Apocalyps Hoofdstuk VIV
- Paul Bröker
- 26 jul
- 20 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 25 aug
Blog deel 12: Het Lam op de berg Sion en het wraakoordeel

Detail van de miniatuur in de Beatus van Osma
Inleiding
De noodzaak van trouw en waakzaamheid van de gelovigen wordt in het veertiende hoofdstuk benadrukt. De grote groep van 144.000 mannen die zich op de berg Sion hebben verzameld vormt een voorbeeld van de beloning die wacht wanneer de leer van Jezus wordt nageleefd. De mannen worden al vóór het Laatste Oordeel in de hemel opgenomen; zij zijn degenen 'die het Lam altijd hebben gevolgd, waar het ook gaat' (Apoc. 14: 4)
Vervolgens wordt met ‘de engel die een eeuwig evangelie verkondigt’ verwezen naar de universele reikwijdte van Jezus’ boodschap en de noodzakelijkheid van bekering die mogelijk is tot aan de terugkeer van Jezus en het Laatste Oordeel.
Hoofdstuk 14, Het Lam op de berg Sion
Johannes krijgt ook in de visioenen van het veertiende hoofdstuk een vooruitblik op wat er binnen afzienbare tijd staat te gebeuren. We lezen over de uiteindelijke overwinning op het kwade en over de wraak van God op de twee beesten en hun aanhangers.
Ondanks alle verschrikkingen die Johannes beschrijft in het dertiende hoofdstuk blijft hij onverschrokken toekijken en wacht de loop van de gebeurtenissen af die hem ‘in de geest’ zullen worden geopenbaard: “Weer keek ik toe en zie op de berg Sion het Lam en samen met hem 144.000 mensen. Zij droegen zijn naam en ook de naam van zijn Vader was op hun voorhoofd geschreven. En ik hoorde uit de hemel een geluid als het ruisen van vele wateren en het dreunen van donderslagen, maar het geluid dat ik hoorde, was als de klank van citerspelers. Zij hieven een nieuw lied aan voor de troon van God en voor de vier dieren. Niemand kon het lied leren behalve de 144.000 die van de aarde zijn vrijgekocht door het bloed van het Lam. Zij zijn het die zich niet met vrouwen hebben bezoedeld [het zijn blijkbaar alleen mannen], maar onbesmet zijn gebleven; zij volgen het Lam waar het ook gaat. Zij zijn als de eerste oogst voor God en het Lam, in hun mond is geen leugen gevonden: zij zijn zonder smet” (Apoc. 14: 1-5). Zij hebben ook het beeld van het beest niet aanbeden; zij hebben niet meegedaan aan de verering van het beeld van de vergoddelijkte keizer.

Miniatuur in de Beatus van Osma, ca. 1086, Diocesaan Historisch Archief van de kathedraal van Maria-Tenhemelopneming, El Burgo de Osma, Spanje.
Op de miniatuur in de Beatus van Osma staat het Lam op een soort van kegel; het is de berg Sion. Rondom het hoofd draagt het dier een kruisnimbus en in de rechtervoorpoot houdt het een staf met daarboven een schild met een kruis. Met deze tekenen is het onmiskenbaar dat het Lam Jezus voorstelt in zijn hoedanigheid van het Lam Gods.

Detail miniatuur in de Beatus van Osma
Het Lam wordt op de miniatuur geflankeerd door vier citerspelers die de vierentwintig oudsten vertegenwoordigen. Deze oudsten werden al in het vierde en vijfde hoofdstuk van de Apocalyps uitvoerig geïntroduceerd.
Het lijkt erop dat spelers met de lang uitgegroeide vingernagels van de wijsvinger en de pink, gemakkelijk bij de verafgelegen snaren kunnen. Met de duim en de gekromde wijs- en ringvinger kunnen de snaren die zich wat dichterbij bevinden worden aangeslagen. Allemaal heel praktisch blijkbaar.
Links en rechts van de berg staan de 144.000 die als eersten zijn vrijgekocht voor God en het Lam’ (Apoc. 14:3).

Facundus Beatus, 1047, Biblioteca Nacional, Madrid
Ook op de miniatuur in de Facundus Beatus staat het Lam boven op een schematisch weergegeven berg. Boven de sterren hebben we een kijkje in de hemel. De berg en het Lam worden geflankeerd door veertien citerspelers die de 144.000 mannen op de berg vertegenwoordigen.

Detail van de miniatuur in de Facundus Beatus
Opvallend is dat op veel miniaturen in de Beatus-handschriften met een voorstelling van de verschijning van het Lam op de berg Sion de flanken van de berg een begroeiing hebben met palmbomen. Vaak zien we alleen de takken van die bomen. Wellicht mogen we in dit zegeteken een symbolische vooruitwijzing zien van de overwinning van het Lam Gods op het kwade en de dood.

Detail van de miniatuur in de Facundus Beatus
Boven in de hemel herkennen we op het detail in de Beatus van Facundus vanuit het midden de vier apocalyptische wezens die we bij de behandeling van de eerste hoofdstukken uitvoerig zijn tegengekomen. Van links naar rechts zien we de gevleugelde mens, de gevleugelde leeuw, de gevleugelde stier en de gevleugelde adelaar.
De vier wezens worden op de miniatuur geflankeerd door vier van de vierentwintig oudsten. Zij worden in de theologie heel verschillend geduid. Men is het er vaak wel over eens dat het uitverkorenen zijn uit de tijd van het Oude Testament (zie o.a. deel II met de behandeling van hoofdstuk 4). In de hoofdstukken 4, 5, 6, 7 van de Apocalyps bevinden de oudsten zich in de hemel en zingen ‘zonder ophouden’ een lied voor de troon van God in de hemel. Apoc. 4: 1-9) en 5: 8-9) Ze begeleiden zichtzelf op citers en dragen gouden kronen.
De beschrijvingen van de oudsten zijn deels hetzelfde als de manier waarop de 144.000 in het veertiende hoofdstuk worden beschreven. Naar mijn gevoel sluiten de 144.000 op de berg Sion zich als uitverkorenen aan bij de groep oudsten als degenen ‘die van de aarde zijn vrijgekocht’. Evenals de op de citers spelende oudsten brengen zij hun citerspel ten gehore en zingen zij voor de troon van God in de hemel en voor de vier wezens en de oudsten een nieuw lied dat door niemand kon worden gezongen dan door de uitverkorenen, de 144.000 die waren vrijgekocht (Apoc. 14: 3).

Beatus van Valcabado, 970,
Bibliotheek van het Colegio de Santa Cruz, Universiteit van Valladolid, Spanje
De Beatus van Valcabado, ook bekend als de Beatus van Valladolid is een vroege kopie van de Commentaren op de Apocalyps van Johannes door Beatus van Liébana. De kopie die werd vervaardigd in het klooster van Santa Maria in Valcabado. In het boekwerk treffen we gegevens aan over het handschrift. Bijzonder is dat in het handschrift niet alleen werd vastgelegd waar en wanneer het manuscript werd vervaardigd; we worden ook geïnformeerd over de opdrachtgever en we weten wie de verluchter was.
Enkele feiten: het werk aan het handschrift duurde van 8 juni tot 8 september 970. Het werd gemaakt in opdracht van Sempronius, indertijd de abt van het klooster Santa Maria in Valcabado in de Spaanse regio Castilië en León. Een zekere Obeco tekende voor de miniaturen; hij was, zo vernemen we, ook de kopiist van de tekst van de Beatus van Valcabado.
Na enige omzwervingen wordt de codex nu bewaard in de Bibliotheek van de Universiteit van Valladolid, Spanje. Vanwege de hoge kwaliteit van de miniaturen en de uitstekende staat wordt het beschouwd als een van de belangrijkste Mozarabische manuscripten in Spanje. Het handschrift had oorspronkelijk minstens 101 miniaturen waarvan er 97 bewaard zijn gebleven. Helaas heb ik slechts een enkele afbeelding van de miniaturen tot mijn beschikking. Zie hieronder ook de miniatuur met de Wraakoogst.

Het Lam op de berg Sion, Beatus van Silos, 1189

Beatus van Silos, detail van de miniatuur van het Lam op de berg Sion
Het armetierige Lam op de berg lijkt sterk op ‘het Lam dat geslacht is’ zoals dat wordt omschreven in het vijfde hoofdstuk van de Apocalyps en lijkt ook op de manier waarop het werd afgebeeld op illustraties in verschillende handschriften (zie deel 3). De deerniswekkende voorstelling van het Lam wijst op de offerdood van het Lam Gods. Het kruis dat het dier in zijn gebogen rechtervoorpoot draagt benadrukt deze betekenis. Het is een voorstelling van het Lam dat door zijn lijden de dood heeft overwonnen; alleen daardoor kunnen de volgelingen van het Lam uit de dood opstaan. De 144.000 behoren tot de eersten die dit ondergaan. We zullen nog zien dat zij niet meer hoeven te wachten op het Laatste Oordeel; zij zijn al verlost. Uit dankbaarheid wordt het Lam door hen bejubeld en toegezongen. De elegant bewegende citerspelers op de miniatuur dansen vrolijk mee op hun eigen snarenspel.

Op de miniatuur in de Apocalyps van Bamberg bevindt Johannes zich in zijn visioen op de berg Sion. De stevige ‘rotsformatie’ heeft veel weg van een berg netjes opgestapelde mosselschelepen. Johannes kijkt naar het imposante Lam en de groep van twintig mannen die de menigte van de 144.000 voorstelt die zich op de berg heeft verzameld. Johannes draagt het boek in de handen om alles wat zich ‘in de geest’ voordoet direct op te kunnen schrijven: “Weer keek ik toe en zie op de berg Sion het Lam en samen met hem 144.000 mensen…” (Apoc. 14: 1-5).

Op het tapijt van de Apocalyps van Angers hebben de vierentwintig oudsten (met kronen) en de 144.000 (links en rechts onder het Lam met een kruis op het voorhoofd) zich verzameld rondom de berg Sion. Boven het Lam zien we in de band met witte wolken de vier apocalyptische wezens met links en rechts engelen die muziek maken.

Detail van het tapijt van de Apocalyps van Angers
Links onderaan dragen de 144.000 het teken van het kruis op hun voorhoofd.

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters
Links bovenaan heeft de groep van de 144.000 zich bij de berg Sion verzameld. Ook hier lijkt de groep zich bij de vierentwintig oudsten te voegen. De oudsten zijn herkenbaar aan hun kronen. Boven de oudsten is de hemel geopend. De vier apocalyptische wezens zijn opgesteld rondom de lege troon van God. De troon wordt weergegeven als een regenboog met daarop een gouden kleed en een kussen.
Het Lam staat fier op de berg en draagt maar liefst drie kruisen. Dat geeft het belang van de symboliek van het kruis wel aan. Alleen door zíjn kruisdood konden de 144.000 en de oudsten uit de dood opstaan en zich in de hemel met God verenigen.

Miniatuur in de Galicische Apocalyps
De visioenen volgen zich in dit hoofdstuk in een snel tempo op: “Toen zag ik, hoog in de lucht een andere engel vliegen. Hij moest een eeuwig evangelie verkondigen aan alle bewoners van de aarde, aan alle naties en stammen en talen en volken. Hij riep met luide stem: ‘Heb ontzag voor God en breng hem eer, want het uur van zijn oordeel is gekomen. Aanbid hem die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen heeft gemaakt’” (Apoc. 14: 6- 7).
Op de miniatuur in de Galicische Apocalyps is de engel verschenen boven de groep mannen, die zich aan de voet van de berg Sion heeft verzameld. Misschien mogen we in de drie gehurkte personen in hun midden een aantal vrouwen vermoeden. Zij hebben in ieder geval geen baard en de voorste lijkt een oorbel te dragen. Aandachtig kijken zij omhoog, naar de engel die het ‘eeuwig evangelie’ verkondigt. De engel preekt het evangelie aan alle mensen op aarde en roept op tot eerbied en ontzag voor God omdat het uur van zijn oordeel nabij is. We moeten het visioen opvatten als een oproep tot een eeuwige en universele voortzetting van de verkondiging van het evangelie van Jezus en een oproep tot het bekeren van ongelovigen, tot het te laat is, tot aan het Laatste Oordeel… de tijd begint te dringen!
In theologische commentaren wordt er wel op gewezen dat er met ‘het uur van zijn oordeel’ in dit hoofdstuk niet zou worden verwezen naar het Laatste Oordeel, maar naar het wraakoordeel over de vijanden van de Kerk. Daarmee lijkt te worden geconcludeerd dat er eerst zal worden geoordeeld over personages als de draak, de twee beesten en de valse profeten en ook over Babylon. De aankondiging van die straf die over die zondige stad zal komen gaat namelijk direct vooraf aan de beschrijving van de verschijning van een volgende engel die de val van Babylon aankondigt.

Miniatuur in de Galicische Apocalyps
De engelen blijven in dit hoofdstuk af en aan vliegen: “Een andere engel, een tweede, volgde hem en riep: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, de grote stad die door haar ontucht alle volken heeft bedwelmd door hen te laten drinken van de wijn van haar wellust’” (Apoc. 14: 8).
Volgens de redelijk gangbare theologie zou de historische stad Babylon door Johannes vereenzelvigd worden met Rome. Rome wordt net als Babylon geassocieerd met goddeloosheid afgoderij en ontucht; een stad waarvan de bewoners volledig ‘van God los’ zijn. Het wraakoordeel over Babylon, is blijkbaar zó zeker en zó nabij, dat het hier al als voltrokken wordt beschouwd. De val van Babylon in dit hoofdstuk geldt in de theologie als een hemelse waarschuwing voor ongelovigen en een aanmoediging voor gelovigen om trouw te blijven aan God, ondanks de wereldse verleidingen waarmee zij in Babylon worden omringd. We zullen zien dat het vonnis over de zondige stad in feite pas in de visioenen van Johannes wordt uitgevoerd in hoofdstuk 17 en 18.

Op de miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters, zijn het met name torens, de trots van de stad die zijn ingestort. Inwoners van de stad worden onder de naar beneden vallende torens getroffen. Rechts valt de torenwachter samen met de toren naar beneden. Zielig is natuurlijk zijn(?) treurende vrouw achter de stadsmuur.

Op de miniatuur van de Galicische Apocalyps is linksboven weer een engel verschenen. Rechts op de miniatuur staan de andere vijf engelen die een rol spelen in dit veertiende hoofdstuk (Apoc. 14: 6, 8, 9, 14, 17 en 18).
De engel wijst de mannen op het Lam dat achter een altaar op de berg Sion staat. Het houdt het Boek des levens tussen de voorpoten; het boek waarin de namen worden genoemd van de uitverkorenen, degenen die in de hemel worden toegelaten. Het Lam kijkt achterom, naar de mannen die zich op de berg hebben verzameld. Het zijn ‘… de 144.000 die het teken van het Lam en het teken van zijn Vader op hun voorhoofden hebben geschreven’ (Apoc. 14: 1).

Wanneer u goed kijkt ziet u dat op het detail van de miniatuur alle mannen links het teken van het kruis op het voorhoofd dragen. Dat is het teken waarmee zij gemerkt zijn ‘als degenen die het Lam altijd hebben gevolgd, waar het ook gaat’ (Apoc. 14: 4). Zij behoren tot de uitverkorenen en zullen zich aansluiten bij de groep oudsten in de hemel.
Rust en onrust
Op het altaar brandt vuur. Dit verwijst naar de woorden van de derde engel die nu boven de groep verschijnt en met luide stem wijst op het lot van de afvalligen en de ongelovigen: “Iedereen die het Beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd aanneemt, zal de wijn drinken van Gods toorn, onvermengd geschonken in de beker van zijn woede; hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel, ten aanschouwen van de heiligen en van het Lam. De rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid. Overdag noch 's nachts is er rust voor hen die het Beest en zijn beeld aanbidden en voor ieder die het merkteken van zijn naam draagt (Apoc. 14: 9-11).
Na de verkondiging van de straf van de ongelovigen wijst de engel op de glorievolle toekomst voor degenen die volharden in het geloof: “Hier [in de hemel] geldt slechts de volharding van de heiligen, van hen die de geboden van God en het geloof in Jezus bewaren… zij zullen uitrusten van hun zwoegen want hun werken volgen hen” (Apoc. 14: 12-13).
In de twee laatste aangehaalde citaten (Apoc. 14: 9-11 en14: 12-13 ) wordt een niet mis te verstane tegenstelling opgeroepen tussen het ellendige lot dat degenen wacht die het Beest uit zee en de Antichrist hebben aanbeden. Zij krijgen geen rust, overdag niet en ’s nachts niet.
Zij die niet onder de repressie en de onware verhalen van de valse profeten zijn bezweken en de geboden van God en het geloof in Jezus tot in de dood trouw blijven, alleen hen wacht hemelse gelukzaligheid; zij zullen in de nabijheid van God uitrusten van hun inspanningen.

Op de miniatuur in de Galicische Apocalyps zit Johannes op een verhoging in het landschap. Er ligt een onbeschreven blad op zijn schoot. Met de pen aan de mond kijkt Johannes omhoog, naar de engel die hem opdraagt: ‘Schrijf op: “Zalig de doden die vanaf nu in de Heer sterven, ja waarlijk, zegt de Geest, ze zullen uitrusten van hun zwoegen, want hun daden vergezellen hen’” (Apoc. 14: 13).
Met ‘vanaf nu’ zou worden bedoeld dat degenen die gedurende de eindstrijd tot in de dood volharden en hun leven voor het geloof hebben gegeven niet hoeven te wachten op Jezus’ terugkomst en het Laatste Oordeel; zij gaan direct naar de hemel zij vormen de groep van de 144.000.

Detail van de miniatuur in de Galicische Apocalyps
Op dit detail ligt een groep mensen die in de strijd is omgekomen. Hun gelaat toont geen verschrikking. Het lijkt erop dat zij met een gevoel van gelukzaligheid hoopvol de dood tegemoet zijn getreden. Boven hun hoofden verlaten hun zielen via de mond het lichaam. Verwachtingsvol knielen zij voor de engel die uit een wolk is verschenen. De hemelbode heeft al een aantal zielen verzameld; hij zal ze naar de hemel brengen. Ook de andere opgestane zielen zullen hun plaats krijgen bij God, ‘waar zij zullen uitrusten van hun zwoegen’.

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters
De opstanding van de doden
Boven de rustig ingeslapen mannen en vrouwen zijn twee engelen verschenen. In een grote doek dragen zij de zielen van de overledenen naar de hemel.
Links bovenaan wijst een engel Johannes op de gebeurtenis. ‘Beati mortin’, ‘Zalig zijn de doden’, heeft hij als inleiding van zijn verslag van het visioen al opgeschreven.

Ik hoorde een stem uit de hemel die zei: ‘Schrijf op: zalig de doden die in de Heer sterven, van nu af aan.’
In de twee bedden liggen zeven overleden mannen. Zij liggen rustig onder de lakens en dekens. Twee engelen dragen hun zeven zielen in een laken naar de hemel.
De wraakoogst

Miniatuur in de Galicische Apocalyps
Het wraakgericht nadert: “Ik keek toe, en ik zag een witte wolk; op de wolk zat iemand, een Mensenzoon gelijk, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand” (Apoc. 14: 14).
Bij de behandeling van de eerste drie hoofdstukken van de Apocalyps werd duidelijk dat met de Mensenzoon, de mens geworden Zoon van God wordt bedoeld. In het veertiende hoofdstuk draagt hij echter geen tweesnijdend zwaard zoals in het eerste hoofdstuk (Apoc.1: 17-18), maar, zoals we op de miniatuur in de Galicische Apocalyps zien een sikkel. Daarmee zal het vonnis worden voltrokken.

Detail van de graanoogst in de Galicische Apocalyps
Rechts op de miniatuur zien we het vervolg van het visioen: “Een andere engel trad uit de tempel van de hemel en riep met luide stem tot hem die op de wolk zat: ‘Laat uw sikkel komen om te oogsten, want het uur om te maaien is aangebroken; overrijp is de oogst van de aarde’! Toen wierp hij die op de wolk zat zijn sikkel uit over de aarde en de aarde werd afgemaaid”’ (Apoc. 14: 15).
Op de verluchting in de Galicische Apocalyps komt de engel inderdaad uit de poort van de tempel in de hemel. Hij richt zich tot de Mensenzoon en laat hem weten dat de oogst van de aarde overrijp is en dat de tijd om te maaien is aangebroken. In het midden staan de rijpe graanhalmen rechtovereind.
Dezelfde persoon als degene die met de kroon, de kruisnimbus en met de sikkel op de wolk zit slaat nu de sikkel in het overrijpe graan! Het is dus de Mensenzoon, Jezus zelf die het vonnis voltrekt! Hij is het die de oogst van de aarde afmaait en binnenhaalt. Hiermee wordt een krachtig beeld geschetst van de Mensenzoon die op het einde der tijden optreedt als rechter én als uitvoerder van het vonnis dat bij het Laatste Oordeel wordt geveld.

miniatuur met de druiven oogst in de Galicische Apocalyps
Er kwam nog een engel uit de tempel in de hemel. Ditmaal met een sikkel die is bestemd voor de druivenoogst: “Weer trad een engel tevoorschijn uit de tempel in de hemel, en ook hij droeg een scherpe sikkel. Een andere engel, aangesteld over het vuur van het altaar richtte zich vanaf het altaar tot de engel die de sikkel droeg en riep: ‘Sla af de trossen van de wijnstok van de aarde want de druiven zijn rijp!' Toen sloeg de engel zijn sikkel uit over de aarde; hij sneed de trossen af en wierp ze in de grote perskuip van Gods woede” (Apoc. 14: 18-19).
Op de miniatuur in de Galicische Apocalyps staan links twee engelen. De tweede engel van links draait zich af van het altaar. Het is de engel die het vuur van het altaar in de hemel onderhoudt en de andere engel links opdracht geeft de trossen van de wijngaard van de aarde te oogsten. De andere engel heeft een sikkel in de hand.

De druivenoogst, detail van de miniatuur in de
Galicische Apocalyps
De engel rechts op het detail zet zijn sikkel in de stelen van de druiventrossen en laat ze in de perskuip vallen. Daar worden de druiven door demon-achtige figuurtjes getreden: “Hij wierp de trossen in de grote perskuip van Gods woede. De perskuip werd getreden buiten de poorten van de stad, en bloed stroomde eruit tot aan de teugels van de paarden over een afstand van zestienhonderd stadiën” (Apoc. 14: 19).
Naar de tekst van Johannes staat de perskuip buiten de poorten van de stad en in plaats van druivensap stroomt er bloed uit de kuip. Het is het bloed van Gods woede dat stroomt tot aan de teugels van de paarden en zich verspreidt over een enorm gebied (Apoc. 14: 20).
Met de aangehaalde woorden getuigt Johannes van het visioen van Gods wraak en de vreselijke slachting die zal plaatsvinden wanneer de volkomen overwinning is bewerkstelligd en het bloed van de vijand over een gebied van zo’n driehonderd kilometer buiten de stadspoorten zal uitstromen.
In de theologie wordt de tekst over het oogsten verschillend geïnterpreteerd. Theologen zien zowel in de graan- als in de druivenoogst een verwijzing naar de eeuwige straf voor de zondaars.
Toch kan er blijkbaar ook een verschil van inzicht zijn in de uitkomst van het gericht. De graanoogst wordt dan opgevat als een symbool voor het ‘binnenhalen’ van de uitverkorenen. In dat geval wordt gewezen op: “Zij [de 144.000] zijn als de eerste oogst voor God en het Lam, in hun mond is geen leugen gevonden: zij zijn het die zich niet met vrouwen hebben besmeurd” (Apoc. 14: 1-5).
De druivenoogst daarentegen zou verwijzen naar het oordeel over de verdoemden. We zagen al dat de druiven die geperst worden in de wijnpers symbool kunnen staan voor degenen die Gods woede over zich hebben afgeroepen, zij zullen de wijn drinken van Gods wraak, ‘onvermengd geschonken in de beker van zijn toorn’. Iets soortgelijks vernemen we ook met betrekking tot de wijnoogst: “Toen sloeg de engel zijn sikkel uit over de aarde; hij sneed de trossen af en wierp ze in de grote perskuip van de toorn van God” (Apoc. 14: 19).

Miniatuur in de Apocalyps van Valcabado/ Apocalyps van Valladolid, 970

Detail van een miniatuur in de Apocalyps van Valcabado/ de Apocalyps van Valladolid met linksboven de graanoogst en rechts de druivenpluk

Detail van een miniatuur in de Apocalyps van Valcabado
Terwijl rechts de vrouw de druiven in de perskuip treedt, trekt zij boven haar hoofd een tak van de druivenstruik naar zich toe en snijdt nog meer druiventrossen af; ze vallen in de perskuip en kunnen meteen geplet worden. Het bloed uit de perskuip overspoelt de paarden in het midden. Links stijgt het niveau van het bloed in de vorm van rode golvende lijnen tot aan de kantelen van de stadspoort.

Tapijt van Angers met de engel die erop wijst dat de druiven
geoogst kunnen worden.
De engel die was aangesteld over het vuur draait zich af van het altaar en wijst de engel die met de sikkel uit de tempel van de hemel komt erop dat de druiven rijp zijn: “Sla uw scherpe sikkel erin en oogst de trossen van de wijngaard van de aarde, want haar druiven zijn rijp!”
Aan de voeten van de engel brandt het vuur voor het altaar dat door deze engel wordt onderhouden.

Detail van het tapijt van Angers, de druiven zijn rijp en
kunnen worden geplukt.
Het is fascinerend om te zien hoe de vakmensen die het tapijt hebben geknoopt het met verschillende knooptechnieken voor elkaar hebben gekregen het hout van de druivenstruik, de druiventrossen en het houten stelsel waarlangs de struik opklimt zo scherp in beeld te brengen.

Tapijt van Angers, de perskuip loopt over.
Op de miniatuur met de druivenoogst in de Apocalyps van de Cloisters zagen we al dat kleine duiveltjes meehelpen met het treden van de druiven in de perskuip. Ook op het tapijt van Angers kan de duivel blijkbaar niet wachten om de afgesneden druiventros van de engel te bemachtigen en daarmee Gods toorn over de zielen van de afvalligen te laten komen. De duivel graait een druiventros uit de handen van de engel.
Zoals Johannes vermeldt speelt het tafereel zich af bij de ommuring van een stad. In de stadpoort staat een geteugeld paard.

Detail van het tapijt van Angers: ’De perskuip werd getreden buiten de stad en bloed stroomde eruit tot aan de teugels van de paarden.’
De rode stroom met bloed dat uit de druiven is geperst komt al bijna tot aan het hoofd van het paard.

Apocalyps van de Cloisters
Met een sikkel heeft een engel een druiventros afgesneden. Gretig grist de duivel de druiventros uit de handen van de engel. De duivel zit op de persbak die staat opgesteld buiten de stadspoort.

Vlaamse Apocalyps, samenvattende miniatuur bij de tekst van hoofdstuk 14

Links bovenaan op het detail van de miniatuur in de Vlaamse Apocalyps staat het Lam op de berg Sion. Het dier draagt een gouden nimbus. De draagstok in zijn gekromde linker voorpoot loopt uit in een gouden kruis. Aan de draagstok hangt een wit vaandel met daarop een rood kruis. De twee kruisen wijzen naar het lijden en het offer van het Lam waarmee het de overwinning op de dood en het kwade heeft bewerkstelligd. Vóór het Lam knielen vijf mannen. Het is een beetje een schamele vertegenwoordiging van de menigte van de 144.000 die het Lam op de berg Sion aanbidden.
In de rechterbovenhoek, precies op ooghoogte van het Lam op de berg knielt een deel van de vierentwintig oudsten. De oudsten sluiten zich aan bij de aanbidding van de 144.000, maar zíj aanbidden het Lam al in zijn menselijke gedaante zoals het is opgestaan in de hemel; het is God de Zoon die zich in de onderkant van de grote cirkel bevindt. Zoals steeds in de Vlaamse Apocalyps herkennen we de oudsten ook op deze miniatuur aan hun blauwe verschijning tegen eenzelfde blauwgekleurde lucht. We kunnen ze het beste onderscheiden wanneer we hen bekijken vanaf de gouden kronen die zij dragen.
Op de rand van de grote rood ingekleurde cirkel herkennen we de vier apocalyptische wezens met ieder zes vleugels: linksboven de gevleugelde mens, daaronder de leeuw; aan de rechterkant zien we de gehoornde stier en daarboven de adelaar.
In het midden zetelen God de Vader en daaronder zit zijn Zoon: “Op de wolk zit iemand, een Mensenzoon gelijk, met een gouden kroon op het hoofd en een scherpe sikkel in de hand” (Apoc. 14: 14). Met de sikkel in zijn linkerhand wordt hij op de miniatuur als rechter én uitvoerder van het vonnis van het wraakgericht getypeerd. We zagen deze interpretatie ook al bij Jezus op de witte wolk op de miniatuur met de graanoogst in de Galicische Apocalyps.

Onder de voeten van God de Zoon treffen we vijf engelen aan op de wolken onder de hemel. We herkennen ze aan hun handelingen van de beschrijving van gebeurtenissen in het veertiende hoofdstuk.
De hemelbode links met de gedeeltelijk geopende boekenrol is de engel die het eeuwig evangelie verkondigt’ (Apoc. 14: 6). De engel predikt het evangelie aan alle volkeren, stammen, talen en naties en roept op tot respect voor God en gehoorzaamheid aan zijn geboden, want het uur van zijn definitieve oordeel is nabij. De engel staat voor de constante en universele verkondiging van het evangelie en bekeringsijver voorafgaand aan het Laatste Oordeel, daarna is het te laat om de niet gelovigen tot inzicht te bekeren.

De tweede engel van links wijst naar beneden, op de val van Babylon. Vanuit het Lam op de top van de berg Sion gaat een stortvloed van bloed uit die als een verwoestende waterval over de stad valt. Een aantal gebouwen van Babylon is ingestort (Apoc 14: 8).

De in de tekst genoemde ‘derde engel’ wijst waarschuwend naar beneden op het panterachtige beeld van het Beest uit zee: “Als iemand het Beest en zijn beeld aanbidt en zijn teken aanneemt op het voorhoofd, zal hij de wijn van Gods woede drinken, die onverdund in de beker van zijn toorn wordt geschonken. Hij zal onder de ogen van de uitverkorenen en van het Lam in vuur en zwavel worden gepijnigd” (Apoc. 14: 9-11). De engel rechts van het midden werpt bloed uit een miskelk over het beeld van het Beest dat is opgesteld op een hoog altaar dat op de miniatuur via een trap te bereiken is. Links van het altaar zijn de aanbidders van het beeld op de knieën gevallen.

De engel helemaal rechts is de engel die ‘… trad uit de tempel van de hemel met een sikkel in de hand’. De engel komt op de miniatuur uit de tempel van de hemel. Het is de engel die het vuur van het altaar onderhoudt en die de Mensenzoon erop wijst dat het graan van de aarde rijp is en afgemaaid kan worden (Apoc 14: 15).

Rechts zijn twee engelen bezig met het binnenhalen van de oogst. De bovenste engel zet de sikkel in de graanhalmen en daaronder oogst een engel de druiven. Daaronder zien we vier paarden die vanaf de stadspoort een goed heenkomen zoeken voor het bloed dat uit de overlopende perskuip reikt tot aan het niveau van de tomen van de paarden. Het bloed verspreidt zich op de miniatuur over een grote oppervlakte van het land (Apoc. 14: 19-20).
In de linkerbenedenhoek ziet Johannes het allemaal gebeuren; onvermoeibaar schrijft hij alles op wat hem wordt geopenbaard.
Uit de ziekenboeg
Afgelopen zondag ben ik uit het ziekenhuis ontslagen. Ik houd het kort: tot mijn verbijstering en grote verdriet is de operatie niet volledig gelukt. De chirurg kon maar een deel van dat Zenkers divertikel weghalen. De rest (het kleinste deel) was inmiddels teveel met de slokdarm verbonden geraak. Wanneer hij ook dat deel zou proberen weg te halen bestond het gevaar dat hij met zijn chirurgisch mesje de slokdarm zou beschadigen en dat moest te allen tijde worden voorkomen. Naar zijn inzicht moet de rest van dat divertikel in ieder geval worden verwijderd; dat wordt een volledig nieuwe operatie, maar met een andere methode. Daar zie ik enorm tegenop.
Met de operatie van Jantje is alles voorspoedig verlopen. Ze ligt nu in een zorghotel voor haar revalidatie. Daar wordt ze buitengewoon vriendelijk verzorgd en ze is ook erg te spreken over het eten. Haar herstel verloopt voorspoedig.
Ik dank u vriendelijk voor alle lieve reacties op onze operaties die ons via email, smsjes, appjes en kaarten hebben bereikt.
Opmerkingen