Twee schilderijen in Museum Catharijneconvent
Moderne Devotie
Het kleine schilderij Jezus als Man van Smarten (1480-1490) van Geertgen tot Sint Jans (1465-1495) is wat mij betreft het meest fascinerende schilderij in Museum Catharijneconvent. Het paneel vertegenwoordigt niet alleen de top wanneer het gaat om schilderijen uit de tijd van de Moderne Devotie, maar behoort tot de meest intens ingeleefde voorstellingen van smart uit de kunstgeschiedenis.
De Deventenaar Geert Grote (1340-1384) was de stichter van een Christelijke spirituele beweging die wij kennen als de Moderne Devotie. Hij riep zijn volgelingen op zich tijdens het gebed en meditatie persoonlijk in te leven in de ontberingen van Jezus. Zij moesten het voorbeeld van Jezus navolgen en net als hij het kruis opnemen op de weg van de aardse duisternis.
Middelrijns meester, Kruisdragende Christus gevolgd door een non,
olieverf op paneel: 62 x 30 cm, ca1420, Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid
Jezus: “Zo iemand mijn volgeling wil zijn, dan moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen.” (Mattheüs 16:24)
Thomas a Kempis: “Wat aarzel je nog het kruis op te nemen, dat is de enige weg die leidt naar het eeuwige leven.”
Zoals het boek De imitatione Christi, (Over) de navolging van Christus van Thomas a Kempis (1380-1471), de bedoelingen van de Moderne Devotie het best verwoordt zo is de voorstelling van Geertgen tot Sint Jans van de Man van smarten hét schilderij dat het beste aansluit bij de gebedsintenties van de volgelingen van Geert Grote. Beide werken komen voort uit het praktische spirituele programma van die christelijke mystieke richting: persoonlijke inleving in het lijden van Jezus. Het boek en het schilderij kunnen worden aangemerkt als iconen van die religieuze stroming.
In 2019 kon Museum Catharijneconvent het paneel Taferelen uit het lijden van Christus (ca.1480) van een onbekende Nederrijns meester aan haar collectie toevoegen. We zullen zien dat ook dat schilderij goed aansluit bij de beginselen van de Moderne Devotie. Door de afzonderlijke momenten uit de passie van Jezus zichtbaar te maken konden de gelovigen de voorstellingen gebruiken als uitgangspunt voor hun meditatie.
Franciscus van Assisi
De manier van inleving in het lijden van Jezus van de volgelingen van Geert Grote was niet geheel nieuw. We komen het al tegen bij onder andere Bernardus van Clairvaux (1090-1153) en Franciscus van Assisi (1181/'82-1226).
De invloed van beide ordestichters op de gebedscultuur die zo typerend was voor het tijdperk van de Herfsttij der Middeleeuwen kan nauwelijks worden overschat. Ik richt mij in dit artikel vooral op Franciscus.
De stichter van de orde van de franciscanen heeft zich intens verdiept in het lijden van Jezus. Hij trok het zich enorm aan, al die martelingen, de pijn en die vernederingen die Jezus zich vrijwillig heeft laten welgevallen omwille van ook zíjn verlossing. In zijn preken hield Franciscus zijn toehoorders voor dat ook zij zich moeten realiseren dat alleen door het enorme lijden dat Jezus heeft ondergaan, de zonden van de mensen kunnen worden vergeven. Dat lijden moest zijn volgelingen voortdurend helder voor ogen staan.
Meditationes Vitae Christi
Ook de invloed van het boek Meditationes Vitae Christi op de gebedscultuur van de late Middeleeuwen was buitengewoon groot. Het boek werd omstreeks 1300 geschreven door een onbekende franciscaner kloosterling. We kennen hem slechts met zijn noodnaam Pseudo-Bonaventura. Zijn geschrift heeft namelijk lang op naam gestaan van de heilige kerkleraar en mystieke theoloog Bonaventura (1221-1274), de eerste generaal van de franciscaner kloosterorde. Het boek werd buitengewoon populair en er verschenen vertalingen in vrijwel alle Europese talen. In het Middelnederlands verscheen het als Tleven ons Heren Ihesu Cristi.
De lezer wordt in het boek vurig aangespoord zich voor te stellen getuige te zijn van de gebeurtenissen uit het lijdensverhaal; dat hij samen met de treurende Maria en de andere volgelingen van Jezus een van de omstanders is die het allemaal daadwerkelijk meemaakt. Tevens maant de schrijver de lezer aan zich voor te stellen wat het lijden voor Jezus als mens heeft betekend. Met betrekking tot Jezus' weg naar Golgotha richt Pseudo-Bonaventura zich met de volgende woorden tot de lezer: “Kijk goed hoe hij daar voortgaat, zijn rug gebogen onder het kruis, snakkend naar adem ... Toen Maria hem buiten de stadspoort zag, beladen met dat enorme kruis, was het alsof zij stierf van angst en was zij niet in staat een woord tegen haar Zoon te spreken, zo werd hij voortgeduwd door hen die hem naar de Calvarieberg brachten.”
Meester van de heilige Veronica (werkzaam in Keulen rond 1400), Kruisdraging, paneel van de achterzijde van een drieluik met Maria met kind, heiligen en taferelen uit het leven van Christus, olieverf op paneel, ca. 1410,
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Wanneer een gelovige een tekst als die van Pseudo-Bonaventura over de kruisdraging in gedachten heeft en hij ziet een beeld voor zich als dat van de kruisdraging van de Meester van de heilige Veronica, dan vullen woord en beeld elkaar fantastisch aan. Zij vormen een schitterend uitgangspunt om de lijdensweg van Jezus in meditatie te overwegen: … een eenzame Christus draagt het kruis …
De kruisdraging van de Meester van de heilige Veronica stijgt ver uit boven de Bijbelse beschrijvingen. Jezus die het kruis draagt is volkomen geïsoleerd van de mensen en de omgeving zoals dat door de evangelisten is beschreven. Tegen de rode achtergrond zien we slechts een ontroerende voorstelling van Jezus, die moeizaam het zware kruis torsend het lichaam voortsleept door de eeuwigheid. Immers wanneer we deze voorstelling van de kruisdraging op ons laten inwerken, worden we ons onmiddellijk bewust van het tijdloze karakter van de gebeurtenis. Het lijden van Jezus werd opgevat als een voortdurend terugkerend gebeuren. Jezus moest tenslotte lijden en sterven omwille van de zonden van alle mensen. Dat betekent dat hij niet alleen moest lijden voor de mensen die vóór hem waren gestorven, maar ook voor de mensen die ná hem sterven. Ook hún zonden dragen steeds opnieuw bij aan het lijden van Jezus.
Het aangehaalde citaat uit Meditationes Vitae Christi lijkt te zijn geïnspireerd op de voortdurende oproepen van Franciscus. Hij spoorde zijn volgelingen aan zich dagelijks zó sterk in het lijden van Jezus in te leven dat zij zich met hem kunnen vereenzelvigen. Alleen hierdoor kon men tot een mystieke vereniging met Jezus komen.
Franciscus wenste ook zelf te delen in de smart van Jezus; hij wilde diens ontberingen persoonlijk dragen. Zijn eigen inleving in het lijden van Jezus was zelfs zo ver gegaan dat hij na afloop van zijn meditatie bemerkte dat hij de tekenen had ontvangen die overeenkomen met de kruiswonden van Jezus in zijn handen, voeten en zijde. Dit voelde voor hem als de meest volkomen lichamelijke uiting van de oproep van Jezus; dat men hem alleen kon volgen door het opnemen van zijn kruis. De stigmata betekenden de ultieme navolging en eenwording met Jezus.
Misschien is dat wel het belangrijkste oogmerk dat in de middeleeuwse mystieke geschriften naar voren komt: door gebed en meditatie geestelijk zover te geraken als bijvoorbeeld Franciscus; toen bij hem het lichamelijk lijden van Jezus tot uiting kwam op het moment dat de wonden van Jezus’ lijden daadwerkelijk zichtbaar werden.
Door het optreden van Franciscus werd de toon gezet voor een intens persoonlijke gebedscultuur en mystieke devotie die kenmerkend is voor de laatmiddeleeuwse spiritualiteit. De lijdende Christus kwam centraal te staan. In het derde kwart van de veertiende eeuw kreeg de passiemeditatie en passiebeleving een nieuwe impuls door toedoen van de Moderne Devotie.
Onder aanvoering van Geert Grote heeft de Moderne Devotie een belangrijke rol gespeeld bij de popularisering en verbreiding van mystieke literatuur.
Thomas a Kempis is wel de meest gezaghebbende schrijver uit de kring van de Moderne Devotie. In zijn De Imitatione Christi wordt opgeroepen tot overweging (meditatio) die zover moest worden doorgevoerd dat het overgaat in navolging (imitatio). Het kleine, maar buitengewoon invloedrijke boek groeide uit tot een van de meest gelezen boeken uit de wereldliteratuur; het zou na de Bijbel het meest gelezen boek ter wereld zijn!
Het boek opent met een citaat uit het Johannes-evangelie: “Wie mij volgt, wandelt niet in duisternis.” (Joh. 8: 12). De schrijver roept de lezer vervolgens op Jezus te volgen in volledige zelfverloochening, offerbereidheid, armoede, nederigheid, vernedering en lijden. Pas wanneer de gelovige net als Jezus deze ontberingen heeft getrotseerd kan men de aardse duisternis achter zich laten en zich vereenzelvigen met het eeuwige licht; kan men deel hebben aan de door hem bewerkstelligde eeuwige gelukzaligheid.
Kunst ten behoeve van devotie
Het voor de geest halen van de passiemomenten is kenmerkend voor de laatmiddeleeuwse geloofsbeleving. De gelovigen werd voorgehouden zich in te leven in het lijden van Jezus en dat lijden ook na te volgen.
Het beeld van de triomferende Jezus verandert in deze tijd in het beeld van de lijdende mens. Sombere stemming en tragiek gaan overheersen. Het lichaam van Jezus, zijn houding en gelaatsuitdrukking laten zien dat er veel menselijk leed is geleden. Op de tentoonstelling Body Language (2020-2021) in Museum Catharijneconvent konden we zien wat het voor de beeldende kunst betekende wanneer het lichamelijke en emotionele lijden ongeremd in beeld wordt gebracht. De voorstellingen konden de beschouwer helpen om zich in te leven in het lijdensverhaal. Afbeeldingen van het met wonden overdekte lichaam van Jezus werden gebruikt als uitgangspunt bij de meditaties over het lijden van Jezus opdat meditatie overgaat in imitatie; overgaat in de navolging van Christus.
De Man van Smarten van Geertgen tot Sint Jans
Geertgen tot Sint Jans, Christus als Man van Smarten, olieverf op paneel: hoogte 24,5 - breedte x 24 cm, ca. 1485-1495, Museum Catharijneconvent
De gebruikte foto's van het schilderij zijn alle van Ruben de Heer
Volgens Karel van Mander (1548-1606) was Geertgen tot Sint Jans(1465-1495) lekenbroeder in het Sint Jansklooster in Haarlem. Mogelijk schilderde hij het paneeltje ten behoeve van de privé-devotie van een van zijn medebroeders van het klooster.
Wanneer we het schilderij overzien dan valt vrijwel direct op dat hier geen specifiek verhaal wordt voorgesteld. Veel eerder zijn verschillende gebeurtenissen uit het lijdensverhaal op dat ene paneel met elkaar in verband zijn gebracht. We zien beeldelementen die samenvattend verwijzen naar de lijdensgeschiedenis van Jezus.
De compositie wordt voor een groot deel bepaald door de dwars in het beeld opgestelde sarcofaag.
Laten we ons inderdaad eens voorstellen dat het schilderij werkelijk in een benauwde kloostercel heeft gehangen en dat het, behalve spirituele boeken, zo’n beetje het enige was dat de monnik in die cel ter beschikking stond.
Hij zal het schilderij ondertussen goed kennen. Het moet hem zijn opgevallen dat Jezus in een stenen doodskist staat. Wellicht verwijst dit naar Jezus' opstanding. Tevens zal bij onze monnik de gedachte zijn opkomen aan het lijden en de dood waarmee Jezus zijn opstanding en ook die van alle andere mensen uit de dood mogelijk heeft gemaakt. Jezus draagt immers een enorm kruis over zijn schouder. Dat kruis verwijst naar het lijden, maar ook naar de overwinning op de dood door dat lijden. Met de knieën vindt hij enige steun tegen de bovenrand van de sarcofaag. Door ook nog de linkerarm om de lange balk van het kruis te slaan weet Jezus zijn lichaam overeind te houden.
Wanneer we het indrukwekkende gelaat van Jezus op het schilderij zien was er voor de monnik geen ontkomen aan! Zijn blik zal elke keer weer opnieuw zijn uitgegaan naar dat gezicht, die betraande en bebloede ogen en dat getormenteerde lichaam. Het met bloedende wonden en striemen overdekte lichaam riep bij hem ongetwijfeld het beeld op van de geseling.
schitterend in gruwelijkheid
De doornenkroon herinnerde hem aan de op de geseling volgende bespotting en de vernederingen die Jezus moest ondergaan. Wanneer hij het beeld van de doorns die diep in het hoofd van Jezus zijn doorgedrongen op zich liet inwerken moet hem dat hebben vervuld met afschuw en medelijden. Hij zag het bloed dat door de scherpe doorns werd veroorzaakt en tussen de haren sijpelt en op het voorhoofd dikke stralen vormt die over de rest van het gelaat van Jezus naar beneden stromen.
Met afgrijzen zal de monnik de grote spijkerwonden in de handen van Jezus hebben opgemerkt die, evenals de grote bloedende zijdewond, hem herinnerde aan Jezus’ beproevingen gedurende de kruisiging.
Maria en Johannes
De monnik zal zich in zijn verdriet niet helemaal alleen hebben gevoeld. De drie Bijbelse personen die het dichtst bij Jezus stonden zijn rondom de sarcofaag gegroepeerd. Zij gaan de beschouwende monnik voor in het verdriet om alles dat hun geliefde is aangedaan. Met de handen gevouwen kijkt Maria droevig op naar haar zoon. Johannes wist met zijn rechterhand de tranen uit de rood omrande ogen en van zijn betraande gezicht.
Het verdriet is met veel inlevingsvermogen door Geertgen in beeld gebracht. Het is verbluffend hoe hij erin is geslaagd het verdriet in en rondom de ogen over te brengen en hoe hij bij de beschouwer de gewaarwording van welhaast echte tranen oproept. Het getuigt van bekwaam vakmanschap hoe het licht in de tranen gebroken wordt en dat de huid onder de tranen net even een andere kleur heeft dan de huidskleur rondom die tranen.
de handen van Maria
Maria Magdalena
Links, aan de achterzijde van de kist herkennen we Maria Magdalena aan haar lange loshangende haren. Maria Magdalena houdt haar hoofd naar beneden en leunt met het bovenlichaam tegen de sarcofaag. Haar linkerarm hangt over de rand in de doodskist.
De monnik zal zich goed hebben kunnen identificeren met de zondige Maria Magdalena die zich realiseert dat Jezus zo verschrikkelijk moest lijden omwille van de vergeving van haar zonden.
Ook de engelen tonen ontroering; zij delen in de smart van Jezus en laten hun tranen de vrije loop.
Tegen de gouden achtergrond dragen twee engelen een aantal van de lijdenswerktuigen van Jezus.
De engel links draagt de kruisnagels en de engel rechts de spons op een rietstengel en de lans met een bebloede punt. Rondom de geselzuil rechts herkennen we een zweep en een geselroede. De derde engel houdt de handen gevouwen en het hoofd gebogen. Deze engel overweegt net als de monnik in zijn gebed en meditatie het lijden van Jezus.
Samenvattend kreeg de kloosterling in zijn cel een vrij compleet beeld van de momenten uit de lijdensgeschiedenis van Jezus voor ogen gesteld. Maar daarmee was hij er nog niet! Geert Grote en Thomas a Kempis hadden tenslotte niet alleen opgeroepen zich in te leven in het lijden van Jezus, maar dat lijden moest ook worden nagevolgd: imitatio Christi! Ook daartoe roept het schilderij de monnik op.
Nog veel meer dan fysiek ineengedrukt te worden door het kruis en ten onder te gaan aan hetgeen hem lichamelijk is aangedaan lijkt Jezus emotioneel gebukt te gaan onder alles wat hem is overkomen. Het intens droevige gezicht toont het lijden en het verdriet zo overtuigend en heftig als geen andere kunstenaar dan Geertgen tot Sint Jans in staat was over te brengen.
De wanhopige blik van Jezus richt zich heel direct op de monnik; smekend kijkt hij hem aan alsof hij de enige is waarbij Jezus troost kan vinden. Dat is het eigenlijke onderwerp van het schilderij!! Die troost kan alleen maar zijn dat al het enorme lijden dat de monnik heeft aanschouwd en op zich heeft laten inwerken, dat al die beproevingen van Jezus niet voor niets zijn geweest! De enige hoop voor Jezus is dat de monnik de weg zal vinden die hij heeft gewezen en de vruchten zal plukken van alles wat hij heeft doorstaan. De gezichtsuitdrukking van Jezus, zijn verstandhouding met die monnik en ook het gebaar dat hij met zijn rechterhand maakt kunnen worden verstaan als een dramatische uitnodiging hem in zijn ondragelijke lijden te volgen: Imitatio Christi! Alleen dan is dat onvoorstelbare lijden van Jezus zinvol geweest.
Het schilderij van Geertgen tot Sint-Jans wordt een devotiestuk genoemd. Het is een aangrijpend voorbeeld van een kunstwerk dat de gelovige uitnodigt tot meditatie, gebed en navolging. Het schilderij was bedoeld als begeleiding en stimulering zich zo goed mogelijk in te leven in het lijden van Jezus en mee te lijden met de bijbelhistorische personen die bij de verschillende momenten van zijn lijden aanwezig waren én het lijden na te volgen. Deze persoonlijke manier van bezinning was typerend voor de Moderne Devotie. Geert Grote had het niet zo op uiterlijkheden: die leiden maar tot schijnvertoningen en onoprechtheid. Het ging bij hem niet om publieke blijken van geloof, maar veel meer om individuele inkeer en verdieping en het persoonlijk omgaan met God. Met zijn nadruk op eenvoud en versobering wordt Geert Grote algemeen beschouwd als een belangrijke voorloper van de Reformatie.
Witte donderdag, Goede vrijdag en de Kruisweg
In de dagen voorafgaand aan Pasen staan veel christenen stil bij de laatste dagen uit het leven van Jezus en vooral bij de momenten van zijn lijden en de kruisdood.
Op Witte donderdag, de donderdag die voorafgaat aan Pasen, wordt door de gelovigen het Laatste Avondmaal herdacht, de laatste maaltijd die Jezus met zijn apostelen gebruikte en daarbij de eucharistie of het avondmaal instelde. Na die maaltijd begint de lijdensweg van Jezus met de slapende apostelen die, ondanks Jezus’ herhaalde verzoek niet met hem waken. Vrijwel direct daarna wordt Jezus verraden door Judas en overgeleverd aan de soldaten. Daarop volgt de nachtelijke omzwerving langs de paleizen van de hogepriesters Annas en Kajafas en de verloochening van Petrus. Jezus wordt door het Sanhedrin, de Joodse hoge raad ter dood veroordeeld. In de vroege ochtend van de volgende dag, op de vrijdag voorafgaande aan het Joodse Paasfeest wordt Jezus voor Pontius Pilatus geleid. De terdoodveroordeling door het Sanhedrin moest door de landvoogd worden bekrachtigd. Na de geseling volgde de bespotting. Omdat Jezus zich Koning der Joden had genoemd plaatsten de beulen Jezus een koningskroon in de vorm van doornenkroon op het hoofd. Om de schertsvertoning compleet te maken gaven zij hem een zogenaamde koningsscepter in de vorm van een rietstel in de hand en trokken hem spottend een koningsmantel aan. Na de geseling en bespotting liet Pilatus het volk kiezen wie zij wensten vrij te laten: Jezus of Barrabas. De door de hogepriesters opgezweepte massa koos voor de vrijlating van de misdadiger en Jezus wordt aan de willekeur van het volk overgelaten. Met het kruis over de schouders wordt hij gedwongen naar Golgotha te lopen. Hiermee zijn we inmiddels aangekomen bij de momenten die in beeld worden gebracht op de Kruisweg van Jezus.
De kruisweg, Latijn: Via Crucis (Kruisweg) of Via Dolorosa (lijdensweg, weg van smarten)
Op Goede vrijdag wordt in de Katholieke kerk geen eucharistie gevierd; op die dag wordt wel de Kruisweg gelopen. De gelovigen lopen dan langs een samenvattende reeks van veertien afzonderlijke schilderijen of beeldhouwwerken die de meest gruwelijke momenten uit het lijdensverhaal van Jezus in beeld brengen. Bij elke zogenoemde statie staat de gelovige enige tijd stil om het afgebeelde passiemoment op zich te laten inwerken.
Goede vrijdag in Jeruzalem, kruisweg op de Via Dolorosa
Pelgrims naar Jeruzalem bezochten al vanaf de vierde eeuw de plaatsen waar, naar de traditie een bepaald moment uit het lijdensverhaal van Jezus zich had afgespeeld. Het optreden van Franciscus gaf een flinke stimulans aan die pelgrimstochten. Juist daar wilden gelovigen Jezus letterlijk navolgen. Dit vindt vooral plaats gedurende de dagen voorafgaand aan Pasen en vooral op Goede vrijdag. Jezus had immers te verstaan gegeven dat het volgen van hem moest geschieden door het kruis op zich te nemen. (Mattheüs 16:24)
Vanaf ca. 1230 verblijven er franciscanen in het Heilig Land. In 1342 wordt hun orde door paus Clemens VI aangesteld als beheerder van de heilige plaatsen in Jeruzalem. De vanouds bekende plaatsen werden vanaf deze tijd gecultiveerd en er werden ook nieuwe plaatsen bedacht! Want al snel werden staties toegevoegd met thema's die niet op de Bijbel, maar op overlevering berusten: het driemaal vallen van Jezus, de ontmoeting van Jezus met zijn moeder en het verhaal van Veronica die met een doek het zweet en bloed van het gelaat van Jezus wist.
Tot op de dag van vandaag volgen pelgrims de laatste weg die Jezus ging. Ongetwijfeld lichamelijk en geestelijk al volledig uitgeput door alles wat hem na het Laatste Avondmaal aan ellende is overkomen, torst hij het zware kruis naar boven, naar Golgotha waar hem zijn laatste beproevingen te wachten zouden staan. Het is déze weg die de pelgrims volgen. De weg begint bij de Antoniaburcht, de toenmalige residentie van Pilatus en voert via de plaatsen waar een bepaald passiemoment is voorgevallen naar de plaats van de kruisiging en de Heilige Grafkerk. Dat is een fraai eindpunt! Volgens de overlevering is die kerk namelijk gebouwd op de plek waar Jezus zowel werd gekruisigd, in zijn graf werd gelegd en is opgestaan.
De kruisweg in Jeruzalem maakte blijkbaar grote indruk. Onder invloed van naar huis terugkerende pelgrims en de franciscaner kloosterorde werden op het einde van de Middeleeuwen naar het voorbeeld van de kruisweg in Jeruzalem vergelijkbare routes gecreëerd. Dat was natuurlijk ook gemakkelijk voor de mensen die de zware tocht naar het Heilig Land niet konden ondernemen.
Zo'n vervangende lijdensweg wordt gevormd door een aantal afzonderlijke schilderijen of beelden met voorstellingen van het lijden van Jezus, binnen een kerk of daarbuiten. De kruisweg is dan niet alleen meer de weg die Christenen in navolging van Jezus in Jeruzalem lopen. Het wordt ook een godsdienstoefening waarbij de gelovigen in hun eigen woonplaats zich biddend voortbewegen langs de reeks voorgestelde momenten uit de lijdensgeschiedenis van Jezus. De bedoeling van een kruisweg is dat, terwijl de gelovige langs de veertien staties trekt, hij zich verdiept in Jezus' moeizame tocht naar Golgotha. Bij iedere statie wordt daadwerkelijk stilgestaan. Dat geeft de gelovige de gelegenheid om ook in gedachten stil te staan bij de pijn en geestelijke beproevingen die Jezus op die plaats heeft doorstaan.
Het woord 'statie' is afgeleid van het Latijnse ‘statio’: stilstaan, halte, stopplaats. Ons woord station waar de trein stilstaat, is ervan afgeleid.
Hans Memling, Panorama met de Passie van Christus,
olieverf op paneel: 57 x 92 cm, 1470-’71, Galleria Sabauda, Turijn
Op het schilderij van Hans Memling zijn maar liefst 23 momenten afgebeeld uit de geschiedenis van het lijden en sterven van Jezus. In de hoek helemaal links onderaan knielt de opdrachtgever Tommaso Portinari. Rechts onderaan knielt zijn vrouw Maria Baroncelli. Beiden zijn op het schilderij ‘getuige’ van al de afgebeelde momenten rondom het sterven en lijden van Jezus. Tomasso knielt in de tuin van Gethsema en is heel direct getuige van het verraad van Judas. Direct links van het groepje rondom Jezus en Judas liggen de drie apostelen te slapen en direct daarachter bidt Jezus tot zijn vader. Enfin, wanneer u de moeite neemt ontdekt u vast nog veel meer taferelen uit de passiegeschiedenis van Jezus. Rechtsonder ziet Maria Baroncelli het gebeuren dat Jezus met het kruis onderuit gaat tijdens zijn weg naar Golgotha. Net als op het schilderij van Geerten tot Sint Jans waarop Jezus de monnik aankijkt, richt Jezus op het schilderij van Memling zich tot de echtelieden. Beiden knielen en hebben de handen in gebed gevouwen. Stap voor stap konden zij op het schilderij de hele lijdensgeschiedenis van Jezus als een doorlopend beeldverhaal volgen.
Paneel met taferelen uit het lijden van Christus, Ecce homo
Taferelen uit het lijden van Christus / Ecce homo, olieverf op paneel:
93 x 70 cm, circa 1490-1500, Museum Catharijneconvent
De gebruikte foto's van het schilderij zijn alle van Ruben de Heer
Het paneel met taferelen uit het lijden van Jezus is in dezelfde tijd ontstaan als het schilderij van Geertgen tot Sint Jans en sluit ook goed aan bij gebedsintenties van de aanhangers van de Moderne Devotie. Toch is de opzet net even anders. De opdrachtgeefster zal het schilderij ongetwijfeld net als onze monnik hebben gebruikt als uitgangspunt voor haar persoonlijke inleving in het lijden van Jezus, maar daar komt bij dat zij ook zélf aanwezig is op het schilderij. Evenals Tommaso Portinari en Maria Baroncelli heeft ook de opdrachtgeefster van dit schilderij zich laten afbeelden alsof zij werkelijk getuige is van de passiemomenten van Jezus. Ook zij kon in de geest langs de voorgestelde passiemomenten 'lopen' en deze overdenken. In het boek Meditationes Vitae Christi schreeuwt Pseudo-Bonaventura het bijna uit wanneer hij de lezer aanspoort zich voor te stellen dat hij getuige is van de gebeurtenissen uit het lijdensverhaal; dat hij een van de omstanders is die het allemaal daadwerkelijk meemaakt. Tevens maant de schrijver de lezer aan zich te realiseren wat het voor Jezus als mens heeft betekend, al dat verdriet en al die folteringen ...
De opdrachtgeefster is onbekend. Wellicht dat de geketende beer een verwijzing is naar haar familienaam.
Waarschijnlijk is het Barrabas die druk gebarend achter de opdrachtgeefster in de kerker achter de tralies zit.
In haar gebed en meditatie kon de opdrachtgeefster zich zó in de passiemomenten inleven dat zij het gevoel kreeg er werkelijk bij aanwezig te zijn. Pseudo-Bonaventura had daar in de Meditationes Vitae Christie immers toe opgeroepen! Tijdens hun intense inleving konden zij zich betrokken voelen bij de afgebeelde taferelen.
In gedachten loopt zij de kruisweg met Jezus mee, vanaf de gebeurtenissen in de tuin van Gethsemane tot en met zijn kruisdood. Zij zal het paneel ook gebruikt hebben als devotiestuk. De vele afzonderlijke passiescènes zullen een dankbaar uitgangspunt zijn geweest voor haar vereenzelviging met het lijden van Jezus. Laten we maar met haar meelopen.
In de tuin van Gethsemane
Na het Laatste Avondmaal is Jezus met de apostelen naar de tuin van Gethsemane gegaan. Omdat hij weet wat hem de komende uren te wachten staat maakt een beklemmende angst zich van hem meester. Hij vraagt drie van de apostelen nog wat verder met hem de tuin in te gaan om samen met hem te waken. Wanneer Jezus zich afzondert van die drie apostelen werd hij zich er pas echt goed van bewust dat zijn lijden en kruisdood nu heel nabij zijn.
Jezus in doodsangst
Pure doodsangst overvalt hem. Wanhopig steekt hij op het schilderij de armen in de lucht en smeekt zijn Vader hem het komende leed te willen besparen: “Mijn Vader, indien het mogelijk is laat dan deze kelk aan mij voorbij gaan.” (Mattheus 26: 39) Bovenop de heuvel staat de kelk.
slapende apostelen en het verraad van Judas
Wat lager op de heuvel zien we dat er van een gemeenschappelijk waken geen sprake is: de apostelen hebben zich aan hun slaap overgegeven. Links van Petrus ligt zijn zwaard. Het wijst vooruit naar het gevecht van de apostel die, in een uiterste poging de gevangenneming van Jezus te voorkomen, een soldaat, een zekere Malchus een oor afslaat.
Aan de voet van de heuvel staat Judas voor een groepje soldaten. Met zijn rechterhand wijst hij de man die de tuin nog binnenloopt op degene die gevangen genomen moet worden. De fakkels geven aan dat de duisternis is ingevallen.
De onbekende meester zal bekend zijn geweest met de beginselen van het perspectief. De scènes in de achtergrond van het schilderij zijn veel schetsmatiger en tonen minder details dan op de voorgrond. Naarmate we meer naar de achtergrond komen worden de mensen ook kleiner afgebeeld. Zo ontstaat er voor ons oog diepte op het platte vlak van het schilderij.
Geseling en Ecce homo
Jezus is gevangen genomen en na de nachtelijke tocht langs Annas en Kajafas, de bespotting en de terdoodveroordeling wordt hij naar het paleis van Pilatus gebracht. De landvoogd ziet weinig kwaad in de man die door de hogepriesters aan hem wordt voorgeleid. Hij bevindt zich echter in een lastig parket! Pilatus was door de Romeinen aangesteld om de Joden rustig te houden. Hij was bang voor een volksopstand wanneer hij het doodvonnis over Jezus niet zou bekrachtigen. Hij hoopte het volk genoegdoening te geven door Jezus te laten geselen. In het doorkijkje vanaf het bordes zien we dat Jezus is vastgebonden aan een zuil. Hij kan geen kant op en de beulen kunnen naar hartenlust op hun slachtoffer los slaan.
In de hoop dat het volk het zo wel welletjes zal vinden toont Pilatus Jezus na de geseling en vernederingen, aan het volk. Jezus draagt de spotmantel en de doornenkroon. Tijdens hun bespotting hadden de beulen hem die koningsmantel en die scherts koningskroon gegeven; hij had zich immers de Koning der Joden genoemd. De handen van Jezus zijn met een touw vastgebonden en hij wordt door twee soldaten bij de armen gepakt. De landvoogd staat vooraan op het bordes en kijkt om naar Jezus. Met de rechterhand trekt hij de mantel van Jezus opzij om het volk het toegetakelde lichaam van Jezus te laten zien: Ecce homo, zie de mens! Net als bij Geertgen zien we een miezerig hoopje mens en de beschouwer bekruipt het gevoel dat hij daar staat te rillen van de koorts. Het volk toont echter geen erbarmen. Pilatus bedenkt een laatste uitvlucht. Hij laat het volk de keuze tussen de vrijlating van Barrabas en de invrijheidstelling van de onschuldige Jezus. Opgehitst door hogepriesters schreeuwt de menigte om Jezus’ kruisiging.
Kruisig hem!
Terwijl de groep mannen vóór het bordes schreeuwt om de kruisiging van Jezus heeft de opdrachtgeefster zich knielend in gebed teruggetrokken aan de zijkant van het platform. Haar gedachten zijn bij Jezus.
Volgens het Evangelie van Johannes had Pilatus aan de opgejutte menigte gevraagd: "Zal ik uw koning kruisigen?" De opperpriesters antwoordden: " We hebben geen koning dan Cesar." (Johannes 19: 15-16) Zij wilden hiermee aangeven dat in Jeruzalem de Romeinse wet geldt en dat er geen andere keizer hier de baas is. Daar was Pilatus gevoelig voor.
Boven de boog van de ruimte waar Jezus gegeseld wordt zien we het wapen met de Romeinse dubbele adelaar. Het maakt duidelijk dat alles wat hier gebeurt onder gezag van de Romeinse bezetter geschiedt. Boven het wapen blazen mannen op bazuinen.
Achter de woedende menigte zien we een gracht en een kade. Op de kade staat een groepje mannen dat zich ook bezig houdt met het geschreeuw om de vrijlating van Barrabas en de kruisiging van Jezus. Ook vanuit de vensters van het stadskasteel en vanaf de kantelen van dat kasteel roert het volk zich hevig. Na de glorievolle intocht van een paar dagen geleden, toen Jezus door bevolking van Jerusalem triomfantelijk werd onthaald sluit het volk zich nu massaal aan bij de roep om de kruisiging van Jezus.
Links van het groepje mannen op de kade zien we een alleraardigst stadstafreel. Aan de kade staat een rij stenen huizen. Vanaf de kade gaat een trap naar beneden; de bevolking kan op die plek in de gracht water putten en de was doen. In de gracht zwemt een zwaan en op de kade spelen zich alledaagse taferelen af.
Een zwaan zwemt in de gracht en …
… leuk is natuurlijk het jongetje dat het aan de stok heeft met een hond. Het jochie moet oppassen dat hij met zijn linker voet niet door die drol gaat! Daarachter lijkt een haan het gemunt te hebben op die drukte makende hond en komt een kip(?) naar buiten gelopen.
De kade loopt uit in een stadpoort die links wordt geflankeerd door een gedeelte van de gekanteelde stadsmuur. Het water van de gracht stroomt onder een bruggetje door en gaat daarna onder de stadsmuur en loopt uit in een meer. In de stadpoort zien we het achterste gedeelte van de stoet mensen die Jezus vanuit de stad naar Golgotha volgt. Van links over het bruggetje en rechts vanuit een straat achter de huizen met trapgevels sluiten nog meer mensen aan bij de stoet.
de menigte laat de stadspoort van Jeruzalem achter zich
Te midden van een grote groep, die voor het grootste deel bestaat uit soldaten met lansen en helmen, staat een man die zijn knuppel opheft naar Jezus. Ook de man rechts koelt met een knuppel zijn woede op Jezus. Hun slachtoffer sleept moeizaam een enorm kruis achter zich aan. Jezus heeft geen aandacht voor de mannen die hem belagen. Hij richt zicht op de knielende Veronica. Zij heeft zojuist het bloed en het zweet van het gezicht van Jezus gewist. Op de doek waarmee zij dat deed is zijn gelaat verschenen. Het bloeden van Jezus is echter niet gestopt. Op zijn voorhoofd en de zijkant van zijn gezicht blijven de diepe wonden, die zijn veroorzaakt door de doornen rondom zijn hoofd, bloeden.
Tussen de heuvelruggen nadert nog een groep de executieplaats. De eerste mensen zijn al op Golgotha aangekomen. In het midden van het detail zit Jezus op een flinke rotsblok.
Jezus op de koude steen. De soldaat met de hellebaard lijkt het verdriet van Jezus en van het groepje op de voorgrond niet aan te voelen.
Van uitputting en pijn zit hij daar maar … zijn met bloed overdekte lichaam is ineengezakt. Hij ziet gelaten toe wat er voor hem gebeurt. Natuurlijk ziet hij de man met een bijl en die andere man met een boor. Zij zijn het kruis voor de executie in orde aan het maken. Aan de rechterzijkant van het kruis liggen een hamer en drie grote spijkers die zo dadelijk gebruikt zullen worden om hem aan het kruis te nagelen. Alleen al die blik op de persoon die dit allemaal ziet gebeuren en zich natuurlijk realiseert dat het om het kruis gaat dat wordt klaar gemaakt voor zíjn executie maakt het tot een huiveringwekkend beeld dat de beschouwer voor ogen wordt gesteld.
Natuurlijk heeft Jezus ook die grote spijkers opgemerkt en ook de hamer waarmee de spijkers door zijn handen en voeten zullen worden geslagen om zijn lichaam aan het kruis vast te hechten. Wat een onbedaarlijke angst moet er over hem komen wanneer hij dit allemaal ziet.
Schuin voor Jezus zitten Maria en drie vrouwen op de grond. Maria wordt ondersteund door Johannes. We herkennen links Maria Magdalena aan haar kostbare goud en rood brokaat kleed. Overmand door verdriet heft zij haar handen wanhopig naar het gezicht.
De vrouwen links lijken mij ook volgelingen van Jezus.
kruisiging
Bovenop de heuvel is Jezus te midden van de twee misdadigers gekruisigd.
Maria is het te veel geworden; geestelijk en lichamelijk uitgeput is zij ineengezakt en wordt ondersteund door Johannes.
Wanneer Maria Magdalena onder het kruis wordt voorgesteld toont zij haar leed vrijwel altijd erg openhartig. Bezeten van angst en verdriet omklemt zij de staande balk van het kruis. De opdrachtgeefster was zich ongetwijfeld bewust van haar eigen zonden. Net als de monnik bij het schilderij van Geertgen kan de opdrachtgeefster van dit paneel zich gemakkelijk identificeren met de zondige Maria Magdalena die zo in paniek is omdat zij zich realiseert dat Jezus zo moet lijden omwille van de vergeving van háár zonden.
Rechts wordt er door twee mannen hardhandig gevochten om het kostbare kleed van Jezus. De derde man lijkt er echter mee vandoor te gaan!
Op een van de paarden links van het kruis steekt een man de punt van zijn speer in de rechter zijde van Jezus. Hij is dus al gestorven, zijn opdracht op aarde is vervuld.
Gebruikte Literatuur - Gert von der Osten, Der Schmerzensmann. Typengeschichte eines deutschen Andachtsbildwerkes von 1300 bis 1600, Berlijn, 1935
- Ute Ulbert-Schede, Das Andachtsbild des kreuztragenden Jezus in der deutsche Kunst von den Anfängen bis zum Beginn des 16. Jahrhunderts, München, 1968
- M.L. Caron, `Ansien doet gedencken. De religieuze voorstellingswereld van de
moderne devotie', Geert Grote en de Moderne Devotie, catalogus Het Catharijneconvent, Utrecht, 1974
- E.M.V.M Honée, Vroomheid en kunst in de late Middeleeuwen. Over de opkomst van het devotiebeeld, Amsterdam, 1990
- Henk van Os, Gebed in Schoonheid. Schatten van privé-devotie in Europa 1300-1500, catalogus Rijksmuseum Amsterdam, Amsterdam 1994
- Henri LM Defoer, De Man van Smarten van Geertgen tot Sint Jans, Antiek, Tijdschrift voor oude kunst en kunstnijverheid, december 1994, 29ste jaargang nr. 5
- Paul Bröker, Rondom Pasen, Iconografie in de beeldende kunst rondom de opstanding van Jezus, Utrecht, 1998
- Micha Leeflang, Ecce homo: zie de mens – zie de details!, in Catharijne, Museummagazine Museum Catharijneconvent, juni 2019
- Wendelien van Welle-Vink, Body Language, Het lichaam in de middeleeuwse kunst, Utrecht 2020, Catalogus bij de tentoonstelling
Yorumlar