top of page

Apocalyps Hoofdstuk XVIII

  • Foto van schrijver: Paul Bröker
    Paul Bröker
  • 20 sep
  • 14 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 22 sep

Blog deel 16: visioenen over de ondergang van Babylon



Babylon brandt, detail van een miniatuur in de Beatus van Manchester/ Manchester Codex
Babylon brandt, detail van een miniatuur in de Beatus van Manchester/ Manchester Codex

Inleiding, de aankondiging van de val van Babylon

U zal het wel vaker hebben opgemerkt dat de visioenen van Johannes zich af en toe lijken te herhalen, soms zelfs meerdere keren. Zo lazen we in hoofdstuk veertien: Een andere engel, een tweede, volgde hem en riep: Gevallen, gevallen is Babylon, de grote stad die door haar wellust alle volken heeft bedwelmd door hen te laten drinken van de wijn van haar ontucht’” (Apoc. 14: 8). Ook in hoofdstuk zestien hebben we gelezen over de val van Babylon als gevolg van de zevende schaal met Gods wraak die door de engel over de stad werd uitgestort (Apoc. 16: 17-19).

Wanneer we bij het lezen van de tekst voortdurend in de gaten houden dat Johannes in zijn openbaringen in feite krijgt meegedeeld wat er in de toekomst op het einde der tijden staat te gebeuren hoeven we ons over dit soort herhalingen niet te verbazen. In feite is de Apocalyps één grote onthulling van toekomstvisioenen. Het is dus nog niet gebeurd. Alles wat aan Johannes wordt geopenbaard staat nog te gebeuren en Johannes wil daar met een bepaalde regelmaat op wijzen.

Ook in het achttiende hoofdstuk hebben de visioenen van Johannes vooral betrekking op de aankondiging van de ondergang van Babylon en de gevolgen daarvan voor de bewoners van de stad. Het gaat in dit hoofdstuk om juichkreten in de hemel, maar nog veel meer om de jammerklachten van de kooplieden, de koningen en van de burgers van de stad.

 

Johannes opent het achttiende hoofdstuk met een engel die naar de aarde is afgedaald: Daarna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en de aarde straalde van zijn heerlijkheid. Hij riep met krachtige stem: Gevallen, gevallen is Babylon, de grote stad! Zij werd een woonoord voor demonen, een schuilplaats voor onreine geesten en voor allerlei onreine en verfoeilijke vogels en beesten’” (Apoc. 18: 1-2). Babylon is gevallen; de inwoners van de stad zijn gedood of weggetrokken naar veiliger oorden. Babylon is een van God en iedereen verlaten plaats geworden; een ruïnestad bevolkt door addergebroed, demonische figuren en angstaanjagende dieren. De desolaatheid en de verlatenheid van de stad wordt verbeeld door beesten die ’s nachts hunkerend op zoek zijn naar prooi.

 

ree

De val van Babylon, miniatuur in de Apocalyps van het Cleveland Museum of Art, vervaardigd ca. 1295, Frankrijk, Lotharingen,

nu in Museum Cleveland, Ohio, Verenigde Staten

 

Op de miniatuur in het Cleveland Museum of Art zien we twee engelen die Johannes (links) in het visioen vanuit de hemel wijzen op de ineengestorte stad die een verblijfplaats is geworden van onrein gespuis, een schuilplaats voor onfrisse typen en van onreine en verfoeilijke vogels en beesten. Tussen de ruïnes bewegen zich demonische wezens.


ree

Op de miniatuur in de Galicische Apocalyps wijst de engel Johannes op de ravage die is overgebleven van Babylon. Rechts geeft een tweede engel de rechtvaardige bewoners opdracht de stad te verlaten: Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel, die zei: ‘Trek uit haar weg mijn volk, om niet getroffen te worden door de plagen die over haar komen’” (Apoc. 18: 4). De bewoners van de stad kijken achterom en zien dat hun stad is vernietigd; veel mensen liggen onder de puinhopen en onreine vogels en demonische wezens hebben bezitgenomen van hun stad.


ree

Detail van de miniatuur in de Galicische Apocalyps met de val van Babylon

 

Op de puinhopen van de ineengestorte gebouwen hebben demonen en allerlei gespuis het voorzien op de lichamen van de omgekomen mensen en de kadavers van dieren.

 

ree

Tapijt van Angers, de val van Babylon

 

ree

Detail tapijt van Angers: Trek uit haar weg mijn volk …


De engel maant de rechtvaardigen de zondige stad te verlaten. Zij kijken angstig achterom en zijn getuige van de ondergang van hun stad; het is een broedplaats voor verfoeilijke geesten geworden.

Op het detail van het tapijt van Angers is een demonisch wezen bezig met de vernietiging van de stad. Het duivelachtig type trekt het dak van een gebouw naar beneden. Terwijl het gedrocht daarmee bezig is pikt een roofvogel tot bloedens toe in zijn ogen.

 

ree

Miniatuur in de Beatus van Manchester Apocalyps van Beatus/ de Manchester Codex, de Hoer van Babylon met haar onafscheidelijke beker,

John Rylands Library in Manchester, Engeland

 

Johannes gaat door met vermanende woorden over de stad. Hij lijkt het nu vooral gemunt te hebben op de Hoer van Babylon: God gedenkt haar ongerechtigheid. Hij zet haar betaald zoals zij heeft betaald, vergeldt haar dubbel wat zij heeft misdaan en schenkt haar het tweevoudige terug van haar gruwelijke werken: een dubbele maat in de beker die zij voor anderen heeft gemengd” (Apoc. 18: 6). Het is de beker uit het zeventiende hoofdstuk, boordevol met giftige onreinheden van haar ontucht, (Apoc. 17: 4). God geeft haar evenveel kwelling en rouw te verduren als toen zij in glorie en weelde baadde. Want in haar hart heeft zij gezegd: Ik troon als koningin op mijn troon; voor mij geen weduwschap, voor mij geen rouw! Om die reden zullen op één dag over haar plagen komen: dood, rouw en hongersnood, en door vuur zal zij worden verteerd. Want sterk is God, de Heer, die haar heeft gevonnist (18: 6-8). De laatste woorden over de arrogante koningin lijken betrekking te hebben op de Hoer van Babylon. Zoals we al in het zeventiende hoofdstuk zagen is de Hoer niet de stad; zij staat voor de stad; zij is het beeld van de stad en de goddeloze en zedeloze inwoners die zij vertegenwoordigt. Over haar vernamen we in het zeventiende hoofdstuk al dat zij als personificatie van de stad door de tien koningen in het vuur werd geworpen (Apoc. 17: 16). In dit achttiende hoofdstuk valt de stad die zij vertegenwoordigt ten prooi aan de vlammen.

 

Babylon wordt door een vernietigende brand getroffen 

ree

Babylon gaat in vlammen op, miniatuur in de Beatus van Manchester/ Manchester Codex, 1170 en 1180, John Rylands Library, Manchester, Engeland

 

Het valt op dat de poort die toegang geeft tot Babylon op de miniatuur in de Beatus van Manchester is voorzien van zogenoemde hoefijzerbogen: bogen in de vorm van een hoefijzer. Wanneer u eens terugkijkt in voorafgaande artikelen over de Apocalyps en zoekt naar miniaturen in Beatus handschriften met architectuur zal het opvallen dat die hoefijzerbogen vaak voorkomen. Dat type boog is een belangrijk kenmerk van de Moorse architectuur in Spanje en is van belang voor de duiding van de miniaturen met de brand van Babylon in Beatus handschriften.

 

Over Hoefijzerbogen en de invloed van de islamitische cultuur op de Christelijke cultuur in Spanje

De miniaturen in dit artikel met de brand van Babylon zijn afkomstig uit zogenoemde Beatus handschriften. De naam van dit type handschriften verwijst naar de Spaanse monnik, priester en theoloog Beatus van Liébana (ca. 730 - ca. 800).


ree

 Deel van een muur van de Grote moskee in Córdoba, Spanje

 

Op de gevel van de voormalige moskee in Córdoba treffen we hoefijzerbogen en kleurrijke tegels met abstracte motieven aan. De Grote moskeeis een van oorsprong islamitische moskee die na de Reconquista werd omgebouwd tot een christelijke kathedraal.

 

Met de islamitische invasie in 711 van het door de christelijke Visigoten bestuurde Iberia begint de bezetting van het grootste deel van het Iberisch schiereiland door Moorse islamieten. Met de aanduiding Moorse islamieten wordt vooral gewezen op de Arabische bevolking afkomstig uit Noord-Afrika die tussen 711-1492 het Iberisch schiereiland overheerste.

In 1492 veroverden de Spaanse troepen Granada, het laatste Moorse koninkrijk op het Iberische schiereiland. Koning Boabdil (koning van Granada: van 1482 tot 1483 en opnieuw van 1487 tot 1492) droeg Granada en het Alhambra Paleis over aan het katholieke koningspaar van Spanje, Isabella I van Castilië en Ferdinand II van Aragon. Met de overgave van het Moorse koninkrijk Granada in het zuidoosten van Spanje kwam een einde aan de bijna acht eeuwen durende islamitische heerschappij in het huidige Spanje en Portugal waardoor het hele schiereiland weer in christelijke handen kwam. Daarmee kwam ook een einde aan de zogenoemde Reconquista, de herovering van het Iberisch schiereiland op de Moorse islamieten.

 

De eeuwenlange Arabische overheersing bracht de rijke Arabische cultuur, wetenschap en architectuur naar Spanje. Zo kwamen tijdens het Kalifaat van Córdoba (929-1031) kunsten en wetenschappen tot grote bloei. Córdoba groeide uit tot een internationaal erkend studiecentrum met een vermaarde bibliotheek. Ook in het koninkrijk Granada floreerden gedurende de Moorse overheersing de kunsten en wetenschappen. Vanuit Spanje verspreidden zich belangrijke Arabische wetenschappelijke kennis en ontdekkingen over Europa. De rijke culturele erfenis die de Islamitische bezetting naliet is nog goed te zien in de architectuur van steden in Zuid-Spanje.

De Moorse architectuur kenmerkt zich onder andere door de muurafwerking met kleurrijke tegels met decoratieve motieven, maar het zijn vooral de hoefijzerbogen die in het oog springen.

Bij het overzien van de miniaturen in Beatus handschriften met de brand van Babylon vallen een aantal elementen op die wijzen op bekendheid met de Moorse islamitische architectuur.


ree

Gevel van de façade van de kerk in het Spaanse plaatsje

Santa Eulalia de Bóvedo

 

De Moors islamitische invloed op de architectuur is nog steeds goed zichtbaar in Spanje. Denk bijvoorbeeld aan het vermaarde Alhambra in Granada, maar ook aan de façade van de kerk van het Spaanse plaatsje Santa Eulalia de Bóveda, De kerk is gewijd aan de in Spanje populaire heilige Eulalia, die onder de Romeinse keizer Diocletianus (regeerperiode 284-305) werd omgebracht. Het van oorsprong Romeins religieuze bouwwerk uit de derde - vierde eeuw na Christus werd aan haar gewijd en kreeg later een hoofdingang met een hoefijzerboog.

 

Beatus van Liébana

In Blog deel 1 van de reeks artikelen over de Apocalyps werd al uitvoerig geschreven over Beatus van Liébana (ca. 730 - ca. 800). Beatus was monnik, priester en theoloog van het klooster San Martín de Turieno, dat later bekend werd als Santo Toribio de Liébana, in het Cantabrisch gebergte in het noordwesten van Spanje. Daar schreef hij zijn invloedrijke werk: Commentaren op de Apocalyps van Johannes, ca 776.

 

Beatus (ca. 730 - ca. 800) verwachtte een spoedig einde van de wereld. De Arabische overheersing (711-1492) van het grootste deel van het Iberisch schiereiland en de bedreigingen van de islam zouden daarvan voor de monnik onmiskenbare voortekenen zijn. In Commentaren op de Apocalyps van Johannes, zou Beatus volgens veel exegeten zowel hebben gewezen op de dreigingen van de islam als de komst van de Antichrist of Satan zelf. De invallen van de islamitische moslims zouden voor hem een teken zijn geweest van het in de Apocalyps voorspelde naderende einde der tijden. Beatus zou de opkomst van de islam als een demonische strijd tegen het christendom hebben opgevat, die hij interpreteerde binnen het kader van de apocalyptische profetieën uit de Bijbel.

 

Om de mensen te waarschuwen voor het naderende einde verzamelde Beatus alles wat hij in de theologische literatuur kon vinden aan commentaren op de Apocalyps en verwerkte dit in zijn buitengewoon omvangrijk werk. Zijn voornaamste bron was een commentaar op de Apocalyps van Tyconius, een Noord-Afrikaanse christelijke theoloog uit de vierde eeuw. Daarnaast maakte hij onder andere gebruik van commentaren op de Apocalyps van de kerkvaders Augustinus, Hiëronymus, Ambrosius, Gregorius en van geschriften van Ireneüs en Isidorus van Sevilla. In zijn boek citeerde Beatus vooral theologische commentaren op de Apocalyps van Johannes van belangrijke theologen en gaf daarop commentaar.

 

Het originele manuscript van Beatus is verloren gegaan, maar vrijwel direct nadat het oorspronkelijke boek rond 776 gereedkwam, werden er in de scriptoria van vooral Spaanse kloosters veel kopieën gemaakt naar het verloren gegane origineel: de zogenoemde Beatus handschriften waarvan we miniaturen in vrijwel elk artikel van de serie over de Apocalyps zijn tegengekomen.

 

De uitleg van op de eerste plaats Spaanse theologen en exegeten wijst op de rol van de Moorse islamieten gedurende de eindtijd. Zo zou Mohammed het Beest uit de zee zijn. Dit soort opvattingen vonden in de tijd van de Reconquista en nog lang daarna gretig bijval: de Reconquista wás de eindstrijd tegen de ongelovigen en de afvalligen. Babylon staat in deze uitleg voor het Islamitische bolwerk dat vernietigd moest worden. De miniaturen met de vernietiging van Babylon en de stad die in brand staat zouden verwijzen naar de val van de islamitische overheersing. Met de hoefijzerbogen wordt Babylon voorgesteld als een islamitische stad die in opdracht van God, door het vuur van de engel wordt vernietigd.

Tegenwoordig wordt deze uitleg niet meer algemeen aangehouden. Beatus zou nergens specifiek hebben verwezen naar het Moorse islamitische gevaar of de rol van de islam gedurende de grote strijd in de eindtijd. Beatus zou ook niet specifiek hebben gewezen op Mohammed die het Beest uit zee zou zijn. De invloed van de vermeende rol die de islam bij de eindstrijd zou spelen blijkt echter moeilijk uitwisbaar. Ik heb de indruk dat ook de miniaturen in de Beatus handschriften een flinke invloed hebben uitgeoefend op latere illustraties in handschriften van de Apocalyps.      


ree

 Miniatuur in de Facundus Beatus, Babylon brandt, 1047

 

Ook op de miniatuur in de Facundus Beatus treffen we hoefijzerbogen aan. Verder valt op dat er kleurrijke tegels op de muren zijn aangebracht. Ook dat is een kenmerk van de Moorse architectuur in Spanje.

 

De tekst onder de vleugel van de engel: Waarin Babylon, dat is deze wereld, in vlammen opgaat is een tekst uit de Commentaren van Beatus van Liébana. In zijn commentaar gaat Beatus verder: Het is het oordeel dat komt over allen die in hoogmoed en weelde leven, die met de Hoer van Babylon hebben samengespannen.


ree

 De vernietigende brand van Babylon, en de treurende koningen en kooplieden, miniatuur in de Beatus van Manchester/ Manchester Codex, 1170 en 1180, John Rylands Library, Manchester, Engeland

De miniatuur links met de brand en de val van Babylon werd hierboven al besproken.

 

ree

Rechts van de miniatuur met de brand van Babylon treffen we in de Beatus van Manchester/ Manchester Codex een miniatuur aan met de welgestelde inwoners van de stad: vier koningen en acht kooplieden.  

 

Koningen en kooplieden beklagen zich over de val van de stad en het verlies van hun kostbare bezittingen.

Op de rechter pagina in de Beatus van Arroyo zien de vier koningen de stad en hun kostbare bezittingen in vlammen opgaan. Rechts staan tien kooplieden die hun handelswaar in vlammen zien opgaan. Tekenend voor het verdriet zijn de hangende hoofden van zowel de koningen als de kooplieden


ree

Twee bladen uit de Beatus van Arroyo, eerste helft 13de eeuw, Bibliothèque Nationale de France, Parijs 


Links staat Babylon in brand en ontvluchten de inwoners de stad, rechts treuren vier koningen en vier kooplieden om het verlies van hun rijkdommen.

  

ree

Babylon staat in brand, miniatuur in de Beatus van Arroyo ca.1220

 

Boven de stad zweeft een engel. De hemelbode waarschuwt de mensen die God trouw zijn gebleven Babylon te verlaten (Apoc. 18: 4) Op het plein voor de stadpoort ontvluchten zij de stad die in lichterlaaie staat. In de vensters van de huizen van de rijke inwoners van de stad zien we uitgestalde rijkdommen van de bewoners. Vooral de hoogmoed van de in luxe levende bevolking van de stad is in dit achttiende hoofdstuk een terugkerend beeld.

 

Weeklachten van de koningen

De koningen van de aarde die met haar ontucht hebben bedreven en met haar in weelde hebben geleefd, zullen om haar jammeren als zij de rook zien opstijgen van haar brand. Uit angst voor haar folteringen zullen zij vanaf afstand roepen: Wee, wee, Babylon, grote stad, sterke stad! In één uur wordt uw vonnis voltrokken’” (Apoc. 18: 9-10).

 

Wanneer we de miniaturen in de Beatus van Manchester en de illustraties in de Beatus van Arroyo met elkaar vergelijken moeten we constateren dat ze zijn overgenomen uit eenzelfde handschrift dat verloren moet zijn gegaan.

 

Weeklachten van de kooplieden

De kooplieden van de aarde zijn rijk geworden aan hun mateloze zucht naar weelde (Apoc. 18: 3) en even later: De kooplieden van de aarde huilen en rouwen om haar omdat niemand hun lading nog koopt(Apoc. 18: 11).

Hierna volgt een lange opsomming van de in vuur vervlogen rijkdommen en handelswaar van de stad. "De kostbare koopwaar is waardeloos geworden: hun goederen, de artikelen van goud en zilver, juwelen en parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, geurige houtsoorten, voorwerpen van ivoor en van het kostbaarste hout, van koper, ijzer en marmer, kaneel en geurige zalf, reukwerk en balsem, wierook, wijn en olie, bloem en tarwe, runderen en schapen, paarden en wagens, en mensen met lichaam en ziel. [met dat laatste zou worden verwezen naar de lucratieve slavenhandel van de stad] Verdwenen zijn de rijpe vruchten die uw hart begeerde, al uw pracht en praal zijn verloren gegaan en zullen nooit meer tergkeren. De handelaars die zich aan haar hebben verrijkt blijven op een afstand uit afschuw voor haar foltering, terwijl ze huilen en rouwen. Ook zij zullen roepen 'Wee, wee de grote stad, die gekleed was in fijn linnen, purper en scharlaken, en getooid met goud en juwelen en parels! In één uur ging uw rijkdom teniet'" (Apoc. 18: 11-17).

En alle stuurlieden, kustvaarders en het scheepsvolk en allen die op zee werken, zij bleven ver weg toen zij de rook zagen van haar brand, en riepen uit: Welke stad was te vergelijken met de grote stad? Zij zullen stof op hun hoofd strooien [teken van rouw], en onder tranen en geklaag zullen zij roepen: Wee, wee de grote stad! Door haar schatten werden allen rijk die schepen hadden op zee. In één uur is zij verwoest'. (Apoc. 18: 17-19)

 

Vreugde in de hemel over de val van Babylon dat nooit meer zal herrijzen en de engel met de grote steen

Over de grote Hoer die in het vuur werd geworpen jubelen allen op aarde die onder haar heerschappij hebben geleden, de volgelingen van Jezus in het bijzonder: Maar gij hemel, verheug u om haar, maak u vrolijk om haar en ook gij heiligen, apostelen en profeten want God heeft over haar zijn vonnis voltrokken. Toen hief een machtige engel een steen zo groot als een molensteen op, wierp hem in de zee en zei: 'Zo zal Babylon, de grote stad, worden weggeslingerd en nooit meer worden teruggevonden. Geen muziek van citerspelers en muzikanten, van fluitspelers en trompetters zal nog worden gehoord, geen beoefenaar van enige kunst in u nog worden gevonden. Het lamplicht van een lamp zal nooit meer in u schijnen, de stem van bruidegom en bruid zal nooit meer worden vernomen. Want uw kooplieden waren de groten van de aarde, en door uw toverdrank werden alle volken verleid. In haar werd het bloed van profeten en heiligen gevonden, van allen die op aarde werden vermoord' (Apoc. 18: 20-24).

ree

De engel gooit een grote steen in zee, miniatuur in de Apocalyps van Bamberg, Reichenau, rond 1010, Staatsbibliothek Bamberg, Duitsland

 

ree

Miniatuur in de Apocalyps van Val-Dieu,

een engel gooit een molensteen in het water

 

Als teken van de verwoesting van Babylon laat een engel een steen zo groot als een molensteen in zee vallen. De steen zal naar de bodem van de zee zinken en, net als Babylon, door niemand meer worden gevonden. …  het is een beeldspraak die al werd gebruikt in een profetie van Jesaja om de val van de koning van Babel aan te kondigen. Deze val wordt vergeleken met het neergooien van een molensteen, wat de uiteindelijke onherroepelijke val van deze machtige heerser symboliseert (Jesaja 14:12-15).


ree

miniatuur in de Galicische Apocalyps, de engel met de grote steen


Nadat de engel luid heeft uitgesproken dat Babylon nooit meer door iemand zal worden teruggevonden voorspelt hij dat met de steen ook alle pracht en praal van de stad in de diepe duisternis van de zee zal verdwijnen. De grote steen die in de zee wordt geworpen vertegenwoordigt de onvermijdelijke en volledige vernietiging van het kwaad dat Babylon symboliseert. Het beeld van de grote molensteen die in de zee wordt geworpen, suggereert dat de ondergang krachtig en onherroepelijk is. Het doek is gevallen, de stad houdt op te bestaan.

ree

De ruïnes van het oude Babylon in Irak

 

De foto is genomen vanuit een voormalig paleis van Sadam Hoessein dat uitkijkt op de vlakte met de resten van de oude stad aan de oevers van de Eufraat.

Beneden, in de linkerhoek ziet u een heel klein deel van de witte balustrade van het balkon van het paleis.


ree

Vlaamse Apocalyps, samenvattende miniatuur bij hoofdstuk 18

 

De val van Babylon, de molensteen wordt in zee geworpen en de engel laat de aasvogels los op de vorsten. Boven in het midden ziet God dat alles volgens zijn plan verloopt.


ree

Op het onderste deel van de miniatuur lijkt het er sterk op dat een stevige aardbeving Babylon heeft getroffen. De torens van de gebouwen storten massaal naar beneden en er komen scheuren in de verdedigingsmuren van de stad. De duivel heeft de stad in bezit genomen.

Over de brug die de stadspoort van Babylon met de oever van de Eufraat moet verbinden weten een aantal inwoners de stad nog te verlaten.

Links van de stadspoort liggen de schepen van de handelaars in de Eufraat voor anker. Ook zij roepen Wee, wee de grote stad, die gekleed was in fijn linnen, purper en scharlaken, en getooid met goud en juwelen en parels! In één uur ging uw rijkdom verloren (Apoc. 18: 17).




 
 
 

Opmerkingen


bottom of page