top of page

Apocalyps hoofdstuk 9

  • Foto van schrijver: Paul Bröker
    Paul Bröker
  • 15 mrt
  • 19 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 22 mrt

deel VII: de vijfde en zesde bazuin



Detail van een miniatuur in de Bamberger Apocalyps: 'op hun koppen droegen ze gouden kronen en hun gezichten zagen eruit als die van mensen. Hun haren waren als die van vrouwen en hun tanden leken op de tanden van leeuwen'.


Inleiding

In het achtste hoofdstuk ontvingen zeven engelen een bazuin. Toen de eerste vier engelen hun bazuinen lieten klinken leidde dit tot rampen die de hele aarde zouden treffen. Het hoofdstuk eindigde met een grote adelaar die aankondigde dat er nog grotere catastrofes over de aarde zouden komen op het moment dat de drie volgende engelen hun bazuinen laten schallen.

 

De vijfde bazuin, een ster die uit de hemel valt en sprinkhanenduivels

Alsof er geen nieuw hoofdstuk begint gaat Johannes gewoon door met de volgende engel die op zijn bazuin blaast: En de vijfde engel blies op de bazuin. Ik zag een ster die uit de hemel op de aarde was neergestort. Hij (de ster dus!) kreeg de sleutel van de put van de afgrond. Toen hij de put had geopend steeg er rook uit op waardoor de zon en de lucht werden verduisterd. Tegelijkertijd met de rook streken er sprinkhanen uit de put neer op aarde. De insecten zouden zich over de hele aarde verspreiden(Apoc. 9: 1-3). 

 

Apocalyps van de Cloisters

 

De engel blaast op de vijfde bazuin. Op het geschal van de bazuin valt op de miniatuur, boven de bazuin van de engel een klein rood sterretje uit de hemel. Hoe miniem ook op deze voorstelling, we zullen zien dat de gevolgen groot zijn.


Detail miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters

 

De donkere rook uit de put kwam zo hoog dat zelfs de zon erdoor werd verduisterd. Er komen ook menselijke gestalten uit de put. Zij dragen allen een kroon. We zullen zien dat de sprinkhanen in het visioen van Johannes eruitzien als paarden (Apoc. 9: 7)! Over berijders wordt in dit deel van de tekst nog niet gesproken. Wanneer u goed kijkt tussen de achterbenen van het paard met de gevleugelde figuur rechts, dan ziet u de voorbenen van het paard dat vanuit de put van de afgrond als eerste uit de diepte tevoorschijn komt. Het dier heeft zijn benen al over de rand van de afgrond geslagen.

De engel die op de bazuin blaast draagt in de rechterhand de sleutel die hij aan de ster zou geven. Daaruit kunnen we afleiden dat de opening van de put door God werd aangestuurd en dat de gevolgen daarvan binnen zijn plan vallen. 

Opening van de put van de afgrond, miniatuur in een

Vlaams handschrift met commentaren op de Apocalyps,

Brugge, derde kwart van de 15de eeuw, 35,6 x 25,3 cm,

The Pierpont Morgan Library, New York 

 

De illustrator van dit handschrift heeft bepaalde zaken uit de moeilijk in een logische chronologie te plaatsen tekst overzichtelijk in één beeld samengevat.

Links bovenaan laat de engel de bazuin schallen. Tegen de achtergrond van de zware donkere rookwolken valt de ster in de put. De miniaturist vat de tekst letterlijk op: met een van zijn stralen opent de ster de zware poort die toegang verleent tot de put van de afgrond waarin de demonen zaten opgesloten. Daarop komen er sprinkhanen uit de put. De sprinkhanen worden op de miniatuur gevolgd door paarden, immers: De sprinkhanen zagen eruit als paarden, toegerust voor de strijd. Zij dragen borstharnassen als ijzeren pantsers(Apoc. 9: 7-9).

Het lijkt erop dat Johannes bij dit schouwspel van schrik zijn handen opheft en het boek waarin hij alles moet opschrijven op de grond laat vallen.

 

 Apocalyps van Bamberg 


Op het bazuingeschal van de vijfde engel ziet Johannes dat er een ster uit de hemel in de put van de afgrond valt. Daarop komen er wonderlijke wezens uit de put tevoorschijn.

 

Een droombeeld

We hebben al enigszins kennisgemaakt met een aantal van de vreemde schepsels die uit de put komen. Johannes schrijft er uitgebreid over: Uit de rook stegen sprinkhanen op ... die eruitzien zien als paarden. Op hun koppen droegen ze gouden kronen en hun gezichten zagen eruit als die van mensen. Hun haren waren als die van vrouwen en hun tanden leken op de tanden van leeuwen. Vervolgens hebben zij blijkbaar ook wat weg van schorpioenen: De paarden zijn met hun harnassen toegerust voor de strijd. Aan de sprinkhanen werd macht gegeven zoals schorpioenen op aarde macht hebben Apoc. 9: 3). Hun werd aangezegd geen schade toe te brengen aan het gras van de aarde of aan de gewassen en planten en ook de struiken en de bomen moesten ze ongemoeid laten. Ook degenen die het zegel van God op het voorhoofd droegen moesten worden ontzien. Alleen zij die het zegel van God niet op het voorhoofd droegen mochten zij pijnigen, vijf maanden lang, maar zij mochten hun slachtoffers niet doden. En hun kwelling was pijnlijk als de pijn van een schorpioen die een mens steekt (Apoc. 9: 4-11). (zie voor het zegel van God deel V)

De mensen mochten niet gedood worden. De plaag van de ‘sprinkhanenduivels’ was bedoeld als een dwangmiddel om andersdenkenden het gewenste geloof te laten aannemen


De sprinkhanen zagen eruit als paarden met harnassen toegerust voor de strijd (Apoc, 9: 7). Op hun koppen droegen ze gouden kronen en hun gezichten zagen eruit als die van een mens, hun haren waren als die van een vrouw en hun tanden als die van leeuwen (Apoc, 9: 7-8). Vervolgens hebben zij toch ook weer wat van schorpioenen weg, want:

 “Als schorpioenen hadden ze staarten met angels om de mensen te kwellen, vijf maanden lang (Apoc, 9: 10). Ze droegen borstharnassen als ijzeren pantsers en het gedruis van hun vleugels was als het dreunen van strijdwagens met veel paarden die ten strijde snellen (Apoc. 9: 9). In een droom kan dit allemaal werkelijk aan iemands ogen voorbijtrekken, maar het wordt bij Johannes beschrijvingen wel wat onoverzichtelijk. De dromer mag blij zijn wanneer hij op een redelijk rustige manier wakker wordt en zich niet gedwongen voelt het allemaal na te vertellen of, zoals in het geval van Johannes op te schrijven!

 

Het beeld dat Johannes schetst is dat van een nachtmerrieachtige hallucinatie. Laat ik een en ander op een rijtje zetten: de beten van sprinkhanen hadden de uitwerking van de beten van schorpioenen. Op het volgende moment zagen de sprinkhanen eruit als oorlogspaarden. Het kan natuurlijk heel makkelijk gebeuren dat iemand in een droom paarden ziet met pantsers die leken op borstharnassen en dat de dromer tegelijkertijd beseft dat het schorpioenen zijn, zeker wanneer hij even daarvoor gedroomd heeft over de pijnlijke beten van die dieren. Johannes beschrijft vervolgens dat de paarden die uitgerust waren voor de strijd in zijn visioenen meerdere transformaties lijken te ondergaan. Zo vernemen we dat De koppen van de paarden eruitzagen als de koppen van leeuwen en uit hun bek kwam vuur, rook en zwavel (Apoc. (9: 17).

 

Galicische Apocalyps


 Detail Galicische Apocalyps


Nadat de engel de vijfde bazuin heeft laten klinken en de gevallen ster de put op de miniatuur blijkbaar van onderop in de afgrond heeft geopend, springen de sprinkhanen uit de put.

De gebiedende hand vanuit de hemel wijst de sprinkhanen de richting die zij moeten gaan. Hiermee wordt duidelijk dat God de sprinkhanen toestemming geeft om de afvalligen en de ongelovigen te straffen. Zij mochten hen echter niet doden. De bedoeling van de hele expeditie was immers hen zo te kwellen dat zij zich zouden bekeren.

Het valt niet mee om in de gevleugelde paarden met grimmige mensenkoppen sprinkhanen te herkennen. Buiten de context van wat Johannes opschrijft zouden we er op geen enkele manier opkomen.

 

The Queen Mary Apocalyps, 1300-1325, London, British Library

 

De engel blaast op de vijfde bazuin en houdt de sleutel van de put van de afgrond in de hand; de ster valt uit de hemel en vuur en rook stijgen naar boven.

De put van de afgrond is blijkbaar de toegang tot de hel; die immers vaak wordt voorgestel als een opengesperde muil die vuur spuwt. Op de miniatuur ligt het monster op zijn achterhoofd en kijkt de beschouwer met roodomrande ogen van onderop aan. Uit de onderwereld komt het leger van de sprinkhanen die op paarden met ruiters lijken. Het lijkt erop dat zij vuurspuwen. We zullen zien dat het duivels zijn die hun leider Satan volgen.

 

 Tapijt van Angers, het leger rukt op

 

Vanuit de wolken blaast de engel de vijfde bazuin. De ster en in dit geval ook de sleutel vallen in de put. Na het openen van de put komt er rook uit de hel en er vormt zich een leger van sprinkhanen. Onder aanvoering van Satan zetten de sprinkhanen de aanval in op de afvalligen en de ongelovigen. Om de tekst enigszins te verduidelijken heeft de ontwerper van het tapijt de sprinkhanen en de paarden min of meer als één groep voorgesteld.

 

Detail Tapijt van Angers

 ‘Uit de rook stegen sprinkhanen op...die eruitzien als paarden. De sprinkhanen en paarden verlaten de put en sluiten zich vanuit de hel aan bij Satan.

Rechtsonder op het detail van het tapijt loopt de staart van het paard uit in de kenmerkende staart van een schorpioen met verschillende segmenten. De staart loopt uit in de kop van een draakachtig wezen.


 Achter het paard zetten de sprinkhanen de aanval in op de andersdenkenden.

 

Miniatuur in de Beatus van Saint-Sever

 

io est DIABOLU in ABissum: ik ben de duivel in de afgrondlezen we in rode letters in de derde en vierde regel van boven, links in het midden.

Na de val van de opstandige engelen heeft een engel die God trouw was gebleven Satan, als een reusachtige slang aan een ketting meegevoerd naar de onderaardse diepte.

Satan ligt nog geketend in de put van de afgrond. Nu komt blijkbaar dezelfde engel met de sleutel van de put waarmee Satan zichzelf en ook de andere gevallen engelen kan bevrijden. Dan breekt de hel los!

 

Facundus Beatus/ Beatus van Fernando

 

Op de miniatuur in de Facundus Beatus blaast de engel de vijfde bazuin. Onderaan zien we de ster en een persoon met de sleutel en een zwarte nimbus. Die zwarte nimbus is een kenmerk van de duivel. We zullen nog zien dat de persoon ook werkelijk de duivel is!

Op aarde daarboven hebben de schorpioenen het met hun scherpe zwarte angels onderaan hun staart vooral voorzien op het hoofd van de van pijn spartelende mensen. Het zijn de ongelovigen en afvalligen die met deze plaag tot een ander inzicht worden gedwongen.


Morgan Beatus, ca. 950, The Pierpont Morgan Library
Morgan Beatus, ca. 950, The Pierpont Morgan Library

Harige monsters met staarten als die van schorpioenen vallen de afvalligen en ongelovigen aan.


Detail miniatuur in de Morgan Beatus

 

Verspreid over de afbeelding komen we een aantal keer in rode letters de aanduiding Locuste tegen, Latijn voor sprinkhaan. Ondanks de voor sprinkhanen redelijk kenmerkende stekels zouden wij zonder die aanduiding de wonderlijke fabeldieren niet direct als sprinkhanen hebben herkend. Zo hebben ze niet alleen staarten scherpe angels waardoor we eerder aan schorpioenen denken. Verder hebben de vreemde schepsels scherpe leeuwenklauwen en vreemde koppen.


Detail miniatuur in de Morgan Beatus, de monsters belagen hun slachtoffers.


De engel blaast de vijfde bazuin, detail miniatuur in de Facundus Beatus

 

We zagen al dat de persoon binnen de gele cirkel uiterlijke kenmerken heeft waarmee we hem konden identificeren als een duivel! Zijn zwarte nimbus kan daarnaar verwijzen. In de christelijke beeldende kunst is dat type nimbus een verwijzing naar een kwaadaardige persoon, bijna altijd de duivel. Maar ook iemand als Judas kan een zwarte nimbus hebben. We zullen zien dat het in dit geval gaat om Satan die na de opstand tegen God (zie hieronder) in de diepte onder de aarde terechtkwam om vandaaruit de strijd tegen God voort te zetten. De plaats wordt getypeerd door de dunne rooksprietjes die op de miniatuur vanuit de put naar boven dwarrelen.

 

Satan/ Lucifer, de aanvoerder van de opstandige engelen

We moeten ons nu op Satan/ Lucifer richten. Deze afvallige engel speelt vanaf dit negende hoofdstuk een grote rol in veel gebeurtenissen rondom de eindstrijd.

Volgens de gangbare theologie zou de ster die uit de hemel valt Satan zijn; het is Lucifer, de aanvoerder van de opstandige engelen die uit de hemel werd geworpen, op aarde was neergestort en met zijn medestanders terecht kwam in de onderaardse diepte.

Er zijn in de tekst van het negende hoofdstuk enige aanwijzingen die ons duidelijk maken dat Satan de ster, de morgenster was die uit de hemel was gestort en dat hij de hij is die de sleutel van de put van de afgrond had gekregen om de zondaars te straffen met de plagen die volgden op het geschal van de bazuinen. Met Hun koning, de Engel van de Afgrond (Apoc 9: 11) wordt Satan/ Lucifer bedoeld, de koning van de onderwereld en van de andere duivels. Zijn naam Abaddón in het Hebreeuws en Apóllion in het Grieks (Apoc 9: 7-12) hebben dezelfde betekenis: ‘verderf’/ ‘verderver’ en vernietigen/ vernietiger. Abaddón is ook het Hebreeuwse woord voor afgrond.

 

Op het detail van de miniatuur in de Cloisters Apocalyps gaat de koning van de onderwereld op zijn paard vooraf aan zijn medestrijders die als sprinkhanen die eruitzagen als paarden uit de afgrond komen (Apoc. 9: 7).

 

Satan/ Lucifer en de opstandige engelen

In het Latijn betekent 'Lucifer' Morgenster en ook 'zoon van de ochtend. In de klassieke mythologie wordt Lucifer beschreven als de laatste ster die verdwijnt nadat de zon is opgekomen. Deze eigenschap van de morgenster werd opgevat als kenmerkend voor diens hoogmoedig streven het licht naar de kroon te steken. In de christelijke literatuur staat het voor de hoogmoed van Satan/Lucifer die de plaats op de troon van God in de hemel wilde overnemen.

Uit vroege theologische verhandelingen vernemen we dat de val van Satan voorafging aan de schepping van de eerste mensen. Men las een zinspeling hierop in het boek Jesaja: Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, hoe zijt gij op de aarde gesmeten, gij volkentemmer. Gij die in uw hart heeft gezegd: ik klim naar de hemel en boven de sterren van God verhef ik mijn troon. Ik zet mij neer op de godenberg. Ik stijg op de toppen van de wolken omhoog, de Allerhoogste gelijk. Maar nee! Diep in de onderwereld zal gij vallen, in het diepste deel van de afgrond (Jesaja 14: 12-15).

De ster die uit de hemel was neergeworpen is Satan/ Lucifer: de hoogste in rang onder de duivels. In zijn visioen had Johannes gezien dat Satan de sleutel van de put van de afgrond had gekregen waarmee hij de put kon openen en zijn medestrijders kon laten ontsnappen. Met de opening van de toegang tot de onderwereld kon de eindstrijd beginnen. Nu de hel was geopend konden de mededuivels van Satan zich over de aarde verspreiden. Het is de opening van de eindstrijd. Deze gebeurtenis past binnen Gods geheime raadsbesluiten met betrekking tot de eindtijd. Hierover lezen we verder in deel VIII. Op de miniatuur in de Cloisters gaat Satan hen voor in de strijd. 

De val van de opstandige engelen, Meester van de Opstandige Engelen, tempera op paneel: 64,2 x 29 cm, ca. 1350, Musée du Louvre, Parijs

 Bovenaan zit God op zijn hemelse troon.

De engelen die God trouw waren gebleven zitten op hun tronen aan de rechterhand van God. Aan de andere kant zien we de tronen van de afvallige engelen, die zijn leeg! Op de donkerblauwe hemelboog staan de gewapende en geharnaste engelen die God trouw zijn gebleven. Zij hebben de opstandige engelen uit de hemel verdreven.


Terwijl de trouwe engelen in de lucht Lucifer en zijn manschappen nog achterna zitten zijn die laatsten in een vrije val geraakt. Ze zijn zwart geworden en hebben een staart, klauwen, hoorns en andere demonische kenmerken gekregen. Zij vallen op de aarde en zakken daarna nog verder de diepte in, naar onder de aarde. Zij komen in de hel terecht. Vanuit hun verblijfplaats diep onder de aarde stimuleren de duivels actief het kwade. Op allerlei manieren trachten zij de mensen in opstand te laten komen tegen het goede, tegen God. Het was Satan die Adam en Eva als eerste had aangezet in opstand te komen tegen God. Hoogmoedig aten de eerste mensen van de verboden vrucht.

  

De zesde bazuin, de vier engelen van de Eufraat

Het eerste Wee' [Apoc. 8: 13] voorbij, maar hierna zullen er nog twee volgen (Apoc. 9:12).

Na de engelen uit de put van de afgrond moesten er nog meer afvallige engelen bevrijd worden om te worden ingezet tegen de afvalligen en ongelovigen: En de zesde engel blies op de bazuin en ik hoorde een stem uit de vier hoorns van het gouden altaar, dat vóór God in de hemel stond” (Apoc. 9:13). 

De engel die de zesde bazuin had geblazen werd opgedragen: Maak de vier engelen los die zijn vastgebonden bij de grote rivier, de Eufraat.(Apoc. 9:15). We zullen zien dat de vier vastgeketende engelen in wezen niet anders zijn dan de gevallen engelen in de put van de afgrond. Na hun vrijlating zouden deze vier demonen vervolgens een enorm leger aanvoeren.

 

De stad Babylon, gelegen aan de Eufraat in het huidige Irak is in de Apocalyps de stad van Satan; de stad die wordt geassocieerd met goddeloosheid, afgoderij en ontucht, overspel en hoererij; het is de stad waar Satan heerst, de hel op aarde; de stad die verwoest moest worden. De hoogmoed tegenover God begint in de stad in het Oude Testament met de bouw van de Toren van Babel. De zonden zouden de inwoners duur te staan komen.

Net als de volgelingen van de gevallen engel in de put van de afgrond, waren de vier engelen die vastgeketend waren bij de Eufraat medestanders van Satan tijdens de opstand tegen God in de hemel. Ook zij waren opgesloten in de onderaardse diepte. En toen werden de vier engelen vrijgelaten, die zich gereed hadden gehouden precies voor dit uur van de dag, de maand en het jaar, hét moment dat God had bepaald. Zij zouden een derde deel van de mensen doden. (Apoc. 9: 15-17). Nu is het zover! De manschappen van het leger van de vier engelen mochten nu blijkbaar ook mensen doden. De bedoeling van de hele expeditie van het leger dat uit de put van de afgrond kwam was afvalligen en de ongelovigen te kwellen opdat zij zich zouden bekeren. Johannes moest echter constateren dat het pijnigen van de afvalligen en de ongelovigen niet had geleid tot hun bekering. (Apoc. 9: 20-21)

“Het enorme leger van de vier engelen had daarom nu ook toestemming gekregen om de afvalligen en de ongelovigen te doden:  een derde deel van de mensen werd gedood door het vuur, de rook en de zwavel die uit de bek van hun paarden kwam” (Apoc. 9: 17-18).

 

Detail miniatuur in de Apocalyps van Bamberg

 

Vanaf het altaar geeft de hand van God de zesde engel opdracht de bazuin te blazen. De engel krijgt daarna opdracht de vier engelen te bevrijden die zich met geboeide handen in het sierlijk golvende water van de Eufraat bevinden.


 Miniatuur in de Cloisters Apocalyps, de zesde engel blaast op de bazuin

 

In de hemel bevindt God zich aan de rechterkant van het altaar. Hij ziet toe op de uitvoering van zijn opdracht. Aan de linkerkant van de wolkenband geeft een engel de opdracht van God door aan een andere engel om zijn bazuin te laten klinken. De zesde engel staat op de oever van de Eufraat. De vier engelen staan op het water. Op het moment dat de engel op zijn bazuin blaast bevrijdt hij de vier engelen van het touw dat om hen is heengeslagen. Met hun lansen en het zwaard dat een van hen trekt bereiden zij zich op voor de strijd.


 Apocalyps van Bamberg: nadat de engelen waren bevrijd trekt de legermacht ten strijde.

 

Na hun bevrijding vormen de vier engelen blijkbaar een enorme legermacht! Johannes vernam hun/het aantal: Ik hoorde hoeveel manschappen het waren: het getal van de bereden strijdkrachten was twintigduizend maal tienduizend (Apoc. 9: 16), [tweehonderdmiljoen dus!] Zó zag ik in mijn visioen de paarden en hun berijders: ze droegen harnassen, vuurrood, paars en zwavelgrauw. De koppen van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwamen vuur en rook en zwavel. Door deze drie plagen werd een derde deel van de mensen gedood, door het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen. Want de macht van de paarden zit in hun bek, en ook in hun staart: want hun staarten zijn als slangen met koppen, waarmee zij letsel toebrengen (Apoc. 9: 13-19). 

Detail miniatuur in de Apocalyps van Bamberg, … de ruiters droegen harnassen, en uit de bek van de paarden kwam vuur, rook en zwavel. Op de grond liggen de slachtoffers; ze zijn getroffen door het giftige mengsel dat de boosaardig ogende paarden over hen heen braken. De staarten van de paarden eindigen in slangen die agressief de koppen oprichten … hun beet is dodelijk!


 Queen Mary Apocalyps,1300-1325, British Library, Londen

 

Op de miniatuur in de Queen Mary Apocalyps houdt de engel die de zesde bazuin laat klinken een ketting vast waarmee de vier engelen zijn geketend. De engelen lijken op het golvende water van de Eufraat te liggen. Rechtsboven de engelen is het God zelf die de engel opdracht geeft de engelen van de ketenen te verlossen. Rechts staat de grote legermacht.

 

Galicische Apocalyps

 

En de zesde engel blies op de bazuin en ik hoorde een stem uit de vier hoorns van het gouden altaar, dat vóór God in de hemel stond. De stem riep tot de engel met de bazuin: Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier de Eufraat zijn gebonden (Apoc.9: 13).

Boven, in het midden van de miniatuur bevindt God zich voor een gouden altaar. Op de vier hoeken zien we vier blazende koppen, die de stem uit de vier hoorns van het altaar voorstellen. De engel in het midden staat op de golven van de Eufraat. Hij is bezig met het losmaken van de boeien van de vier engelen rechts. Zij staan in het water van de rivier.

 

Detail miniatuur in de Galicische Apocalyps

Met hun bijl en zwaarden en hun hun grove en grimmige koppen lijken de vier gevleugelde engelen op een bloeddorstige boevenbende en op geen enkele manier op de engelen die God trouw waren gebleven.


 Galicische Apocalyps

 

Het grote leger van de vier engelen trekt ten strijde. De kunstenaar heeft zijn best gedaan om zoveel mogelijk ruiters en paarden binnen de hem toegestane ruimte te plaatsen. 

detail Galicische Apocalyps

 

De staarten van de paarden lopen uit in een slangenkop. Met hun bek bijten zij zich vast in de hoofden van de mensen die onder de hoeven van de paarden worden vertrapt...

Detail Galicische Apocalyps: …en een derde deel van de mensen werd gedood door het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwam. Onderaan rechts liggen hun slachtoffers.

  

Tapijt van Angers, de zesde bazuin.


Op het tapijt wordt een groep mensen omvergelopen door ruiters die op dieren zitten die kenmerken hebben van paarden, leeuwen en slangen.

Vanuit de hemelpoort kijkt Johannes ontzet toe. 

De ruiters en hun dieren overrompelen een groepje van zeven afvalligen en ongelovigen.


Zo zag ik in mijn visioen de paarden en hun berijders: de ruiters droegen vuurrode, grijsblauwe en zwavelgele harnassen, en de koppen van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur, rook en zwavel. Door deze drie plagen werd een derde deel van de mensen gedood, door het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen. Want de macht van de paarden zit in hun bek, en ook in hun staart: want hun staarten zijn als slangen met koppen, waarmee zij letsel toebrengen (Apoc. 9: 17-19).

 

De afvalligen en de ongelovigen 

Het zal duidelijk zijn geworden dat zowel het leger dat uit de put van de afgrond kwam én het leger van de vier engelen bij de Eufraat het gemunt hadden op de ongelovigen en de afvalligen. Het grote verschil tussen de twee legers is dat het leger uit de put van de afgrond ongelovigen niet mochten doden. Hun missie bestond eruit om de mensen met hun kwellingen te bekeren. Bij de mensen die door het leger van de vier engelen werden aangevallen mochten gedood worden omdat de pogingen hen te bekeren nutteloos bleken te zijn. In de brieven aan de kerkgemeenschappen van Asia (zie deel I) werd al duidelijk dat God de mensen die niet naar zijn wetten leefden zijn wraak zullen ondervinden. In de brief aan de kerk van Sardes laat God door Johannes optekenen: “Word wakker, want ik weet dat uw gedrag tekortschiet in de ogen van God. Geen van uw daden heb Ik volwaardig bevonden voor het oog van mijn Vader. Denk aan de boodschap die u hebt ontvangen. Houd daaraan vast en breek met het leven dat u nu leidt, maar als u niet tot inzicht komt, kom ik onverwacht als een dief in de nacht, op een tijdstip dat u niet kent.” (Apoc. 3: 1-3). De gevolgen van het geschal van de bazuinen lijken een laatste waarschuwing.


De afvalligen en de ongelovigen bekeren zich niet  en ondervinden de gevolgen van hun halsstarrigheid

In het negende hoofdstuk wordt de aanval ingezet tegen de andersdenkenden.

Die strijd is zo heftig en zo lang dat verwacht mocht worden dat zij zich zouden bekeren. In dit stadium werd de sprinkhanenduivels nog niet te macht gegeven om de ongelovigen te doden (Apoc. 9: 5). Maar afgepeigerd door de hevige pijnen zouden zij liever willen sterven: In die dagen zullen de getroffen mensen de dood zoeken, maar hem niet vinden; zij zullen smachten om te sterven, maar de dood vlucht van hen weg(Apoc. 9: 6). De hartvochtige kwellingen gingen daarom onophoudelijk door, maar tevergeefs; zij bleven volhouden in hun ongeloof. Johannes eindigt het negende hoofdstuk dan ook met de opmerking: En de andere mensen, die niet werden gedood door deze plagen, bekeerden zich niet; zij keerden zich niet af van hun zelfgemaakte goden. Zij keerden zich ook niet af van de duivels, zij bleven die goden aanbidden en zo ook de beelden van goud, zilver en brons. Zij stopten niet met hun leven van moorden en toverkunsten en ook niet met van hun ontucht en diefstallen (Apoc. 20-21). Met de opmerkingen in Apocalyps 9: 6 én 20-21 wordt duidelijk dat de afvalligen en de ongelovigen volhardden in hun ongeloof en, zo wil de tekst, zij zullen de gevolgen daarvan ondervinden. De aangehaalde teksten geven ook aan dat het in dit negende hoofdstuk vrijwel uitsluitend gaat om de strijd tussen de twee legermachten en de afvalligen en de ongelovigen.


Degenen die trouw leefden naar de leer werden vooral geestelijk voorbereid op de strijd. Hun wordt een hart onder de riem gestoken. We herkenden dat al in de brieven die Johannes schreef aan de zeven geloofsgemeenschappen in Asia. (zie deel I) Zo lezen we in de brief aan de kerkgemeenschap van Smyrna: “Ik weet hoe u belasterd wordt door mensen die zich Joden noemen, maar het niet zijn. Zij behoren tot de synagoge van Satan.” De gelovigen worden in de brieven opgeroepen niet bang te zijn voor het lijden dat hen te wachten staat en de martelingen in de kerker van Satan standvastig te doorstaan: “Vrees niet voor wat ge lijden moet. Pas op, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen om u te beproeven, en u zal hevig lijden … Wees trouw tot in de dood en ik zal u de kroon van het leven geven" (Apoc. 2: 9-10). Dat lijkt de belangrijkste wapenspreuk in de strijd tegen Satan die in de komende hoofdstukken losbarst 

Miniatuur in de Vlaamse Apocalyps, samenvattende voorstelling van hoogtepunten uit hoofdstuk 9, ca. 1400, Bibliothèque nationale de France


Detail miniatuur in de Vlaamse Apocalyps


Het gelaat van God bevindt zich links van het gouden altaar. Links onder hem blaast de vijfde engel op de bazuin. Op het geschal van de bazuin valt links van de engel de ster in de put van de afgrond, die op de miniatuur wordt voorgesteld als de opengesperde muil van de hel met scherpe tanden vanaf de zijkant gezien. Zijn bek spuwt vuur en ook uit het oor van het apocalyptische monster komt vuur.


De onbekende meester van de Vlaamse Apocalyps heeft de tekst vrij letterlijk voorgesteld: Uit de muil van het ondier komen de sprinkhanen die eruitzien als paarden. Zoals beschreven hebben zij het gezicht als dat van mensen en haren zoals vrouwen het dragen. Zij dragen gouden kronen en borstharnassen als ijzeren pantsers en zij hebben de slagtanden van leeuwen. Achter de billen van de paarden zien we dat hun staart uitloopt in de lichamen van slangen die hun koppen opheffen en gif lijken uit te spuwen.


Rechts van het altaar blaast de engel op de zesde bazuin. Daaronder maakt het leger van de vier engelen van de Eufraat zich klaar voor de strijd. Met hun harnassen en getrokken zwaarden en ander wapentuig staan de gevleugelde engelen in het water van de rivier.

 De mensen die niet waren gedood gaan gewoon door met de eredienst voor een afgodsbeeld. (Apoc. 9: 20)

Links zit Johannes. Ogenschijnlijk beleeft hij de hele situatie nogal onaangedaan. Hij had inmiddels ook al heel wat meegemaakt!

 

In het negende hoofdstuk hoorden we slechts twee bazuinen en er kwamen inderdaad rampen over de aarde die de hele wereld troffen, maar de zevende bazuin hoorden we nog niet schallen. Daarop laat de schrijver ons wachten tot in het elfde hoofdstuk.

 



 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires


bottom of page