top of page
Foto van schrijverPaul Bröker

De zeven werken van barmhartigheid van de Meester van Alkmaar, of: ‘wat gij voor één van de geringste onder u hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij gedaan’.

 

Meester van Alkmaar, drie van de zeven panelen van

De zeven werken van barmhartigheid

 

Inleiding

Over het algemeen bezoek ik het Rijksmuseum alleen wanneer er een tentoonstelling is die ik graag wil zien. Bij zo’n bezoek kan ik het nooit laten om niet alleen een bezoek te brengen aan de tentoonstelling, maar ook aan de collectie Vroege Nederlandse Schilderkunst met 15de en 16de-eeuwse schilderijen. De laatste keer was dat na een bezoek aan de tentoonstelling Frans Hals.

Vanwege het grote formaat sta ik dan als vanzelf ook stil bij het schilderij De zeven werken van barmhartigheid van de schilder met de noodnaam de Meester van Alkmaar (werkzaam in Haarlem en Alkmaar (werkzaam tussen 1490-1510). Het is echter niet het formaat waarom ik toen besloot een artikel te schrijven over dat schilderij. Er is ook heel wat aardigs op het kunstwerk te zien.

 

De zeven werken van barmhartigheid en het Laatste Oordeel

In het vijfentwintigste hoofdstuk van het Matheusevangelie worden zes werken van barmhartigheid genoemd. Jezus vertelt over de terugkeer van de Mensenzoon aan het einde der tijden. Hij zal dan plaatsnemen op zijn troon en alle mensen zullen voor hem worden geleid. Hij zal ze van elkaar scheiden '... zoals een herder scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal hij aan zijn rechterhand plaatsen, de bokken aan zijn linkerhand‘. Dan zal de Rechter zeggen tot hen die aan zijn rechterhand staan: "Komt tot mij gezegenden van mijn Vader en neem bezit van het rijk dat voor u is bereid vanaf de grondvesting van de wereld. Want ik was hongerig en gij hebt mij te eten gegeven; ik was dorstig en gij hebt mij te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling, en gij nam mij op. Ik was naakt en gij hebt mij gekleed; ziek en gij hebt mij bezocht; ik was in de gevangenis en gij bent mij komen bezoeken. Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: Heer, wanneer zagen wij u hongerig en spijsden wij u; of dorstig en gaven wij u te drinken? Wanneer zagen wij u als vreemdeling en namen u op of naakt en hebben wij u gekleed? Of wanneer zagen wij u ziek of in de gevangenis en zijn wij tot u gekomen? Dan zal de Heer antwoorden: Voorwaar ik zeg u: wat gij voor één van mijn geringste broeders hebt gedaan, dat hebt gij ook voor mij gedaan. Maar dan zal hij zeggen tot hen die aan de linkerhand staan: Gaat weg van mij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat bereid is voor de duivel en zijn engelen. Want ik was hongerig en gij hebt mij niet te eten gegeven; dorstig en gij hebt mij niet te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij nam mij niet op; naakt en gij hebt mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis en gij hebt mij niet bezocht. Dan zullen ook zij antwoorden: Heer, wanneer zagen wij u hongerig en dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hielpen wij u niet? Dan zal hij hun antwoorden: voorwaar ik zeg u, wat gij hebt onthouden aan één van de onaanzienlijksten onder u, dat hebt gij ook voor mij niet gedaan. Dan zullen zij gaan en eeuwig worden gestraft, maar de rechtvaardigen daarentegen ontvangen het eeuwige leven.” (Matt. 25: 31-46)

 

Meester van Alkmaar, De zeven werken van barmhartigheid,

olieverf op paneel: hele schilderij incl. lijst: 469,5 x 119 cm.,

ieder paneel afzonderlijk : 103,5 x 55-58,8 cm., 1504, Rijksmuseum


De Meester van Alkmaar (werkzaam tussen 1490-1510) dankt zijn noodnaam aan het 1504 op de lijst boven het middenpaneel gedateerde veelluik De zeven werken van barmhartigheid dat zich tot 1918 in de Grote of Sint-Laurenskerk in Alkmaar bevond. Daar moest het schilderij zo'n vier eeuwen lang de gelovigen aansporen tot naastenliefde jegens de minder bedeelden. Barmhartigheid is een plicht voor alle christenen en zeker voor de rijke burgers. De opschriften op de lijst maken duidelijk dat diegenen die zich het lot van de armen aantrekken in het hiernamaals rijkelijk zullen worden beloond. Het polyptiek was nadrukkelijk bedoeld als bedelstuk. Het moest de inwoners van de stad stimuleren tot giften voor de armen. Het was gebruikelijk om bij een dergelijk schilderij een ‘armenpot’ te plaatsen waarin de rijkere burgers hun donatie konden doen.

Armenpot,1669, Jacobikerk, Utrecht


De beschildering op de voorkant moet oproepen geld in de armenpot te doen: 'Gedenckt den Armenpot'.

 

We beginnen met de behandeling van de zes traditionele werken van Barmhartigheid die wij kennen uit het Evangelie van Mattheus. Daarbij wordt het middelste paneel met het begraven van de doden voorlopig overgeslagen. Dat onderwerp behoort niet tot de zes oorspronkelijke werken van barmhartigheid zoals die bij Mattheus worden beschreven. We zullen nog zien dat er in 1207 aan de zes Nieuwtestamentische werken van Barmhartigheid een zevende werk werd toegevoegd.

 

Opvallend is dat op de panelen bij zes van de zeven werken van barmhartigheid (de drie panelen links en rechts van het midden) Jezus gewoon tussen de behoeftigen staat alsof hij één van hen is. Immers: "Voorwaar ik zeg u: wat gij voor één van mijn geringste broeders hebt gedaan, dat hebt gij ook voor mij gedaan." Met die woorden van Jezus in gedachten behoort hij tot de minder bedeelden, tot degenen die brood ontvangen, die te drinken krijgen, worden verzorgd enz.

 

Paneel 1: 'want ik had honger en jullie gaven mij te eten'               

Deelt mildelick den armen

God zal u weder ontfarmen


Deel overvloedig met de armen          

God zal zich opnieuw over u ontfermen *

 

Detail paneel 1


De scènes op de verschillende panelen geven de indruk van de stedelijke samenleving van het welvarende deel van een Nederlandse stad rond 1500. Vooral de stenen huizen duiden op de welstand van de bewoners. In deze laatmiddeleeuwse stad helpen de welgestelde burgers armen, gehandicapten, reizigers en gevangenen. Ze geven hen te eten en te drinken, kleden hen en bieden onderdak.

Op dit eerste paneel verdringt zich voor het huis links een aantal hulpbehoevenden, er wordt immers voedsel uitgedeeld. Voor de open deur van het huis staat een vrouw met een mand met broodjes. Haar goed geklede man staat rechts van haar. Hij pakt een broodje uit de mand. Tegelijkertijd geeft hij met de andere hand brood aan de man die van rechts komt aanlopen. Gezien de scheuren en gaten in zijn mantel heeft hij het niet breed. Hij steekt zijn hand uit om het hem toegereikte brood in ontvangst te nemen. Als enige van de groep op de voorgrond heeft de man zijn ogen gesloten. Hij is blind en houdt daarom de hand vast van de vrouw links van hem. Zij zullen wel een echtpaar vormen. De man heeft een witte band om zijn hoofd waarmee het kind op zijn schouders vast zit. Zijn vrouw geeft haar stuk brood aan haar kindje dat de handen hongerig naar moeder uitsteekt. Links van haar staat Jezus. We herkennen hem aan zijn karakteristieke gelaat. Hij is de enige van de groep die de toeschouwer recht in de ogen kijkt; we horen hem tot ons zeggen: “Wat gij voor één van mijn geringste broeders hebt gedaan, hebt gij ook voor mij gedaan.“ Met het zien van het tafereel en met die woorden van Jezus in gedachten zal de beschouwer zich aangesproken voelen om hetzelfde te doen als het welgestelde echtpaar op het paneel.

Detail paneel 1


Op de voorgrond zit een man die gezien zijn misvormde voeten en ongelijke benen zich niet op een normale manier kan voortbewegen. Met behulp van de handkruk is hij moeizaam schuivend over de stenen tot bij het huis weten te komen. Om de aandacht van de vrouw met de mand met broodjes te trekken strekt hij zijn hand zover mogelijk naar haar uit. Ook zijn hondje zal wel wat lusten. 


Detail paneel 1

 

De bruine plekken boven de huizen zijn het gevolg van waterschade. Bij de laatste restauratie (1970-1975) heeft men ervoor gekozen om de houten ondergrond zichtbaar te laten. Het is niet erg storend voor de voorstelling en het vertelt iets over de geschiedenis van het schilderij.

Detail paneel 1

 

Met de voorstelling op de bovenkant van het paneel heeft de kunstenaar het stadplein verlevendigd. In het straatje links aan de overkant van het plein staat een muzikant bij het huis van een man die ook aan zijn medemens denkt. Rechts van hem staat een mand met brood. Hij deelt daarvan uit aan de vrouw links van de deuropening. Haar man(?), een straatmuzikant tokkelt op zijn instrument. Zijn hondje zit vast aan een touw. Het dier kijkt hoopvol of het baasje al wat te eten heeft gescoord. Een kip is tussen de stenen op zoek naar kruimeltjes.

   

Paneel 2: 'Ik had dorst en jullie gaven mij te drinken'

                  Van spijs ende drank in dit leven

duistentfout zal u weder werden gegeven


[Geef] spijs en drank tijdens uw leven

Het zal u duizendvoudig worden teruggegeven


Op de trappen voor het statige huis heeft zich weer een groep mensen verzameld. Hier wordt vandaag drank uitgedeeld.

Detail paneel 2


Vanuit het imposante huis met pilaren komt een vrouw met wijnkruiken naar het bordes gelopen. Haar man vult de nap die hem door de man in het midden wordt voorgehouden.

Ook op dit paneel wordt het verschil in status tussen de rijke mensen en de armen zichtbaar in beeld gebracht. De armmoedige en aan flarden gescheurde kleding die de arme man draagt steekt schamel af bij de kleding van de eigenaar van het huis. Deze draagt een kostbare en met bont gevoerde mantel die hem de allure geeft van een voorname inwoner van de stad. Rechts achter de rijke man kijkt een oudere man met pretoogjes uit naar de wijn die hij verwacht te krijgen.


Detail paneel 2


Onderaan de trappen van het bordes knielt een vrouw. Zij is slecht ter been. Met haar twee krukken en de houten prothesen die onder haar onderbenen zijn gebonden zal zij niet gemakkelijk de treden van het bordes kunnen opgaan. Zij zal moeten wachten totdat de schenker naar beneden komt om haar nap te vullen.

Detail paneel 2

 

Op de achtergrond van het paneel nadert een blinde op blote voeten de gevel van een huis. Hij legt zijn hand op de schouders van zijn jonge begeleider. Een vrouw schenkt de nap van de jongen vol.

 

Paneel 3: 'Ik was naakt en jullie kleedden mij'

Uwen evenmensche zijn naecktheyt wilt decken 

op dat god wijt doe uwer soden vlecken


Wanneer u de naaktheid van uw naaste bedekt         

Dan zal God uw zonden ruimhartig bedekken

Detail paneel 3


Op de voorgrond van dit paneel staat een haveloze man. Hij draagt twee verschillende schoenen, zijn broek is gehavend en zijn haren zijn onverzorgd. De man die voor hem staat oogt in alles het tegenovergestelde. Hij is rijk gekleed en draagt een dure met bont afgezoomde mantel. De arme man heeft zijn stok, een mand en een kruik achter zich op de grond gelegd. Hij heeft nu de handen vrij om de nieuwe kleren aan te trekken. Het is naar mijn gevoel vanaf de foto niet goed duidelijk, maar het lijkt erop dat hij een nieuwe roodbruine jas heeft gekregen en dat de rijke man de arme op dit moment in een nieuw onderkleed helpt. Rechts van de rijke man staat zijn vrouw met een stapel kleding om uit te delen. Rechtsachter haar komt daar een groep mensen op af. De man rechts smeekt met gevouwen handen de vrouw om nieuwe kleren. Achterin de groep herkennen we Jezus aan zijn specifieke gelaat. Hij zal niet direct om een nieuw kleed vragen. Behalve op de voorstelling met het begraven van de doden in het midden draagt hij immers steeds hetzelfde eenvoudige grijze kleed. Hij staat daar tussen de armen en ziet dat het echtpaar het gebod van naastenliefde uitvoert.


De moedwillig met een scherp voorwerp tot in het paneel uitgestoken ogen en de verminkingen op het gelaat van de rijke man zijn aangebracht door een godsdienstfanaat die, wellicht terecht, meende dat de werken van barmhartigheid slechts worden uitgevoerd met het oog op het voor zichzelf veilig stellen van een plekje in het hiernamaals. Daarmee zou, zo leren we uit de tweeregelige verzen onderop de lijst, de inzet voor de naasten immers worden beloond. Wanneer u het schilderij in het Rijksmuseum bekijkt zal opvallen dat op meer plaatsen dit soort beschadigingen nog zijn te zien. Ook hier heeft men bij de laatste restauratie ervoor gekozen om de sporen die iets vertellen over de geschiedenis van het schilderij zichtbaar te laten. 

Detail paneel 3

 

In het steegje in de achtergrond helpt de rijke man een voorover buigende persoon in zijn nieuwe kleding. Op het dak van het huis voor hem zien we een aardig detail. Een ooievaar heeft er een nest gebouwd. (Op het schilderij is de ooievaar beter te zien dan op de foto). Het is echter geen typisch ooievaarsnest. Het heeft meer weg van een kribbe … wellicht verwacht de vrouw des huizes een kindje. De gedachte dat ooievaars de kinderen zouden brengen zou al in Duitsland bekend zijn geweest in de Middeleeuwen.

 

Paneel 5: 'Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op'           

Die heer spreekt Wilt mij verstaen

wat Ghij den minsten doet wert mij gedaen


De heer spreekt, begrijp mij goed

Wat gij voor de minsten doet hebt gij voor mij gedaan


De oproep in het Evangelie om vreemdelingen in huis op te nemen werd in de late Middeleeuwen vaak uitgelegd als het gastvrij onthalen van pelgrims. Veelal uit religieuze overwegingen trokken in die tijd pelgrims door heel Europa naar plaatsen waar een heilige was begraven of waar zich wonderbaarlijke dingen hadden voorgedaan.

Aan de insignes zijn de mensen die op de kunstwerken worden uitgenodigd vrijwel altijd te herkennen als een pelgrim. Zij dragen de uiterlijke kenmerken: een zogenaamde pelgrimstas of broodtas waarin men proviand voor onderweg meenam, een kalebas die als veldfles werd gebruikt, een staf en altijd hét herkenningsteken van de pelgrim; de vilten hoed met een brede naar boven omgeslagen rand. Op die hoed, maar ook wel op de kleding van een pelgrim werd het insigne opgespeld dat het einddoel van de pelgrim indertijd voor iedereen duidelijk maakte. Wanneer de pelgrim bijvoorbeeld op weg was naar Rome of vandaar naar huis terugkeerde, dan bestond dat pelgrimsteken uit de twee sleutels van Petrus die elkaar kruisen. Had de pelgrim een Jakobusschelp opgespeld, dan was voor iedereen duidelijk dat hij op weg was of terugkwam van een pelgrimstocht naar het graf van de apostel Jacobus de Meerdere in het Spaanse Santiago de Compostella.  

Detail paneel 5


Op de voorgrond van het paneel nodigt een echtpaar een aantal pelgrims gastvrij uit om in hun in huis de maaltijd te gebruiken en te overnachten. 


Detail paneel 5


Mochten de twee pelgrims vooraan nog twijfelen om het huis van het echtpaar binnen te gaan, dan is de aanmoedigende hand van de bewoners van het huis op hun schouders voldoende om zich van harte welkom te voelen.

De vrouwelijke pelgrim wordt door de vrouw des huizes naar binnen geleid. Zij draagt een kruik op de rug en er hangt een aardewerken potje aan haar riem. Ongetwijfeld is het een kookpotje om onderweg te kunnen kokkerellen. De vrouw in de linker benedenhoek van dit detail draagt haar hoed en een kalebas op de rug. De man in de donkerblauwe mantel die door de eigenaar van de woning naar binnen wordt geleid draagt twee pelgrimstekens op de omgeslagen rand van zijn hoed: de kruislings geplaatste Petrussleutels en een schelp. Op zijn borst zien we hetzelfde teken. Het kwam wel voor dat men vaker een tocht maakte naar een zelfde bedevaartsplaats en daar blijkbaar graag mee te koop liep. De man achter hem met zijn bruingrijze hoed heeft twee sint-jakobsschelpen op zijn hoed gespeld.

Achter de groep ziet Jezus dat de bewoners van het huis gehoor geven aan zijn oproep tot het verlenen van gastvrijheid aan vreemdelingen.

Detail paneel 5


Op de achtergrond lijkt het erop dat de eigenaar van het stadskasteel twee pelgrims die de nacht bij hem hebben doorgebracht de weg wijst die zij die dag moeten nemen.


Paneel 6: 'Ik was ziek en jullie verzorgden mij'

Wilt ziecken ende crancken vysenteren        

u loon zal ewelick vermeren


Hij die zieken en onvermogenden bezoekt 

diens loon zal tot in eeuwigheid toenemen


In de literatuur wordt ervan uitgegaan dat de Meester van Alkmaar het 1504 gedateerde veelluik heeft geschilderd in opdracht van het Heilige Geest Gasthuis in Alkmaar. Het is zelfs mogelijk dat het schilderij voordat het gasthuis in 1575 werd opgeheven daar heeft gehangen. In 1582 wordt het schilderij voor het eerst vermeld in de Grote of Sint-Laurenskerk in Alkmaar. In 1918 werd het kunstwerk verworven door het Rijksmuseum.

Het is verleidelijk om te veronderstellen dat wij op dit paneel een kijkje hebben in een van de zalen van het Heilige Geest Gasthuis in Alkmaar. Daar werden (vooral arme) zieken en ouderen verzorgd.

De Meester van Alkmaar biedt met fraaie doorkijkjes een beeld van het dagelijkse doen en laten in zo’n laat middeleeuws verzorgingshuis.


Detail paneel 6


Rechts van het midden staan drie  welgestelde bezoekers/donateurs. Hun persoonlijke gelaatstrekken doen vermoeden dat het om portretten gaat. Waarschijnlijk zijn het de mannen die de opdracht hebben gegeven voor het schilderij. Achter de mannen kijkt Jezus naar de vrouw die met een beker naar de bedstede van een patiënt loopt. Zij is mooi gekleed en is waarschijnlijk de moeder van het gasthuis en daarmee verantwoordelijk voor de lopende zaken. De man links van Jezus steekt zijn handen naar haar uit. Hij lijkt in overleg te zijn met de vrouw.

Detail paneel 6


Aan de zijkant van het hoofdeinde van het bed wordt een zieke vrouw door haar man bezocht. Ze kijken elkaar ernstig aan en hij streelt liefdevol haar hand.


 Detail paneel 6

 

Via het fraaie doorkijkje hebben we zicht op de ruimte achterin. Daar staan twee bedden achter elkaar. In het bed met de groene sprei draait de patiënt het hoofd naar de bezoeker. Hij houdt een beker in de hand en in de andere hand een lepel. Hij is bezig met zijn vrouw eten te geven. Het achterste bed is leeg. Het zal wel het bed zijn van de patiënt die in het midden wordt verzorgd door een verpleegster. Hij zit er wat hulpeloos bij. De man heeft geen kleren aan, waarschijnlijk wordt hij lekker warm bij het haardvuur gewassen. De man links legt een hand op de rug van de zieke en reikt hem een stuk brood aan.

 

 Detail paneel 6

 

 Paneel 7: Ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe'

Die gevangen verlost met caritaten

het komt hier nae zijder ziele te baten


Hij die met giften gevangenen bijstaat

Zijn ziel zal er in het hiernamaals baat bij hebben


Op dit paneel hebben we een kijkje in de gevangenis. Voor een houten hek staan de weldoeners, twee mannen en twee vrouwen. Zij brengen een bezoek aan de gevangenis. Achter het hek kijken de bezoekers uit op de binnenplaats van de gevangenis. Het is duidelijk dat het daar niet al te zachtzinnig aan toe gaat. Links is een man met zijn handen boven zijn hoofd vastgebonden. Het touw om de polsen loopt door tot de metalen ring die in het plafond is bevestigd. Rondom zijn nek is nog een touw gebonden dat is verbonden met een ring in de muur. Deze situatie dwingt de man het hoofd naar beneden te houden. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is staat de man rechts met zijn opgeheven zweep klaar om de gevangene een flinke afranseling te geven. De man in het groene hemd is ook gedwongen om de tijd in de gevangenis in een ongemakkelijke positie door te brengen. Hij kan zich op geen enkele manier oprichten. Met de in de vloer geklonken hand- en voetboeien kan de gevangene geen kant op. Achter de binnenplaats zien we de tralies van de cellen waarin zich nog een aantal gevangenen ophouden.

 De welgestelde bezoekers zien het allemaal aan. De man die links voor het hek staat vraagt de beul te stoppen met het tuchtigen van de gevangene. De vrouw in het midden wijst de vrouw rechts van haar op het wrede schouwspel. Zij houdt een gouden muntstuk voor zich uit. De man links opent zijn beurs om er geld uit te halen. De giften waren in die tijd niet bedoeld om gevangen geloofsgenoten vrij te kopen zoals dat in de Middeleeuwen wel het geval was. De charitatieve zorg was gericht op de financiële ondersteuning van de gezinnen van de gevangengezette mannen die nu zonder inkomen zaten.

Detail paneel 7


In de ruimte waar een gevangene wordt gegeseld staat Jezus. Met de wereldbol met daarop een kruis wordt hij voorgesteld als Salvator Mundi, als Verlosser van de wereld. Door zijn voorbeeld en zijn kruisdood heeft hij het kwade en de ellende in de wereld verslagen en hebben de mensen uitzicht op een beter leven in het hiernamaals. Dat kunnen wij bereiken wanneer wij Jezus’ lessen in naastenliefde opvolgen. We zouden dit afsluitende paneel daarom kunnen opvatten als een samenvatting van het gehele schilderij. In de opschriften onder de verschillenden werken van barmhartigheid wordt immers duidelijk gemaakt dat wij door de zorg voor onze naasten serieus te nemen, het eeuwig leven in de hemel op ons wacht.


Paneel 4: De doden begraven 

Van den doden te begraven so wij lesen

wert thobias van god gepresen

 

Wij lezen dat Tobias (=Tobit) door het begraven van de

doden door God wordt geprezen

 

We zagen al dat zes van de zeven werken van barmhartigheid zijn gebaseerd op het vijfentwintigste hoofdstuk van het Evangelie van Mattheus. In 1207 voegde paus Innoncentius III (paus 1198-1216)  daaraan een zevende werk toe: de doden begraven. Dit laatste werk van barmhartigheid is gebaseerd op het deuterocanonieke Boek Tobit. Daarin vertelt Tobit over het belang van de zorg voor de naasten. Wanneer hij ziet dat een lichaam van een vervolgde geloofsgenoot buiten de muren van Ninivé wordt gegooid begraaft hij de dode (Tobit: 1,17).


Detail paneel 4


Op het middenpaneel wordt een dode door monniken in een kist naar zijn laatste rustplaats gedragen. Het gat voor het graf is gegraven door de man die met de handen rust op zijn spade. Nadat de kist op de dwarsbalken is geplaatst kan deze met behulp van de touwen naar beneden worden gelaten.


We zagen al dat Jezus aanwezig is bij elk van de zes traditionele werken van barmhartigheid. In het tweeëntwintigste hoofdstuk van het Evangelie van Mattheus vraagt een farizeeër aan Jezus wat het grootste gebod in de wet is. Jezus antwoordt: “Gij moet de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste gebod. Het tweede gebod is daaraan gelijk: ‘Gij moet uw naasten liefhebben als uzelf’.” (Matt. 22: 35-40) Een ander gebod is er blijkbaar niet. Daar komt nog bij dat Jezus zegt dat het eerste en het tweede gebod aan elkaar gelijk zijn. Degene die zijn naasten liefheeft, heeft daarmee God lief, immers: ‘Voorwaar ik zeg u: wat gij voor één van mijn geringste broeders hebt gedaan, dat hebt gij ook voor mij gedaan’. Uw naasten liefhebben als uzelf! Dat ene gebod is blijkbaar de kern van de leer die Jezus verkondigt. Alleen wie zich daaraan houdt kan er bij het Laatste Oordeel goed vanaf komen. Bij het Laatste Oordeel zal er een scheiding worden gemaakt tussen schapen en bokken, de schapen zal hij aan zijn rechterhand plaatsen, de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Rechter zeggen tegen hen die zich aan zijn rechterhand hebben verzameld: “Komt tot mij gezegenden van mijn Vader en neem bezit van het rijk dat voor u is bereid vanaf de grondvesting van de wereld”. (Matt. 25: 31) … Maar dan zal hij zeggen tegen hen die aan zijn linkerkant staan: “Gaat weg van mij vervloekten in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn engelen.” (Matt. 25: 41) 

Detail paneel 4, het Laatste Oordeel


Op bovenstaande gedachten wordt de gelovigen op het schilderij voorbereid door de voorbeelden van naastenliefde en door de opschriften die horen bij de verschillende afbeeldingen. Bij het Laatste Oordeel zullen de mensen worden geconfronteerd met hun goede en met hun slechte daden.


Op de voorstelling van het Laatste Oordeel heeft de goddelijke rechter dezelfde gelaatstrekken als Jezus die aanwezig is bij de verschillende werken van barmhartigheid. Hij heeft alles opgeslagen en zal zijn oordeel baseren op de goede daden van de mensen tegenover hun medemensen. Naastenliefde is immers het grootste en in feite het enige gebod.

 

Gebruikte literatuur

  • * Bij de omzetting van de opschriften op de panelen naar het hedendaags Nederlands heb ik zoveel mogelijk gebruik gemaakt van:

  • J. Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek, Den Haag, 1932 Hoewel het in dit woordenboek gaat om Nederlandse woorden uit de periode 1200 en 1500, was het m.b.t. de opschriften op het schilderij uit 1504 toch vaak goed bruikbaar. De omzettingen zijn houterig, maar door zoveel mogelijk recht te doen aan de oorspronkelijke tekst kon ik er niet veel meer van maken.

  • Catalogus tentoonstelling Schilderkunst van de late Middeleeuwen. Vroege Nederlanders, Friso Lammertse en Jeroen Giltaij, Museum Boymans Van Beuningen, Rotterdam, 2008

  • Catalogus tentoonstelling Ik geef om jou. Naastenliefde door de eeuwen heen, Marije de Nood en Kees van Schooten, Museum Catharijneconvent, Utrecht 2014

  • ArtWay, Marleen Hengelaar-Rookmaaker, De zeven werken van barmhartigheid van de Meester van Alkmaar, er wordt geen datum vermeld P.S. Het volgende artikel staat gepland op 1 juni. De komende week ga ik met twee van mijn broers een paar dagen wandelen in de Ardennen en daarna met Jantje een weekje naar Parijs en ondertussen ben ik ook nog jarig.

340 weergaven

1 Comment


Ton Gosen
Ton Gosen
May 13

Bedankt, hoe je weet in te zoomen op details die mij anders waren ontgaan.

Like
bottom of page