit zee ging strijd voeren en overwon alle bewoners van de aarde en hem werd macht gegeven over alle stammen en volkeren, talen en naties” (Apoc. 13: 7).
Het werd al vaker opgemerkt dat Johannes zijn visioenen opschreef in een periode dat het Romeinse rijk vijandig stond tegenover de nieuwe godsdienst. Volgens een wijd verspreide legende zou Johannes de gevolgen van de vervolgingen onder keizer Domitianus (regeerperiode 81-96 na Chr.) aan den lijve hebben ondervonden. De legende vertelt het verhaal dat Johannes in een ketel met kokende olie werd geworpen. Hij overleefde deze marteling en werd op gezag van Domitianus verbannen naar Patmos. Daar zouden hem de gebeurtenissen worden geopenbaard die in de eindtijd zouden plaatsvinden. De vervolgingen waarover Johannes in de Apocalyps schrijft waren voor hem en zijn geloofsgenoten dus een actueel gebeuren waarmee zij te maken hadden.
Bij de behandeling van het twaalfde hoofdstuk zagen we al dat de Draak/ Satan optreedt als de aanstichter van het kwade in de wereld die strijd voert tegen de Kerk en de volgelingen van Jezus. De kroon, de scepter en de troon die de Draak aan het Beest gaf verwijzen naar de positie van de Romeinse keizer als vertegenwoordiger van het kwade. De grote macht en het gezag werden immers door de keizers vaak gebruikt om met zware repressie de volgelingen van Jezus op andere gedachten te brengen.

miniatuur in de Galiciche Apocalyps, de aanbidding van het kwade…,

miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters
... maar ook het Beest wiens dodelijke wond was genezen wordt aanbeden en ze zeiden: “Wie is gelijk aan het Beest? En wie kan de strijd met hem aanbinden?” (Apoc. 13: 3-4).
Onder toeziend oog van de Draak/ Satan presenteert het Beest uit zee zich aan het volk. Hij spreekt de mensen toe met godslasterlijke boodschappen (Apoc. 13: 5-6) en laat zich door het volk verheerlijken.
De waarschuwing van Johannes: weersta de repressie
Johannes waarschuwt de mensen die het getuigenis van Jezus trouw bewaren. Zij moeten zich voorbereiden op zware beproevingen die de christelijke gemeenschap binnen korte tijd zullen overkomen; zij moeten lering trekken uit hetgeen hij in zijn visioenen heeft gezien. De beproevingen doen zich al voor in de tijd van Johannes en zullen spoedig in hevigheid toenemen. Juist dan mogen de volgelingen van Jezus niet onder de druk bezwijken, dan zal de beloning voor hun onverzettelijkheid groot zijn, zij moeten de martelingen ondergaan: “Wie gevangenschap moet verduren zal de gevangenis in gaan en wie moet sterven door het zwaard, zal sterven door het zwaard” (Apoc. 13: 7-10). Nu komt het aan op standvastigheid en trouw aan het geloof.

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters, de aanbidding van het Beest uit zee en de strijd van het Beest tegen de volgelingen van Jezus.
Zoals we al zagen op een miniatuur in de Galicische Apocalyps zien we ook op de miniatuur in de Cloisters dat God vanuit de hemel ziet wie de mensen zijn die voor het Beest uit zee op de knieën vallen én wie er gebukt gaan onder de repressie van het Beest uit zee, de onderdrukking van de Romeinse keizer. Het komt er nu op aan standvastig te blijven en zich niet te laten misleiden door het Beest en marteling, gevangenschap en de dood door het zwaard te trotseren.
In de tekst van het dertiende hoofdstuk wordt waarschuwend gewezen op de mensen die gevoelig zijn voor de boodschap van het Beest uit zee. Maar we zagen al dat hun namen niet voorkomen in het Boek des levens. Zij zullen bij het Laatste Oordeel veroordeeld worden tot eeuwige straffen in de hel. De mensen die waakzaam zijn en zich niet laten misleiden door de boodschap van het Beest uit zee en zijn beeld niet vereren, zullen marteling, gevangenschap en de dood door het zwaard moeten doorstaan; maar, zo wil Johannes zeggen: zij zijn degenen van wie de naam wél in het Boek des levens wordt genoemd.
De aanval van het Beest uit de aarde
In het vervolg van het dertiende hoofdstuk verschijnt er een tweede beangstigende tegenstander van de Kerk en de gelovigen ten tonele: het Beest uit de aarde: “Het had twee hoorns als van een lam, maar het sprak als een Draak. Alle macht van het eerste Beest oefent het uit voor diens ogen” (Apoc. 13: 11).
Bij de behandeling van eerdere hoofdstukken werd er al uitvoerig op gewezen dat de Draak dezelfde is als de aanvoerder van de engelen die in opstand waren gekomen tegen God in de hemel. In het twaalfde hoofdstuk zagen we dat het kwade/ Satan zich op verschillende manieren kan manifesteren; het is “De grote Draak, de oude slang, die Duivel en Satan heet en de hele aarde misleidt” (Apoc. 12: 9). In latere hoofdstukken werd het kwade ook aangeduid als ‘Lucifer’ en ‘Morgenster’, en als ‘Antichrist’ en ‘Valse profeet’. Het Beest uit zee en het Beest dat tevoorschijn kwam uit een spelonk in de aarde zijn manifestaties van het kwade en daarmee personificaties van Satan. Zij kregen immers hun macht van de Draak en verrichten hun wondertekenen onder toezicht van de Draak en spreken ook als de Draak (Apoc.13: 3, 4, 12).

Miniatuur in de Apocalyps in het Getty Center, 1255 -1260,
Los Angeles, Verenigde Staten
Het Beest uit de aarde ‘met de twee hoorns als van een lam dat sprak als een Draak’ spreekt op de miniatuur de bewoners van de aarde toe met woorden die als vuur uit zijn met scherpe drakentanden gevulde bek komen. De toehoorders luisteren vol bewondering naar wat het ondier te vertellen heeft en reageren onder elkaar enthousiast over wat zij zojuist hebben gehoord.
Opmerkelijk is dat het Beest uit de aarde door Johannes wordt omschreven als ‘met de twee hoorns van een lam’ (Apoc. 13: 11), maar dat op de afbeeldingen niet erg lijkt op een lam, maar veel meer weg heeft van een ram met twee flinke hoorns. Naar mijn gevoel wordt hiermee duidelijk gemaakt dat Johannes de Antichrist/ Satan beschreef als met de hoorns van de duivel.
“Het Beest uit de aarde kreeg van de Draak dezelfde macht als het Beest uit zee” (Apoc. 13: 12). De twee Beesten zijn de belangrijkste medestrijders van Satan in de eindtijd. De apostel Paulus schreef: “… hun verschijning zal geschieden als een werk van Satan. Met valse krachten en met tekenen van wonderen en misdadige verleidingen zullen zij alles wat goddelijk en heilig is bestrijden. Door zich voor te doen als God zullen zij trachten zich boven Hem te verheffen om in Zijn tempel plaats te nemen op de goddelijke troon” (Tweede brief aan de Thessalonicenzen 2: 3-11). De twee beesten staan Satan bij in zijn verbitterde strijd tegen de Kerk en de gelovigen. We zagen al dat Satan uit was op wraak omdat zijn opstand tegen God in de hemel was neergeslagen en dat hij vanuit de hemel op de aarde was geworpen. Daar zet hij zijn strijd voort tegen God, tegen zijn Kerk en de volgelingen van zijn Zoon om na zijn overwinning plaats de nemen op de goddelijke troon in de hemel. Dat zou de definitieve overwinning betekenen van het kwade op God en het goede.
Het Beest uit de aarde, wordt later in de Apocalyps aangeduid als ‘Valse profeet’ (Apoc. 16: 13; 19: 20: 10) en als Antichrist: “En gegrepen werd het Beest uit zee en samen met hem de Valse profeet, die onder zijn ogen wonderen had verricht waarmee hij de bewoners van de aarde misleidde en die het teken van het Beest uit zee hebben aanvaard en zijn beelden(!) hebben aanbeden” (Apoc. 19: 20).
Zowel in de Tweede brief van Paulus aan de Thessalonicenzen als in de beschrijving van Johannes’ visioenen in de Apocalyps wordt dus uitvoerig gewaarschuwd voor de misleidingen van valse profeten die zich voordoen als de op aarde teruggekeerde Christus.
De valse tekenen van de twee Beesten, de valse profeten
Beide Beesten vertegenwoordigen aspecten van de Antichrist. Het Beest uit de aarde had met zijn voorkomen zelfs de uiterlijke kenmerken van het Lam aangenomen: “Het had twee hoorns als een lam, maar het sprak als een Draak.” Het Beest doet zich voor alsof hij het Lam is waarvan was voorspeld dat het zou terugkeren op aarde, “maar met hem komt de Dag des Heren niet” benadrukt Paulus in zijn Tweede brief aan de gelovigen in Thessaloniki: 3-5. Met ‘De Dag des Heren’ wordt de dag van de terugkomst van Jezus op aarde bedoeld; de dag van het oordeel, de dag van zijn toorn, de dag van Gods wraak: Dies Irae. Het is ook de dag van de bevrijding voor de rechtvaardigen.
Er zijn verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament waar gewezen wordt op de terugkeer van Jezus op aarde. Direct al na Jezus’ hemelvaart stonden plotseling twee mannen in witte kleren bij de aanwezige apostelen. Zij zeiden tegen hen: “Mannen van Galilea, wat staat gij daar naar de hemel te staren? Jezus die uit uw midden ten hemel is opgenomen zal op dezelfde wijze terugkeren als jullie Hem hebben zien opgaan naar de hemel” (Handelingen I: 9-11).
Na zijn strafrede in de tempel tot de farizeeën (Mattheüs hfst. 23) verlaat Jezus in Mattheüs hfst. 24 de tempel en wijst zijn leerlingen erop dat er geen steen van de tempel en van de gebouwen van Jeruzalem op elkaar blijven staan. Wanneer Jezus zich daarna met de apostelen op de Olijfberg heeft teruggetrokken vragen de apostelen hem te vertellen wanneer de verwoestingen waarover hij had gesproken zullen plaatsvinden en wat het teken zal zijn van zijn terugkomst en van het einde der tijden. Daarop vertelde Jezus over de tekenen die zich zullen voordoen vóór zijn terugkeer. Hij waarschuwt voor de misleidingen van valse profeten: “… het zijn zij die met mijn naam optreden en de mensen voorhouden dat zij mij zijn. … Dan zal men u onderdrukken en doden en u zal door veel volken worden gehaat omwille van mijn naam. Men zal u overleveren om u te mishandelen en voordat ik terugkom zullen er aardbevingen, oorlogen, hongersnood, ziekten en rampen over de aarde komen. En omdat de wetteloosheid toeneemt zal bij velen de liefde bekoelen. Maar wie tot het einde toe volhardt zal behouden blijven.” En dan waarschuwt Jezus nog maar een keer: “Er zal menig valse-Christus opstaan en tal van valse profeten. Ze zullen grote tekenen en wonderen verrichten waardoor het zou kunnen gebeuren dat zelfs uitverkorenen worden misleid.” (Mattheüs 24: 4-14).
Het is vanwege de macht die de twee beesten van de Draak hebben gekregen dat ze de grote tekenen kunnen verrichten waarover Jezus spreekt. Mensen die de misleidingen niet in de gaten hebben zullen gemakkelijk aan wonderen van Jezus hebben gedacht. Daarom zullen zij denken dat Jezus met de verschijning van het Beest uit zee werkelijk op aarde was teruggekeerd. Het Beest uit zee dat dodelijk was gewond, maar waarvan de wond genas zal de gedachten hebben opgeroepen aan de opstanding van Jezus uit de dood.
Het Beest uit de aarde misleidt de bewoners van de aarde door tekenen te verrichten die tot dat moment op het terrein van God lagen. Zo laat het zelfs vuur uit de hemel op aarde neerdalen ten aanschouwen van de mensen (Apoc. 13: 13). Hierin wordt een sterke verwijzing gelezen naar God die op de Berg Sinaï in vuur aan Mozes was verschenen (Exodus 19: 18-19). Met het vuur uit de hemel doet de Antichrist zich voor als de teruggekeerde Christus.

Het Beest uit de aarde verricht grote tekenen; het laat ten aanschouwen van de mensen vuur uit de hemel op aarde vallen.
Op de voorstelling in de Galicische Apocalyps spoort het Beest uit de aarde met vuur uit de bek mensen aan tot verering van het Beest uit zee.

Apocalyps van Angers
Ten aanschouwen van het zevenkoppige Beest uit zee laat het Beest uit de aarde vuur uit de hemel vallen en ook uit de wolken spat vuur. Uit bewondering voor beide Beesten zijn de mensen rechts op de knieën gevallen. Het natuurgeweld rechtsboven op het tapijt doet sterk denken aan de donderslagen, de bliksemflitsen en het vuur waarmee de verschijning van God aan Mozes gepaard ging (Exodus 19: 16-18).

Detail van het tapijt met het Beest uit de aarde (links) dat ten aanschouwen van het zevenkoppige Beest uit zee vuur uit de hemel laat vallen.

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters
Het Beest uit de aarde laat zien dat hij de ware Christus is; net als Jezus geneest hij zieken en wekt doden op. Het dier laat zien dat hij in staat is vuur uit de hemel op aarde te laten vallen. De mensen die onder de indruk zijn van het wonder knielen voor hem en voor het Beest uit zee.
Net als Mozes kijken de mensen rechts verschrikt naar het vuur dat de Antichrist boven hen uitstort en net als Mozes zich niet aansloot bij zijn volk dat het afgodsbeeld vereerde, zullen zij zich niet aansluiten bij degenen die het beeld van het Beest uit zee vereren; zij behouden hun geloof in God. Zij ondergaan op aarde tijdelijke straffen voor hun zonden. Daardoor worden de zonden uitgewist en zullen zij, na hun marteldood vrij van zonden in de hemel worden opgenomen. Daarom gaan zij op de miniatuur met de handen in gebed gevouwen de dood tegemoet. Degenen die aan de heidense beeldverering meedoen zullen in het vuur van de hel eeuwig worden gestraft.

miniatuur in de Galicische Apocalyps
Het is voor de standvastigen van groot belang dat zij moeten berusten in hun lot: “Wie gevangenschap moet verduren, zal in gevangenschap gaan en wie door het zwaard moet sterven zal sterven door het zwaard. Nu komt het aan op de standvastigheid en trouw van de heiligen” (Apoc. 13: 9-10).
“Het Beest uit de aarde dwingt de mensen een beeld te maken van het Beest uit zee dat door het zwaard dodelijk was gewond, maar in leven bleef … Het Beest uit de aarde was bij machte het beeld een geest te geven en levensadem in te blazen zodat het beeld kon ademen en spreken. En iedereen die het beeld niet aanbad werd op gezag van het Beest uit de aarde ter dood gebracht” (Apoc. 13: 11-16).
Op de miniatuur in de Galicische Apocalyps worden de mensen door het Beest uit de aarde gedwongen het beeld op het altaar te aanbidden. Achter het Beest uit de aarde worden de standvastigen op bevel van het Beest uit de aarde door soldaten met zwaarden en bijlen omgebracht.
Situatie in het Romeinse rijk 2: verering van het beeld van de Romeinse keizer
Het Beest uit zee is de Antichrist, een personificatie van de Romeinse keizer die zich voordoet alsof hij God is en zich als God laat vereren. Bij veel theologen staat het Beest uit de aarde voor de hoge geestelijke leiders en het priesterschap van de Romeinse staatstempels. Daar stond op de altaar het beeld van de goddelijke keizer. Daar dwongen de priesters de mensen het beeld van de vergoddelijkte keizer/ het Beest uit zee te vereren.
Als kind van zijn tijd heeft Johannes de christenvervolgingen meegemaakt. Het is dus logisch dat hij de gebeurtenissen die hij in zijn visioenen ziet laat afspelen tegen de historische achtergrond van de tijd waarin hij leefde.
Het feit dat Johannes in het dertiende hoofdstuk nadrukkelijk veroordelend schrijft over de verering van het beeld van het Beest uit zee benadrukt hij het belang ervan. Nauwelijks verbloemd verwijst hij met de opmerkingen over de aanbidding van het beeld van het Beest uit zee naar de Romeinse staatsreligie waarbij de verering van het beeld van de keizer een belangrijke plaats innam: “Aanbidden zullen hem alle bewoners van de aarde van wie de naam niet vanaf de grondlegging van de wereld wordt genoemd in het Boek des levens van het Lam dat geslacht is” (Apoc. 13: 7-8).
De Romeinse keizercultus was ingesteld door keizer Augustus (regeerperiode 27 v.Chr. - 14 n.Chr.), de eerste Romeinse keizer. Keizer Domitianus (regeerperiode 81-96 na Chr.) liet zich later aanspreken als Dominus et Deus, “Heer en God”.
In de tijd van de regeerperiode van Domitianus noteerde Johannes de visioenen die hem werden geopenbaard over hetgeen er in de eindtijd zou gebeuren. Met de verering van het beeld van de keizer en de onderdrukking van christenen worden de eerste tekenen van de eindtijd zichtbaar.
In de Romeinse tijd was het gebruikelijk dat de portretten van de heersende keizer over het hele rijk werden verspreid. Dit deden de keizers vooral om zichzelf door het portret aanwezig te laten zijn. Op gezette tijden werd het beeld van de vergoddelijkte keizer vereerd.
De felle vervolging van christenen was opmerkelijk. In de Romeinse wereld was een vrij grote mate van godsdienstvrijheid. Zo werd bijvoorbeeld de aanhangers van de Mithrascultus en de Isiscultus weinig in de weg gelegd. Binnen dat kader van tolerantie moest men zich echter wel conformeren aan de Romeinse staatsgodsdienst waarbij behalve de Romeinse goden ook de verering van het beeld van de vergoddelijkte keizer een belangrijke plaats innam. Met de verering van het beeld van de keizer betoonde men gehoorzaamheid aan het Romeinse gezag en onderwerping aan Rome en de autoriteit van de keizer. Vooral in gebieden die door de Romeinen waren bezet was loyaliteit van de plaatselijke bevolking van groot belang voor de Romeinen. De verering van het beeld van de keizer door onderworpen volken werd door de Romeinse overheid opgevat als een blijk van erkenning van het Romeinse gezag en onderwerping en gehoorzaamheid aan de keizer.
De christenen wilden alleen hun eigen God vereren. De vervolging van de christenen werd vooral ingegeven door hun weigering de keizer en/of zijn beeld te vereren. Daarom vielen zij op en werden zij beschouwd als leden van een gezagsondermijnende organisatie. Daar moest korte metten mee worden gemaakt en de christenen werden zwaar vervolgd.
Nadat keizer Constantijn de Grote (Romeins keizer 306-337) zich in 312 had uitgesproken voor het christendom werd de keizercultus afgeschaft. Dit werd onderschreven door keizer Theodosius I die in 391 het christendom tot de nieuwe staatsreligie verhief. In minder dan een eeuw was het christendom in de vierde eeuw van een zwaar vervolgde religie via een getolereerd geloof tot staatsgodsdienst verheven. Vanaf die tijd werd door christenen het leven zuur gemaakt van de aanhangers van andere religies.
In het artikel van zo'n twee maanden geleden verwees ik al naar de commentaren van vroege theologen die Beatus van Liébana opnam in diens Commentaren op de Apocalyps van Johannes (776). Daarin staat het Beest uit zee voor het Romeinse keizerrijk en de Romeinse keizer en de van overheidswege gesteunde repressie ten aanzien van de Christenen. De aanhangers van de Romeinse staatsgodsdienst worden door Beatus als ‘heidense ongelovigen’ beschreven. De onderdrukking die vooral was ingegeven door de weigering van de christenen mee te doen aan verering van het beeld van de keizer was er de oorzaak van de keizer aan te wijzen als Antichrist die zich laat vereren alsof hij God is. De keizer was het Beest uit zee die de aarde misleidde zijn beelden te vereren als ware hij God (Apoc. 19: 20).

Apocalyps van Angers
Voor het altaar met het beeld van het Beest uit zee knielen afvalligen. Het Beest uit de aarde die, zoals we zagen zou staan voor een tempelpriester geeft een beul opdracht degenen te doden die volharden in hun weigering het beeld van het Beest uit zee te vereren (Apoc. 13: 12).

Detail van het tapijt met de onthoofding van gelovigen die weigeren het beeld van het Beest uit zee te vereren.
Het afgeslagen hoofd van de man die nog op zijn handen leunt ligt links op de voorgrond. De man naast hem wacht hetzelfde lot en de man daarachter ziet met ontzetting toe naar wat ook hem zo dadelijk zal overkomen.

Op de miniatuur in de Cloisters staat het beeld van het Beest uit zee op een altaar. Links daarvan knielt een aantal van zijn aanhangers of mensen die er niet voor durfden te kiezen trouw te blijven aan hun geloof. Achter deze groep liggen mensen die er wel voor hebben gekozen trouw aan het geloof te blijven en hun leven daarvoor hebben gegeven. Achter hen staan twee mannen, de een met een bijl en de ander met een zwaard. Zij staan op het punt ook de laatste twee standvastigen te onthoofden.

Miniatuur van een pagina in de Apocalyps in het Getty Center,
1255 -1260, Los Angeles, Verenigde Staten
Vanaf de marge van de pagina draait Johannes zich om en ziet in zijn visioen mensen knielen voor het beeld van het Beest uit zee dat voor hen staat.

Detail van de miniatuur in de Getty Apocalyps
Achter de groep afvalligen die het beeld van het Beest uit zee vereert staat een groep die niet knielt voor het beeld. Die groep wordt met het zwaard bedreigd door het Beest uit de aarde. Wanneer zij volharden in hun weigering het beeld van het Beest/ de keizer te aanbidden zullen zij gedood worden.
De donkere zwaardvorm die we zien tussen het Beest rechts en het groepje mensen rechts moet u wegdenken. Het is geoxideerd zilver dat vanaf de andere kant van de pagina doorschijnt.

Detail van de miniatuur in de Getty Apocalyps
Op dit detail is op beide voorstellingen van het Beest uit de aarde goed te zien dat het hoorns heeft als van een lam. (Apoc. 13: 11). Ook de gespleten hoeven van het Beest uit de aarde zijn kenmerken van een lam.
Het Beest uit de aarde links houdt het geheven zwaard tussen de gespreide teennagels. Rechts doet hij hetzelfde met de stift waarmee hij het teken van het Beest uit zee aanbrengt op het voorhoofd van een van zijn volgelingen.
Johannes eindigt het dertiende hoofdstuk met een opmerking over de Romeinse overheidsrepressie tegenover de christenen: Het Beest uit de aarde zorgt ervoor dat allen, klein en groot, rijk en arm, vrij en slaaf, een merkteken ontvangen op hun voorhoofd; niemand kan iets kopen of verkopen als hij dat teken, de naam van het Beest uit zee of het getal van zijn naam niet draagt. Wie dat teken niet droeg was als handelaar of koper uitgesloten van de markt (Apoc. 13: 17).

Vlaamse Apocalyps, samenvattende miniatuur bij de tekst van hoofdstuk 13
Tegen de achtergrond van een donkerblauwe hemel vol met sterren ziet God wat er zich op aarde afspeelt. Het ontgaat hem niet wie zich aansluit bij de gelovigen die standvastig blijven in de leer van zijn Zoon en wie degenen zijn die zich aansluiten bij de dwaalleer van de twee beesten met hun valse tekenen.

Johannes is er in zijn visioen getuige van dat de Draak zich heeft opgesteld aan het strand van de zee. Het ondier overhandigt het Beest dat oprijst uit zee een scepter. Daarmee geeft de Draak het zeemonster grote macht en kracht over de bewoners van de aarde. Het Beest heeft de gevlekte huid van een panter en koppen met de muil als van een leeuw. Het laat vuurstralen uit de hemel vallen.

In de linkerbovenhoek van dit detail laat het Beest uit zee zich aanbidden door hooggeplaatste personen. We herkennen een paus, een kardinaal en een bisschop.
Op het tafereel rechts daarvan gaat het Beest uit zee de strijdkrachten voor in de strijd tegen de volgelingen van Jezus. Met een lans hebben zij degenen gedood die tot in de dood trouw zijn gebleven aan de leer van Jezus en het beeld van het Beest uit zee niet hebben vereerd.
Linksonder komt het tweede Beest uit een spelonk uit de aarde. Daaronder duwt hij mensen naar het altaar in de tempel van de Antichrist en dwingt hen, als ware hij de tempelpriester, het beeld van het Beest uit zee te aanbidden. Rechts daarvan markeert het Beest uit de aarde het hoofd van degenen die het beeld van het Beest uit zee hebben aanbeden. We herkennen een paus en een bisschop. Tussen hen in knielt een monnik. Zoals we al eerder zagen lijkt het er sterk op dat er in de Vlaamse Apocalyps een kritische houding wordt ingenomen tegen de hoge katholieke geestelijken die zich laten vereren alsof zij God zijn.
Het Beest uit de aarde draagt op de miniatuur steeds de grauwgrijze pij met capuchon van een franciscaner monnik. Om zijn middel draagt hij een koord, maar zonder het vandaaruit naar beneden hangende koord met de drie knopen die de volgelingen van Franciscus moeten herinneren aan hun drie belangrijke geloften. We hebben al eerder in de Vlaamse Apocalyps gezien dat een aanhanger van de Nikolaïeten of van de leer van de Valse profeet Bileam die, geactualiseerd op de miniatuur franciscaner monniken tracht over te halen die leer te volgen (Apoc. 2: 6 en 14).
In verband met het dertiende hoofdstuk van de Apocalyps mogen we wellicht concluderen dat de verluchter met het afgeworpen koord met de drie knopen erop heeft willen wijzen dat het Beest uit de aarde de gedachte aan kuisheid, armoede en gehoorzaamheid aan de wilgen heeft gehangen.
Opmerkingen