top of page
  • Foto van schrijverPaul Bröker

Een kunstwerk centraal XIII, Pasen 2022 I Triptiek van abt Antonius Tsgrooten



Over het middelaarschap van Jezus en Maria én over de moederborst van Maria


Stefan Lochner (1400/10-1451), Laatste Oordeel, olieverf op paneel: 120 x 80 cm,

ca. 1440, Walraf-Richartz-Museum, Keulen


Op de gebeeldhouwde timpanen van gotische kerken zien we vaak een voorstelling van het Laatste Oordeel. Dat was in de Romaanse periode ook al het geval, maar vanaf de gotiek is het schema van de voorstelling van het Laatste Oordeel redelijk standaard. Maria is vanaf die tijd altijd aanwezig evenals Johannes de Doper. Zij richten zich als bemiddelaars tussen God en de mensen in gebed tot Jezus en smeken de rechter om barmhartigheid voor de mensheid.

In dit artikel richten wij ons op Maria. Zij is dé grote middelares tussen de mensen en haar zoon. Als moeder staat zij het dichtst bij Jezus. Van háár voorspraak wordt het meest verwacht. Behalve bidden heeft Maria nog een andere mogelijkheid haar Zoon voor haar zaak te winnen!


Intercessio

Vandaag staat een drieluik centraal van Goossen van der Weyden (ca. 1465 - na 1538), het zogenaamde Triptiek van abt Antonius Tsgrooten. Goossen was een schilder uit de Zuidelijke Nederlanden. In 1497 verwierf hij het burgerschap van Lier. Uit documenten is bekend dat hij zowel in Lier als in het nabij gelegen Antwerpen heeft gewerkt. Hij was een kleinzoon van Rogier van der Weyden (1400-1464).

We zijn goed geïnformeerd over het schilderij. Uit een archiefstuk wordt duidelijk dat abt Antonius Tsgrooten van de Norbertijnse Onze-Lieve-Vrouwabdij van Tongerlo het drieluik bij Goossen van der Weyden had besteld. Op 7 april 1507 is het werk blijkbaar gereed. Op die datum werd 15 rijnsgulden betaald aan “Magistro Goeswino, pictor”. Ook de heraldische motieven op de achterkant van de zijluiken en het devies: Veritas vincit: de waarheid overwint, verwijzen naar de abdij in Tongerlo. Uit documenten vernemen wij dat de schilder nog een aantal andere schilderijen voor hetzelfde klooster heeft vervaardigd.

Voor een drieluik is het Triptiek van abt Antonius Tsgrooten niet erg groot. Het zal daarom niet bedoeld zijn voor op een kerkaltaar. We mogen aannemen dat de abt het voor zijn privévertrekken had bestemd.

Goossen van der Weyden, Triptiek van abt Antonius Tsgrooten,

olieverf op paneel, middenpaneel: 34 x 25 cm, zijpanelen elk: 34 x 11 cm, 1507, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen


De voorstellingen op de drie luiken vormen een geheel, er spreekt één hoofdgedachte uit de drie panelen. Als moeder van Jezus staat zij natuurlijk heel dicht bij haar zoon. Zij is bij uitstek degene aan wie gelovigen vragen hun belangen bij Jezus te behartigen. Bij het thema van het triptiek gaat het in eerste instantie om Maria's tussenkomst en voorspraak voor de mensen bij haar zoon. Men had goede hoop dat wanneer Maria gevoelig is voor de smeekbeden van de mensen, zij zich op haar beurt tot haar zoon zal richten en dat Jezus zijn moeder geen enkel verzoek kan weigeren. Wanneer Jezus zich inderdaad gevoelig toont voor het smeekgebed van zijn moeder richt hij zich op zijn beurt tot zijn vader om het beroep om erbarmen dat zijn moeder op hem heeft gedaan door zijn vader vervuld te krijgen. Het thema staat bekend als de Trap des heils. Het wordt ook Intercessio genoemd (Latijn: voorspraak / tussenkomst).


Door de blikrichting van de vier voorgestelde personen en door de gebaren die zij maken, volgen wij de voorstellingen vanzelf van rechts naar links.

Op het rechterpaneel knielt Antonius Tsgrooten met de handen in aanbidding. Hij draagt een witte mantel en een wit onderkleed. Aan zijn volledig witte kleiding herkennen we hem als een Norbertijn. De volgelingen van Norbertus van Xanten (1075-1134) worden ook wel Witheren genoemd.


Rechter zijluik

De opdrachtgever presenteert zich op het paneel als abt. Tegen zijn borst en rechterschouder leunt zijn abtsstaf. Wanneer u het schilderij in het museum in Antwerpen goed bekijkt ziet u in de krul van de staf een engel knielend voor de staande Maria. Hier is de annunciatie afgebeeld, de eerste stap naar de komst van Jezus op aarde en de verlossing van de mensheid. Boven het hoofd van de abt, rechts van de staf is tegen de bosrand de heilige Antonius Abt gezeten in het gras. Hij was aan het lezen, maar is opgeschrikt en kijkt naar een fraaie dame in een rood kleed. Hier is een van de vele verleidingen van Antonius voorgesteld. De legende vertelt dat de duivel de meest fraaie en uitdagende jongedames op de kluizenaar afstuurt om hem zijn voorgenomen kuise levenswandel te laten opgeven. Ook het populaire attribuut van de heilige, een varkentje is door de kunstenaar afgebeeld. Het beest loopt voor de voeten van de vrouw met zijn snuit in het gras.

Antonius Tsgrooten had natuurlijk sowieso een bijzondere verering voor zijn naamheilige. Daarnaast was Antonius voor alle kloosterlingen een inspirerende figuur. De heilige leefde met zijn ouders in de Egyptische stad Alexandrië. Na de dood van zijn vader en moeder verkocht hij alle kostbare bezittingen, deelde de opbrengst uit onder de armen en trok zich terug in de woestijn van Egypte. Daar leefde hij in armoede en eenzaamheid. Later kwamen er steeds meer mensen in de buurt van zijn kluizenaarswoning om naar zijn voorbeeld te leven. Hij gaf hen een leefregel. Daarmee staat hij te boek als de Vader van het Christelijke kloosterleven.

Aan de rechter zijde van Antonius Tsgrooten knielt Maria. De verbinding tussen de twee wordt vooral duidelijk doordat Maria de abt bij zijn mantel vasthoudt. Beiden richten zich op Jezus op het middenpaneel.

Opvallend is dat Maria de bovenkant van haar kleed heeft geopend zodat we haar borst kunnen zien. In gebedenboeken gaat een dergelijke voorstelling vaak vergezeld van teksten. De opdrachtgever van zo’n gebedenboek richt zich in smeekgebed tot Maria: Monstra te esse matrem: Toon dat gij moeder zijt. Het komt er op neer dat de abt aan Maria vraagt haar zoon te laten zien dat zij zijn moeder is. De eerste trede van de Trap des heils is genomen!

Maria is gevoelig voor de smeekbede van de abt en vertedert Jezus door een emotioneel beroep te doen op haar moederschap. Terwijl zij haar moederborst toont zegt zij tot haar zoon: Qui haec suxisti, miserere isti: Gij, die u hieraan hebt gevoed, wees hem genadig. Wanneer een moeder op een dergelijke manier iets aan haar zoon vraagt kan hij natuurlijk niet weigeren. Dat is de hoop van Antonius Tsgrooten. De tweede trede van de Trap des heils is genomen!


Midden paneel






























Op het middenpaneel van het triptiek wordt op schematische wijze het hele lijdensverhaal voorgesteld. Jezus is getroffen door de smeekbede van Maria. Op de voorspraak van zijn moeder richt hij zich op zijn beurt tot zijn vader op de linkervleugel van het schilderij.

Jezus heeft een sterk argument om zíjn verzoek kracht bij te zetten: het grote zoenoffer dat hij heeft gebracht. Met zijn linkerhand wijst hij zijn vader namelijk op zo’n beetje alles wat maar valt te bedenken wanneer het gaat om personen, dingen en verhalen die een rol hebben gespeeld bij zijn lijden. Alleen door zijn onmetelijke lijden was er vergeving van zonden mogelijk geworden en kunnen de mensen verlost worden. Met zijn van pijn en smart vertrokken gelaat lijkt hij tot zijn vader te zeggen: “Laat mijn lijden alsjeblieft niet voor niets zijn geweest!”

Jezus staat met doornenkroon en lendendoek voor een open sarcofaag. Over de rand hangen de witte lijkwade en het donkere kleed van Jezus dat zonder naad was. Op dat kleed liggen drie dobbelstenen die herinneren aan de soldaten die het lot wierpen om het kostbare kleed te bemachtigen. Op de voorgrond in het gras ligt de zweep die herinnert aan de geseling van Jezus. Links, tegen de rand van het middenpaneel, staat de geselzuil. De touwen waarmee Jezus was vastgeknoopt zijn er omheen gebonden. Op de geselzuil treffen we plekken aan met het bloed van Jezus. Rechts onderaan staan de drie zalfpotten van de vrouwen die Jezus' lichaam wilden balsemen. De schedel onder de linkervoet van Jezus zou kunnen verwijzen naar de naam van de heuvel waarop Jezus werd gekruisigd: Golgotha, dat schedelplaats betekent. Op deze plaats, even buiten Jeruzalem, werden de doodvonnissen voltrokken. Ter afschrikking liet men de lichamen van de ter dood gebrachte mensen er achter. De lugubere naam van de heuvel wordt wel verklaard uit het gegeven dat er schedels her en der verspreid over de heuvel zouden hebben gelegen.

Achter de rug van Jezus staat het kruis met op de kruising het doorboorde hart en daarboven het plakkaat met het opschrift INRI. Links en rechts op de dwarsbalk zijn donkere gaten zichtbaar. Hij zijn de sporen van de spijkers die door de handen van Jezus in het hout waren geslagen. Onder de spijkergaten zijn bloedspatten zichtbaar. Tegen de dwarsbalk staan de lans, de rietstengel met de spons en rechts daarvan het emmertje met de zure wijn. Direct rechts van de geselzuil zien we drie hoofden boven elkaar. We herkennen de mannen aan de hoofddeksels die passen bij hun functie. Van onder naar boven zijn het Herodes, Kajafas en Pilatus. De knots onder de rechter ellenboog van Jezus en de lantaarn rechts van het hoofd van Kajafas én de fakkel rechts achter het kapiteel van de geselzuil herinneren aan de spullen die de soldaten bij de gevangenneming van Jezus bij zich hadden. Rechts van Herodes krijgt de geblinddoekte Jezus een klap in het gezicht en wordt hij aan een haarlok getrokken.

Naast de lantaarn spuwt een man een fluim naar het gelaat van Jezus. De klap in het gelaat van Jezus, het trekken aan zijn haren en de spuwende man verwijzen naar de bespotting. Boven de spugende figuur liggen in twee rijen de dertig zilverlingen, het verradersloon van Judas. Daarboven draagt de verrader een geldbuidel om de hals. Hij geeft zijn meester een kus. Rechts hiervan zien we het bebloede zwaard waarmee Petrus de soldaat Malchus een oor afsloeg. Tegen de scherpe kant van het zwaard is de oorschelp van de man geschilderd. Boven de verraderskus zien we de kelk waarvan sprake is in de beschrijvingen van Jezus' angstige momenten in de Hof van Getsemane.

Langs de verticale paal van het kruis zijn links drie grote spijkers geschilderd en rechts het timmermansgereedschap waarmee het kruis in orde werd gemaakt: een hamer en een houtboor. De nijptang in het midden verwijst naar de kruisafname. Onder de rechter dwarsbalk bezweert Petrus met opgeheven hand de joodse dienstmaagd dat hij zijn meester niet kent. Rechts van dit groepje staat op de op een na hoogste trede van de ladder die is gebruikt bij de kruisafname, een haan die met uitgestrekte nek kraait. Het dier herinnert Petrus aan Jezus' voorspelling dat hij hem zou verloochenen. Daaronder drie mannen die luidkeels van Pilatus de kruisiging van Jezus eisen. Jezus hoort het gelaten aan. Boven het tafereel met die schreeuwende mannen verwijzen een wasbekken en de waterkruik naar Pilatus die Jezus aan hen zou uitleveren en daarop zijn handen in onschuld wast. Rechts onderaan verwijst de doek van Veronica naar de kruisdraging en het zwetend en bloedend gelaat van Jezus.

Het lichaam van Jezus is overdekt met bloedende wonden. Met de rechterhand toont hij nadrukkelijk de bloedende borstwond en wendt het gezicht naar zijn vader. Hij smeekt hem, omwille van zijn enorme lijden welwillend in te gaan op zijn verzoek. Hij was toch niet voor niets gestorven! Door zijn onmenselijk lijden moet hij een enorm krediet bij zijn Vader hebben opgebouwd. Het kan toch niet anders dan dat er daardoor voldoende genade is vrijgekomen om de zonden te vergeven van degene waarvoor hij nu om genade smeekt. In gebeden in gebedenboeken richt Jezus zich tot zijn Vader met de woorden: Vulnera cerne Pater: Vader, aanschouw mijn wonden, de derde trede van de Trap des heils.


Linker zijluik


God de Vader kan zijn zoon omwille van zijn grote verdiensten het verzoek niet weigeren. Vanaf het linker paneel geeft hij zijn zegen aan de knielende abt op het rechter paneel. Dit verzoenende gebaar wijst erop dat God de Vader de bemiddeling van zijn zoon heeft ingewilligd. In de gebedenboeken antwoordt hij op het verzoek van zijn zoon: Exaudivi te, ik heb u verhoord.

Speculum humanae salvationis, ca. 1400, Meermanno Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

De miniatuur is een vroeg voorbeeld van Maria die haar zoon haar borst toont om hem te bewegen genadig te zijn voor de mensen achter haar.


Lorenzo Monaco, Jezus en Maria als bemiddelaars tussen God de Vader en de mensheid, vóór 1402, tempera op doek: 239,4 x 153 cm, het schilderij is afkomstig uit de Dom van Florence, nu Metropolitan Museum of Art, New York


Op het schilderij van de Florentijnse kunstenaar Lorenzo Monaco (ca.1370- ca.1425) richt Maria zich met ontblote borst tot haar zoon. Zij smeekt om genade voor de mensen die zij naar voren schuift.

De vier personen op de voorgrond zullen wel de opdrachtgevers zijn. Ongetwijfeld gaat het om leden van een prominente Florentijnse familie. Alleen met geld en invloed konden ze het voor elkaar krijgen een dergelijk groot schilderij in de Dom van Florence geplaatst te krijgen. De onherkenbare mensen in de achtergrond vertegenwoordigen waarschijnlijk de rest van de mensheid. In de traditie van de hiërarchische verhoudingen zijn Jezus en Maria een aantal maal groter voorgesteld dan de familie met de opdrachtgevers.

Jezus richt zich tot God zijn Vader en smeekt hem zijn lijden niet tevergeefs te laten zijn en dat er vergevening mag zijn van zonden voor de mensen die hij nu onder zijn aandacht brengt.

Maria richt zich tot Jezus met de woorden: “Mijn liefste zoon, vanwege de melk die ik je heb gegeven, heb medelijden met hen.”

Jezus wijst op de wond in zijn zijde. Op de plaatsten waar de kruisnagels zijn handen en voeten doorboorden zijn bloedige wonden zichtbaar. Hij richt zich tot zijn vader met de woorden: “Mijn Vader, laat degenen gered worden voor wie u wenste dat ik mijn lijden zou ondergaan.”


Het melkwonder van Bernardus van Clairvaux

Domenico Ghirlandaio, Jezus en Maria bemiddelen voor de mensheid, tempera op paneel: 87,6 x 55,2 cm, ca. 1490, The Montreal Museum of Fine Arts, Montreal


Op de voorgrond van het schilderij van Ghirlandaio knielt Bernardus van Clairvaux (1090-1153). De basis van de voorstelling is gebaseerd op een legende die vertelt dat de heilige in de kathedraal van Speyer in 1146 knielde voor een beeld van Maria met haar zoon die zij de borst geeft. Bernardus vraagt haar te tonen dat zij ook zíjn moeder is: Monstra te esse matrem. Maria spoot vervolgens een straal moedermelk naar de mond van Bernardus. Het verhaal toonde voor velen aan dat Maria ons aller moeder is; zij zal ons beschermen zoals zij ook haar zoon heeft beschermd, gevoed en bijgestaan. Zij toont als onze moeder haar verdriet wanneer wij verdriet hebben en zij zal er alles aan doen dat wij na onze dood voor eeuwig in de nabijheid van haar zoon zullen zijn. Zij is de grote bemiddelaar tussen de mensen en God en voorspreker bij God.

De legende van de zogenaamde Lactatio (borstvoeding) van Bernardus van Clairvaux was al tijdens zijn leven bekend. Voorstellingen van het verhaal zijn nawijsbaar vanaf ca. 1350.

Op het schilderij van Ghirlandaio kijkt Bernardus achterom en richt zich tot de beschouwer. Hij wijst op de tekst op de banderol. Naar het schijnt is er op die banderol nog voldoende leesbaar om te concluderen dat daarop de tekst heeft gestaan: Monstra te esse matrem. Bernardus maakt op het schilderij met de tekst duidelijk dat Maria ook de moeder van de beschouwer is.

Op het platform boven Bernardus wordt duidelijk dat Maria haar moederschap aanwendt om haar zoon te vermurwen een goed woordje te doen bij zijn vader: met haar linkerhand toont zij haar ontblote borst. Jezus richt zich op zijn beurt tot zijn hemelse vader. Tussen Maria en haar zoon zien we het gezin van de opdrachtgever: vader, moeder en twee kinderen, allen in aanbidding voor Jezus. Maria presenteert de vader van het gezin door hem een duwtje in de rug te geven.

In acht genomen dat op het schilderij van Ghirlandaio het middelaarschap van Maria wordt voorgesteld in samenhang met haar ontblote borst én in samenhang met Bernardus die verwijst naar zijn lactatie, is het aannemelijk dat het thema van de Trap des Heils uit het verhaal met het melkwonder van Bernardus is voortgekomen. Dit laatste wordt al langer in de literatuur vermeld zonder echter naar een specifiek schilderij te verwijzen.

Vlaamse School, Lactatie van de heilige Bernardus, olieverf op paneel: 39 x 26 cm,

ca. 1480, Paleis voor Schone Kunsten Luik


Twee stralen melk gaan vanuit de borst van Maria naar de mond van Bernardus. Vanuit zijn mond kunnen we nog gedeeltelijk de tekst van zijn verzoek lezen: Monstra te esse matrem. Jezus lijkt enigszins verbaasd te kijken en zich af te vragen of er nog wat voor hem over blijft!

Meester IAM van Zwoll, het melkwonder van de heilige Bernardus, gravure ca. 1480-85, Rijksmuseum, Rijksprentenkabinet, Amsterdam

Zoals bijna steeds is ook op de gravure op middeleeuwse voorstellingen van het melkwonder van Bernardus is de tekst met het verzoek van de heilige goed te lezen.


Lactatio van Bernardus, miniatuur uit een gebedenboek, ca. 1490-1500

Jezus lijkt het hier op een schreeuwen te zetten!


Alonso Cano, Het melkwonder van Bernardus bij het beeld in de kathedraal van Speyer in 1146, olieverf op paneel, ca. 1650, Museo Nacional del Prado, Madrid


Rochus en Sebastiaan, beschermers tegen de pest bemiddelen bin Maria

We hebben het al gezien: Maria is bij uitstek degene aan wie gelovigen vragen hun belangen bij haar zoon te behartigen. Ook heiligen werden ingezet om te bemiddelen tussen God en de gelovigen. Zo worden op kunstwerken patroonheiligen vaak opgevoerd als voorsprekers. Daarnaast hebben veel heiligen hun eigen werkterrein. Zo kunnen zij worden aangeroepen als beschermheiligen tegen een bepaalde ziekte. Die ziekte heeft dan altijd wel iets te maken met een passage uit de legende van die heilige waarin hij/zij naar voren komt als een persoon die de ziekte kan genezen of voorkomen.

De pest van 1347-1452 kostte ongeveer een derde van de Europese bevolking het leven. Niet vreemd dat er meerdere heiligen waren die bescherming konden bieden tegen deze gevreesde ziekte. Beelden van de heiligen werden in processies rondgedragen in de hoop op afwending van het gevaar. Populair waren onder ander de heiligen Rochus en Sebastiaan.


Vanwege het onverhoedse karakter van de ziekte was een pijl al in de klassieke oudheid symbool van het plotseling toeslaan van de pest. In de oudheid meende men dat de ziekte werd veroorzaakt door de pijlen van Apollo. In de klassieke mythologie komt Apollo naar voren als een god die het, in de ogen van de goden onwelgevallige gedrag van de mensen moet bestraffen. Het kwam voor dat men het zo bont had gemaakt dat hij door pijlen op de mensheid af te schieten hen strafte met de pest. Talrijk zijn de verhalen uit de klassieke tijd dat Apollo met de pest de bevolking van hele gebieden zou hebben uitgeroeid. De aanleiding voor de bouw van de eerste aan Apollo gewijde tempel in Rome was de pest die woedde in 432 v.Chr. Nadat de bevolking had beloofd deze tempel voor de vertoornde god te bouwen week zijn woede en daarmee ook de ziekte. Wanneer de bevolking tot inkeer was gekomen was het dus diezelfde Apollo die de ziekte een halt kon toeroepen. In die zin is zijn verering en bescherming tegen de pest verchristelijkt in de persoon van de heilige Sebastiaan. Ook in de Christelijke cultuur werd de pest beschouwd als een straf van God voor de zondige mensheid. De problemen die wij nu ondervinden wordt door sommigen nog steeds opgevat als straf van God.


Over Sebastiaan wordt verteld dat hij een officier was van de lijfwacht van keizer Diocletianus. In het geheim was hij christen geworden en gebruikte zijn hoge positie om vervolgde geloofsgenoten bij te staan. Hij werd als Christen bij de keizer aangeklaagd en gevangengenomen. Op bevel van de keizer wordt hij met pijlen doorschoten. De boogschutters meenden dat hun slachtoffer bezweken was aan zijn verwondingen en ze lieten hem voor dood achter. Toen bleek dat hij nog in leven was, werd hij verzorgd door Irene, de weduwe van een martelaar.

De koppeling van Sebastiaan aan de pest is vooral gebaseerd op de pijlen die op de heilige werden afgeschoten. De pijlen riepen herinneringen op aan de pijlen van Apollo. Daar komt nog bij dat het lichaam van de heilige geheel was overdekt met wonden die door de pijlen waren veroorzaakt. Dit riep associaties op met een door bloedende pestbuilen overdekt lichaam. In de vierde eeuw werd in Rome de huidige Basiliek van Sint-Sebastiaan gebouwd. De kerk staat op de fundamenten van een tempel van Apollo. Toen Rome in 680 werd geteisterd door een pestepidemie, bleken aanroepingen tot Sebastiaan uitkomst te bieden.

Josse Lieferinxe (bekend van 1493-1505), Sebastiaan bemiddelt bij God de Vader om de pest te laten ophouden, The Walters Art Museum, Baltimore


In de lucht knielt Sebastiaan op een wolkje voor God de Vader. Zijn lichaam is bezaaid met pijlen. Hij vraagt God de Vader een einde te maken aan de pest.

Op de voorgrond wordt het lichaam van iemand die bezweken is aan de ziekte naar de begraafplaats gedragen en in een graf gelegd waar ook al een overledene in ligt. Links daarboven ligt iemand te stuiptrekken van de koorts. Achter hem wordt het verdriet en de wanhoop van de overlevenden getoond. Rechts bidt een geestelijke voor het zielenheil van de overledenen.


Links: Andrea Mantegna, Sebastiaan, ca.1470, tempera op paneel: 68 x 30 cm. Kunsthistorisches Museum, Wenen

Rechts: Rochus (geen informatie bekend over het schilderij)


Rochus (1295-1327) is een historische figuur uit Montpellier. Veel gegevens uit zijn levensverhaal moeten echter als legendarisch worden beschouwd. Na de dood van zijn ouders verdeelde de twintigjarige Rochus zijn bezit onder de armen en ging op pelgrimstocht naar Rome. Overal waar hij pestlijders tegenkwam verzorgde hij ze. Op de terugreis wordt hij zelf getroffen door de pest. Hij trekt zich terug in een hut bij Piacenza. Daar worden zijn wonden dagelijks verzorgd door een engel. Een hond brengt hem iedere dag brood. Er wordt verteld dat het dier ook de wonden van Rochus schoon likt.

Martin Schaffner, Verzoek om afwending van het pestgevaar, twee vleugels van een pest-altaar, elk paneel: 168 x 50 cm, ca. 1513/15, Germanisches Nationalmuseum, Neurenberg. Het middenpaneel van het altaar is verloren gegaan.
























bovenzijde linker zijluik


Bovenaan op het linker zijluik van een Pest-altaar van de Duitse schilder Martin Schaffner (1478-1548) is het goed mis in de hemel. God de Vader is woedend! Met een drietal pijlen in zijn rechterhand en een zwaard in de andere is hij uitgerust om de zondige mensheid te straffen. De engelen zijn daarmee al behoorlijk in de weer: er worden pijlen afgeschoten naar de mensen op aarde. We zien ook een engel die met een zwaard flink uit haalt en een volgende engel die een lans hanteert die tot op de aarde reikt. Onderaan op het rechter zijluik liggen een aantal slachtoffers dood op de grond.


























onderzijde rechter zijluik


onderzijde van het linker en rechter paneel


Gelukkig wordt er weerstand geboden tegen het hemelse geweld. Links beneden op het linker paneel knielen wereldlijke en geestelijke hoogwaardigheidsbekleders. De man met die grote ‘Habsburgse’ neus is keizer Maximiliaan I (1459-1519). Vanaf 1508 was hij keizer van het Heilige Roomse Rijk. De notabele heren richten zich in smeekgebed tot de twee heiligen onderaan op het rechter paneel. Daar zijn de twee pestheiligen goed te herkennen aan hun attributen. Rechts houdt Sebastiaan enkele pijlen in de hand. Die pijlen verwijzen naar het verhaal dat hij met pijlen werd beschoten. Boven zijn hoofd is een pijl in een boom geschoten. Rondom die pijl is een banderol gerold met de naam van de heilige. Naast hem herkennen we Rochus. Hij houdt een banderol met zijn naam in de hand. Een engel is bezig met de verzorging van een open wond bovenaan zijn rechterbeen. Het hondje is vast even wandelen! De twee heiligen richten zich in smeekgebed tot Maria op het linker zijluik.

Het is duidelijk dat Maria ook in dit geval gevoelig is voor de smeekbeden van de twee heiligen. Zij heeft weer een borst ontbloot en kijkt omhoog naar haar zoon die zich rechtsboven op het rechter zijluik bevindt. Hij heeft alle begrip voor de smeekbede van zijn moeder en richt op zijn beurt geknield tot zijn vader. We zien dat zijn lichaam ook hier is overdekt met bloedende wonden. Hij draagt een doornenkroon en toont zijn vader de wond in zijn zijde. Engelen dragen passiewerktuigen: de lans, de rietstengel met de spons, de ladder en de geselzuil. God de Vader kijkt naar zijn zoon en vindt blijkbaar dat het zo wel welletjes is: de mensen zijn genoeg gestraft! De pijlen die al zijn afgeschoten bereiken hun doel niet. Ze zijn in de lucht gebroken en vallen doelloos naar beneden.



Jezus en Maria als bemiddelaars smeken om een einde van de pest, miniatuur uit het gebedenboek van Jakob en Anna Sattler, ca. 1520, Bayerische Staatsbibliothek, München


God de Vader schiet pijlen af op de zondige mensheid. Maria wijst op de mensen achter haar en vergeet niet daarbij haar borst aan haar zoon te tonen. Jezus toont op zijn beurt zijn wonden. Gevoelig voor de smeekbeden van Maria en Jezus zal God de Vader de pijl in zijn boog niet meer afschieten. De pijlen die nog onderweg zijn, zijn gebroken en bereiken hun doel niet.

Meester van Catharina van Kleef, Laatste Oordeel, miniatuur in het Getijdenboek Catharina van Kleef, ca. 1440, Pierpont Morgan Library, New York


We begonnen dit artikel met een voorstelling van het Laatste Oordeel. Daarmee wil ik ook eindigen. Het komt maar weinig voor op voorstellingen van het Laatste Oordeel, maar op de voorstelling in het Getijdenboek Catharina van Kleef probeert Maria met het tonen van haar moederborst, haar zoon er toe te bewegen genade te hebben voor de mensen die op het einde der tijden uit hun graven opstaan.



Gebruikte Literatuur

- Engelbert Kirschbaum, Lexikon der Christlichen Ikongraphie, Fünfter Band: Ikonographie der Heiligen, A-C, Wenen, 1973

- C.W. Mönnich, Het woord in beeld, Baarn, 1977

- Kurt Löcher e.a., Die Gemälde de 16. Jahrhunderts, Germanisches Nationalmuseum Nürnberg, ‘ Schaffner, Martin p.443-446, Neurenberg,1997

- Adolf Monballieu, Goossen van der Weyden - Triptiek van abt Antonius Tsgrooten, artikel op de side van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, geraadpleegd: 1-4-2022


320 weergaven

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page