Apocalyps hoofdstuk 11
- Paul Bröker
- 5 apr
- 22 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 6 apr
deel IX: Het Jeruzalem-visioen, de opmeting van de tempel, de twee getuigen én … de zevende bazuin

Apocalyps van de Cloisters tenhemelopneming van de getuigen en de aardbeving
Inleiding In het achtste hoofdstuk ontvingen zeven engelen een bazuin. Toen de eerste vier engelen op hun bazuinen bliezen leidde dit tot grote rampen die de hele aarde zouden treffen. Het hoofdstuk eindigde met een grote adelaar die aankondigt dat er nog grotere catastrofes over de aarde zouden komen op het moment dat de volgende engelen hun bazuinen laten schallen. In het negende hoofdstuk klonken de vijfde en zesde bazuin. Daarop werden duivelse strijdmachten vrijgelaten. Dit markeert het begin van de eindstrijd. De zevende bazuin hebben we ook niet in het tiende hoofdstuk gehoord. In het begin van het elfde hoofdstuk zitten we nog steeds in de periode die voorafgaat aan het derde 'wee' van de drie 'wee's'; de drie rampen die de adelaar op het einde van achtste hoofdstuk van de Apocalyps had aangekondigd (zie deel VI). In het tiende hoofdstuk zagen we dat Johannes voor de eerste keer actief werd ingezet. Daarvóór was hij slechts toeschouwer bij de gebeurtenissen die zich in zijn visioenen afspeelden. Hij moest opnieuw gaan profeteren. Daarom moest hij de tekst van het boek in zich opnemen door het op te eten. Ook in dit elfde hoofdstuk wordt Johannes in zijn visioen opgedragen handelend op te treden: hij moet de tempel opmeten. Het actieve optreden van Johannes wordt uitgelegd als een opdracht te profeteren, te getuigen van Gods woord en te waarschuwen voor hetgeen er staat te gebeuren. Hij moet hen voorbereiden en bekeren voordat het te laat is. Bij het Laatste Oordeel wordt de teerling geworpen en is er voor hen die voor het kwade hebben gekozen geen weg meer. De opmeting van de tempel

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters
“Toen werd mij als meetstok een rietstengel gegeven, en de stem sprak: Sta op en neem de maten van Gods tempel en van het altaar, en tel daarbij ook degenen die God daar aanbidden. De voorhof die buiten de tempel ligt moet je overslaan, want die is bestemd voor de heidenen, zij zullen de heilige stad vertrappen, tweeënveertig maanden lang. Ik zal mijn twee getuigen bevelen om te profeteren, gekleed in boetekleed, twaalfhonderdzestig dagen lang” (Apoc.11: 1:2). Op de miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters ontvangt Johannes de meetstok van een engel. Hij krijgt opdracht om de tempel op te meten. In de tempel knielen de gelovigen biddend voor het altaar. In bovenstaande introductie van het elfde hoofdstuk wordt de situatie van de Kerk beschreven. Als lezer worden we weer heen en weer geslingerd in plaats en tijd. Waar en wanneer gebeuren de beschreven dingen? Johannes ondervindt in zijn visioen de toekomstige strijd tegen de Kerk. In het visioen bevindt hij zich in Jerusalem met de tempel als middelpunt. De heilige stad zal door de heidenen worden vertrapt tweeënveertig maanden lang. Ondanks de repressie volharden de standvastige gelovigen in hun gebed tot God. Vanaf de voorhof worden ze bedreigd door ongelovigen. De Joodse tempel bevindt zich midden in het verdorven Jerusalem, in een stad die geheel in de macht is van de vijand.

Op dit tapijt van de Apocalyps van Angers, overhandigt een engel Johannes de meetstok en wijst hem op de tempel die hij moet opmeten. Op het tapijt wijst de engel hem op het gedeelte van de tempel waar het altaar staat (Apoc. 11:1).
De Tempel van Jeruzalem Volgens de Hebreeuwse Bijbel werd de eerste tempel in Jeruzalem gebouwd door koning Salomon (regeerperiode: 972-932 v. Chr.). Deze Tempel van Salomon werd in 586 v.Chr. vernietigd door de troepen van de Babylonische koning Nebukadnezzar II. De tweede tempel van Jeruzalem werd gebouwd in 515 v.Chr. Deze tempel werd in de tijd van Herodes (regeerperiode: 37 tot 4 v.Chr.) grondig hersteld en vergroot en wordt daarom Tempel van Herodes genoemd. Deze laatste tempel had buiten de eigenlijke tempel een groot voorhof die ook wel ‘voorhof van de heidenen’ werd genoemd, omdat dit het enige gedeelte van de tempel was, waar ook vreemdelingen en niet-Joden werden toegelaten. De Tempel van Herodes werd door de troepen van de latere keizer Titus verwoest in 70 n.Chr. Johannes schrijft de Apocalyps tijdens de regeerperiode van keizer Diocletianus (81-96 n.Chr.), in de tijd dat de tweede Tempel van Jeruzalem nog niet lang geleden was verwoest. De brokstukken waren in de tijd van Johannes nog te zien. Veel theologen gaan er daarom vanuit dat de tempel die Johannes moet opmeten niet de tweede tempel betreft. Hij schrijft immers over hetgeen er in de toekomst gebeurt. Hij zou opdracht hebben gekregen om metingen te verrichten ten behoeve van de tempel van het Nieuwe Jeruzalem die zal verschijnen nadat de definitieve overwinning over het ongeloof is behaald en het Koninkrijk Gods definitief is gevestigd. Hij moet ook het aantal van de gelovigen ‘meten’ die daar zullen bidden. De voorhof was de plaats waar de niet-gelovigen zich ophielden. Hun aantal hoefde Johannes niet te tellen; zij zijn het immers die de heilige stad zullen verwoesten (Apoc. 11: 2). Met de laatste woorden zou de tekst vooruitwijzen naar de verwoestingen die in Jeruzalem zouden plaatsvinden gedurende de eindstrijd.
De twee getuigen en over de profeten Henoch, Elias en Mozes “Ik zal mijn twee getuigen bevelen om te profeteren…” Apoc. 11: 3). Tegen de verdrukking in zouden zij getuigen van God. We zullen zien dat de twee apocalyptische getuigen geregeld in verband worden gebracht met oudtestamentische profeten zoals Henoch, Mozes en Elia, al was het alleen al maar om hun opname in de hemel. Voor een goed begrip lijkt het mij van belang dat ik uitweid over de vraag wie die twee getuigen zouden kunnen zijn. Profeten zijn mensen die in persoonlijk contact staan met God. Door te getuigen van hetgeen God hun heeft toevertrouwd geven zij boodschappen door over de manier waarop zij God moeten dienen en over toekomstige gebeurtenissen die God hun in het vooruitzicht heeft gesteld. De twee niet met name genoemde getuigen die Johannes in de Apocalyps opvoert worden theologisch opgevat als profeten. De twee getuigen profeteren dat het Koninkrijk Gods nu binnen korte tijd zal worden gevestigd. Zij proberen de ongelovigen te bekeren en wanneer ze zich niet bekeren worden er gruwelijke straffen in het vooruitzicht gesteld.
De vroegchristelijke schrijver/ theoloog Hippolytus van Rome (ca.170-235) identificeerde als eerste de getuigen als de profeten Henoch en Elia. Later wordt in de theologie in plaats van Henoch óf Elia veelvuldig Mozes genoemd. Een overeenkomst tussen Henoch en Elia is dat zij niet zijn gestorven, maar dat God hen op een bijzondere manier van de aarde heeft opgenomen. Zie met betrekking tot Henoch: Genesis 5: 24; en voor Elia: Koningen 2:10-11. Mozes is weliswaar gestorven, maar na zijn begrafenis werd zijn graf nergens meer gevonden (Deuteronomium 34: 6). Ook zijn lichaam zou door God van de aarde zijn opgenomen. Henoch In het boek Genesis wordt Henoch genoemd in de lijst van afstammelingen van Adam. Dit wordt nog een keer bevestigd in de korte geslachtslijst in 1 Kronieken 1: 1-3. Henoch was de zoon van Járed en de vader van Metusalem. Genesis vermeldt dat ‘Henoch leefde in nauwe verbondenheid met God’. Op een dag was hij er niet meer, want ‘God had hem weggenomen’ (Genesis 5: 21-25). Met de laatste woorden wordt erop gewezen dat Henoch niet was gestorven, maar op bijzondere wijze door God van de aarde was opgenomen. We zullen zien dat ook de twee apocalyptische getuigen door God op een bijzondere manier in de hemel worden opgenomen (Apoc. 11: 11-12).

Een wolk neemt Henoch op van de aarde, illustratie van GerardHoet in Figures de la Bible, 1728
Henoch en de brief van Judas Omdat Henoch vroom leefde openbaarde God hem zaken die in de toekomst lagen. Met zijn voorspellingen geldt Henoch als de eerste profeet in de Bijbel. Zo zou hij hebben geprofeteerd over de Zondvloed en over de komst van de Zoon van God en over het oordeel dat dan zal worden uitgesproken. Daarover wordt geschreven in de brief van de apostel Judas, de broer van Jacobus, dus niet Judas Iskarioth! In de brief van Judas gaan de zogenoemde misleiders, de verkondigers van dwaalleren vooraf aan de tweede komst van Jezus op aarde: “Wee kome over de dwaalsterren, die de diepste duisternis voor eeuwig wacht”. Direct daarop schrijft Judas in zijn brief over Henoch: “Over de dwaalleraren heeft Henoch geprofeteerd: ‘Zie de Heer komt met zijn tienduizenden heiligen, om allen te berechten en om de goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken die zij verrichten en voor al de vermetele woorden die de goddeloze zondaars over Hem spreken. Dat zijn degenen die leven naar hun eigen lusten; hun mond bralt van hoogmoed tegen God’ ” (Brief van Judas 11-16). In feite kondigt Henoch in een enkele zin gebeurtenissen aan die Johannes worden geopenbaard en die zullen plaatsvinden in de periode die voorafgaat aan Jezus’ terugkomst op aarde. Zo wees hij op de dwaalleraren die verkondigen de voorspelde teruggekeerde Christus te zijn. Ook voorzag Henoch de terugkomst van de echte Christus op aarde en de periode die daarop volgt en die uitloopt in de Dag des Oordeels. Waarschijnlijk daarom gaat de brief van Judas in de rangschikking van het Nieuwe Testament als een soort inleiding direct vooraf aan de tekst van de Apocalyps van Johannes.
Mozes In het Laatste hoofdstuk van het boek Deuteronomium wordt geschreven over de dood van Mozes. God liet Mozes vanaf de berg Nebo het Beloofde Land zien, het land dat hij had toegezegd aan de aartsvaders Abraham, Isaak en Jacob. Naar dat land had Mozes zijn volk gebracht na een veertigjarige tocht door de woestijn. Het land dat hij zelf nooit zou betreden werd hem nu vanaf die berg door God getoond. Daarna stierf hij, ‘maar tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is’ (Deuteronomium 34: 5-6). Deze laatste woorden vormden de basis voor de gedachte dat God ook het lichaam van Mozes van de aarde zou hebben weggenomen. Het boek Deuteronomium eindigt met de opmerking: “Maar toch stond er nooit meer een profeet in Israël op met wie Jahweh van aangezicht tot aangezicht heeft gesproken [op de Berg Sinaï]; zoals ook blijkt uit alle tekenen en wonderen, die Jahweh hem had opgedragen in Egypte te voltrekken voor de ogen van farao en zijn volk.” (Deuteronomium 34: 5-6). Door tien plagen over het land te laten komen kon hij zijn onderdrukte volk bevrijden uit de macht van Egypte. Hij bracht het naar het Beloofde Land. De veertigjarige tocht door de woestijn was vol ontberingen. De reis wordt opgevat als een symbolische vooruitwijzing naar de levensreis met al de aardse beproevingen die de gelovigen ondervinden op hun weg naar het Beloofde Land in de hemel.
Elia Ook de profeet Elia werd op bijzondere wijze door God opgenomen; hij werd in een vurige wagen naar de hemel gebracht (2 Koningen 2:11). Ik heb de indruk dat daarom ook de naam van Elia in plaats van Henoch of Mozes wel door theologen wordt genoemd als een van de twee getuigen die Johannes in de Apocalyps opvoert. In de loop van de tijd werden er nog veel andere namen genoemd als alternatief voor Henoch, Mozes en Elia. Zo worden ook Petrus en Paulus wel als de twee getuigen aangewezen. Met de onderstaande prent geeft de kunstenaar een eigentijdse invulling aan de identificatie van de twee getuigen.

Meester MS, Johannes met de meetstok in de tempel, de twee getuigen en de Antichrist: het ‘beest uit de afgrond’, houtsnede in de Wittenberg Bijbel, 1534 De Antichrist is een duivelse figuur, die volgens de christelijke leer in de eindtijd zal opstaan. Zoals Jezus op aarde kwam om Gods wil te doen, komt de Antichrist om de wil van Satan te doen. We zullen in volgende hoofdstukken zien dat de Antichrist een grote rol speelt in de strijd van de eindtijd. In de tijd van de Reformatie-Contrareformatie van de zestiende en zeventiende eeuw worden teksten uit de Apocalyps vooral door de aanhangers van de Reformatie gebruikt om het eigen gelijk te benadrukken en het ongelijk van de tegenpartij te bevestigen. Vanuit de kant van de Reformatie zijn de aanhangers van de Antichrist volgelingen van de paus terwijl de aanhangers van de Contrareformatie in mensen als Luther de Antichrist herkennen. Een aardige prent in dit verband is de voorstelling van de twee apocalyptische getuigen en het beest uit de afgrond in de Wittenberg Bijbel.
Het interieur van de kerk op de houtsnede is een weergave van de Slotkerk van Wittenberg. Op de deur van de kerk heeft Maarten Luther op 31 oktober 1517 de 95 stellingen tegen de aflaat gespijkerd, een rechtstreekse aanval op Rome. Met deze publicatie markeert de Slotkerk van Wittenberg het begin van de Reformatie.

Detail houtsnede in de Wittenberg Bijbel
In het schip van de kerk staat Johannes met de ‘meetstok als een rietstengel’. Aan de rechterkant van het schip van de kerk zien we de zogenoemde kansel van Luther vanwaar de reformator de dag na zijn revolutionaire daad de toehoorders wijst op ‘valse herders’, waarmee hij de hoge katholieke geestelijken bedoelde.
Het beest uit de afgrond draagt op de gravure de pauselijke tiara. Met die driekroon op de kop zal het monster indertijd door iedereen zijn begrepen als een persiflage op de paus als belichaming van de Antichrist. Hij is een dwaalleraar die zijn volgelingen misleidt door zich voor te doen als de op aarde teruggekeerde Christus. Die rol zal het beest uit de afgrond met verve vertolken in de komende hoofdstukken, hij is de belangrijkste tegenstander van Christus tijdens de eindstrijd.
In verband met de tijd voordat Jezus werkelijk op aarde terugkeert en de tijd dat Jezus weer op aarde is wordt vaak gewezen op de tekst in het Mattheusevangelie: “Want er zullen vele schijnchristussen opstaan en ook tal van valse profeten. Zij zullen grote tekenen en wonderen verrichten. Zij proberen ook de uitverkorenen te misleiden” (Mattheus: 24: 24). In zijn eerste brief benoemt Johannes de Antichrist en vermeldt zaken waarin diens leer indruist tegen de leer van Jezus. (1 Johannes 2:18-23).
Op de houtsnede bedreigt het beest de getuigen die rustig reageren, maar: “Als iemand hun kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond dat de vijanden zal verteren; ja, wie hun kwaad wil doen zal sterven” (Apoc. 11: 5).
Op de houtsnede komen vlammen uit de mond van de getuigen. Zij worden voorgesteld als twee protestantse/ evangelische predikanten die met hun vurige, gloedvolle getuigenis het opnemen tegen het apocalyptische monster van de eindtijd: de paus. Met hun baret en mantel, de boekrol en het boek hebben zij het voorkomen van geleerde protestantse predikanten zoals die doceerden aan de universiteit van Wittenberg. Deze universiteit werd in 1502 opgericht door Frederik de Wijze, de keurvorst van Saksen die grote waardering had voor Luther en ook optrad als zijn beschermheer. Voortbouwend op de werken van Luther werd de universiteit in het begin van de zestiende eeuw een wetenschappelijk centrum van de Reformatie.

Deze soortgelijke prent van Hans Holbein (?) laat zien hoe populair dit type voorstelling was. In de kerk is Johannes druk bezig met opmeten.
De strijd van de twee getuigen Na het verhaal over de tempelmeting vertelt Johannes in de Apocalyps over de twee getuigen. In feite zijn zij de hoofdrolspelers in dit elfde hoofdstuk. We hebben hen hierboven al enigszins leren kennen.
De stem die Johannes opdracht gaf tot het opmeten van de tempel gaat verder: "Ik zal ook mijn twee getuigen doen profeteren gehuld in boetekleed. Als iemand hun kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond dat hun vijanden zal verteren; ja, wie hun kwaad wil doen zal sterven. Zij hebben de macht om de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt in de tijd dat zij profeteren, en zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen, en de macht om de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak als zij willen” (Apoc. 11: 3-6). Naar theologisch inzicht refereert Johannes met die laatste woorden aan Mozes die tien plagen over Egypte liet komen om de farao op de knieën te dwingen en het Joodse volk te laten gaan.

Tapijt van Angers, de twee getuigen
In het midden staan de twee getuigen voor een groepje ineengedoken mannen. De getuige in het groene kleed spuwt bloedstralen over hen uit.
Voorafgaande aan de eerste plaag die over Egypte zou komen had God tegen Mozes gezegd: “Zeg tegen Aäron ‘neem uw staf en strek uw hand uit over het water van de Nijl, over de beken, over de plassen en over alle plaatsen waar water staat, en het zal in bloed veranderen'. Toen nam Aäron zijn staf en sloeg ermee op het water van de Nijl, en het water veranderde in bloed. De vissen gingen dood en het water begon zo te stinken dat de Egyptenaren het niet meer konden drinken’’ (Exodus 7: 17-19).

“… en zij hebben macht over de wateren om ze in bloed te veranderen”.
Als waren zij Mozes en Aäron houden de getuigen op het Tapijt van Angers hun staf in het water dat in bloed verandert.

De getuigen hebben immers de macht om de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt in de tijd dat zij profeteren (Apoc. 11: 6). Op het tapijt steekt een van de getuigen zijn hand door de wolken en grijpt naar de deurklink om de poort van de hemel te sluiten; er zal nu 'geen regen meer vallen zolang als de getuigen dat willen'. Dit verwijst naar het verhaal waarin de profeet Elia een jarenlange droogte en daaropvolgende hongersnood over het land van koning Achab liet komen. De koning had een tempel laten bouwen waar de god Bálaäm/ Baäl werd vereerd (zie deel 1, de brief aan de kerkgemeente van Tyatira). Pas wanneer Elia het zegt, zal de hemel de sluizen weer openen en zullen op het land weer gewassen kunnen groeien (1 Koningen 17: 1).

miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters de twee Getuigen
“Als iemand hun kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond dat hun vijanden verteert… en zij hebben macht over de wateren om ze in bloed te veranderen (Apoc. 11: 5).
Op de miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters spuwt een van de getuigen vuur over het groepje links. Rechts staan de twee getuigen voor een stroompje. Voor de ogen van het groepje mannen rechts is al een deel van het water in bloed veranderd.
De dood van de twee getuigen “Maar als zij hun getuigenis hebben beëindigd, zal het beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen de getuigen voeren en hen overwinnen en doden” (Apoc. 11: 7).

Tapijt van Angers, de dood van de getuigen.
Satan is te herkennen aan de demonische vleermuisvleugels. Hij stuurt zijn paard over het lichaam van een van de getuigen. De tweede getuige doet een poging het rijdier met zijn staf tegen te houden.

De getuige plaatst zijn staf tot bloedens toe in de hals van het geharnaste paard. We zagen al eerder dat het hoofd van het paard van Satan een met een kroon getooide mensenkop is. Het dier lijkt sprekend op de sprinkhanen uit het negende hoofdstuk die uit de put van de afgrond kwamen en in oorlogspaarden veranderden (zie deel VII). Híj is 'het beest uit de afgrond'!

De door het paard vertrapte getuige ligt met gesloten ogen bloedend op de grond.

“Hun lichamen zullen op het plein van de grote stad liggen, die figuurlijk Sodom en Egypte wordt genoemd, waar ook hun Heer werd gekruisigd. Mensen uit alle volken en stammen en talen en naties zullen er hun lichaam zien liggen, drie en een halve dag lang; zij dulden niet dat ze begraven worden. En de bewoners van de aarde zullen zich over hen verheugen en elkaar gelukwensen, feest vieren en elkaar geschenken sturen, want deze twee profeten waren voor hen een kwelling” (Apoc. 11: 8-10). Dit laatste zou vooral wijzen op de Kerk van Christus en de profeten die de voor velen onwelgevallige boetedoening preken en zich daardoor in de goddeloze stad gehaat hebben gemaakt. Het zou deze groep zijn die zich verheugt en feest viert bij de dood van de twee profeten.
"De grote stad die figuurlijk Sodom en Egypte wordt genoemd, waar ook hun Heer werd gekruisigd" moet Jeruzalem zijn, de stad waar Jezus werd gekruisigd. We zagen al dat de stad, op dit moment in de openbaringen aan Johannes wordt overheerst door de heidenen en de plaats is waar de getuigen predikten tegen de zedeloosheid en afgoderij van veel van de bewoners. Omdat de Kerk met de profeten hen onaangename boetedoening in het vooruitzicht stelde heeft die zich gehaat gemaakt. Daarom zou de tempel vertrapt worden en vonden de getuigen de dood en lieten zij hun lichamen onbegraven in de stad liggen; een grove minachting in landen waar een overledene zo snel mogelijk moet worden begraven. De afkeer tegen de getuigen was zo groot dat ze de getuigen, na hun dood blijkbaar geen fatsoenlijke begrafenis gunden.
De figuurlijke naam voor Jeruzalem ‘Sodom’ treffen we al aan bij de profeet Jesaja (Jesaja1: 10) en ook bij de profeet Ezechiël die schrijft over ‘de zuster van Sodom (Ezechiël 16: 48). Beide profeten spreken in dit verband over de verdorvenheid van de bevolking van de stad en de rampzalige gevolgen die hun ongeloof zal hebben. Johannes voegt daaraan de naam ‘Egypte’ toe, als verwijzing naar de halsstarrige farao die pas na de tiende plaag die over zijn land kwam het volk van Israël wilde laten vertrekken. Niet lang daarna kwam hij op zijn beslissing terug en wilde het met een grote legermacht terughalen. Zijn hele leger verdronk in de Rode Zee (Exodus 14: 27-30).
De opstanding van de getuigen uit de dood “Maar drieënhalve dag na hun dood voer een levensgeest uit God in hen en zij kwamen overeind. Grote vrees overviel allen die hen zagen. Zij hoorden een machtige stem uit de hemel die tegen hen zei: ‘Stijg hierheen op’, en ten aanschouwen van hun vijanden stegen zij in een wolk naar de hemel (Apoc. 11: 11-12). Ook hierin worden sterke overeenkomsten gezien met de profeten Henoch en Elia en ook de manier waarop Mozes was weggenomen was in dit verband betekenisvol.

Tapijt van Angers, de Opstanding van de profeten
“Maar na drieënhalve dag voer een levensgeest uit God in hen en zij stonden weer op” (Apoc. 11: 11-12).
De beschrijving van het voorval is een van de vele voorbeelden waarbij in de christelijke geschriften én in de christelijke kunst de menselijke ziel, de ‘levensgeest’ wordt voorgesteld als een vogel, vaak een duif als verwijzing naar de Heilige Geest. Die beeldtraditie is al eeuwen oud en lijkt haar oorsprong te hebben bij de Ba, de Egyptische zielenvogel. In de christelijke tijd zien we dat beeld in de christelijke catacomben en later ook op sarcofagen. Zie hiervoor het artikel op deze blog van 26 juni 2021: De menselijke ziel verbeeld, het onzichtbare zichtbaar gemaakt in de oud-Egyptische, de Klassieke en de Christelijke cultuur.

Grafplaat van Prectectus, marmer: 29,5 x 104,5 cm, ca. 350 n.Chr., afkomstig uit de catacombe van Marcellinus en Petrus aan de Via Labicana, Rome, nu: Musei Vaticani, Museo Pio Cristiano, Vaticaanstad
Tekst: “Moge Prectectus rusten in vrede. Hij leefde 9 jaar, 9 maanden en 3 dagen, gevoed door Christus de God en de martelaren.”
De duif op de grafstèle is een beeld van de uitverkoren ziel. De tekst spreekt de hoop uit dat de ziel van Prectectus mag opvliegen naar het paradijs om in vrede (gesymboliseerd door de olijftak en de duif) te leven bij God.

… zij kwamen overeind en grote vrees overviel allen die het zagen. Zij hoorden een luide stem uit de hemel tegen hen zeggen: ‘Kom hierheen’, en ten aanschouwen van hun vijanden stegen zij in een wolk naar de hemel. De opgeheven hand van een van de getuigen geeft aan dat het leven in hem is teruggekeerd.

Linksboven worden de getuigen opgenomen in een wolk, we zien nog slechts hun boetekleed. De twee mannen in het midden kijken verschrikt naar de wolk die de getuigen opneemt; zij behoren tot degenen waarover Johannes schrijft: ‘… en grote vrees overviel allen die het zagen’ (Apoc. 11: 11). Op het moment van de tenhemelopneming van de getuigen barstte er een zware aardbeving los waarbij zevenduizend mensen omkwamen (Apoc. 11: 7- 13). Rechts op het tapijt zien we dat de huizen zijn ingestort en hoe de bewoners onder hun huizen worden bedolven.
Johannes vermeldt niets over de wijze waarop de getuigen werden gedood. Daarom kunnen bijvoorbeeld de illustraties in de Galicische Apocalyps een enigszins andere versie vertellen dan die we op de tapijten van Angers zagen.

Galicische Apocalyps, de twee getuigen profeteren tegenover een niet genoemde machthebber. De achterste getuige wijst op God in de hemel en de getuige met de schriftrol wijst hem op de leer van Jezus. In het midden komt het beest uit de afgrond dat hun getuigenissen verstoort; hij wil niets weten van wat de profeten verkondigen. Helemaal rechts op de miniatuur staat een beul met geheven zwaard klaar om de getuigen te doden.

Het beest uit de afgrond heeft plaatsgenomen achter de troon van de machthebber. Het beest moedigt de man aan bevel te geven de getuigen te laten doden. Twee beulen moeten de opdracht uitvoeren. De beul in het midden kijkt om naar de man op de troon; met het bebloede zwaard in de hand heeft hij een van de getuigen zojuist onthoofd. Rechts heft de andere beul een bijl om de tweede getuige het hoofd af te slaan.

Galicische Apocalyps In het midden worden de tegenstanders van de getuigen door God met de vuurspuwende hellekop gestraft en door duivelachtige wezens belaagd. Rechts daarvan worden de getuigen door een wolk van de aarde opgenomen. In de rechterbovenhoek zien we de hand van God die de getuigen in de hemel welkom heet. Links op de illustratie kijken mensen verschrikt toe: “Grote vrees overviel allen die hen zagen” (Apoc. 11: 11-12).

De dood en de ten hemelopname van de getuigen, 1300-1325, British Library, Londen
Op de miniatuur in de Queen Mary Apocalyps liggen de onthoofde lichamen van de getuigen met gebonden handen op de grond. Boven hen is een engel verschenen die hun zielen naar de hemel voert. Het lijkt erop dat zij daar door een aantal van de vierentwintig oudsten worden verwelkomd.

Miniatuur in de Apocalyps van de Cloisters, opstanding van de getuigen
De lichamen van de getuigen zullen op het plein van de grote stad liggen… Maar na drieënhalve dag voer een levensgeest uit God in hen…hun ogen zijn nog gesloten, maar via de mond treedt het leven in hen terug.
De aardbeving, de wraak over Jeruzalem Op het Tapijt van Angers zagen we al dat op het moment dat de twee getuigen van de aarde werden opgenomen er een zware aardbeving plaatsvond: “Op hetzelfde ogenblik barstte er een enorme aardbeving los. Het tiende deel van de stad viel ineen en zevenduizend mensen kwamen om. Toen werden de overlevenden door angst bevangen en brachten eer aan God (Apoc. 11: 13-16).

Morgan Beatus, tenhemelopneming van de getuigen en de aardbeving ca. 950, Piermont Morgan Library, New York

Detail miniatuur in de Morgan Beatus
Rechtsonder worden de twee getuigen op wolken naar de hemel gedragen, tot bij de troon van God: ‘Zij hoorden een machtige stem uit de hemel tegen hen roepen: ‘Stijg hierheen op’, en zij stegen in een wolk naar de hemel (Apoc. 11: 11-12).

detail miniatuur in de Morgan Beatus
Op hetzelfde ogenblik ontstond er een zware aardbeving; een tiende deel van de stad stortte in en zevenduizend mensen kwamen om. De overlevenden werden door vrees bevangen en brachten eer aan de God van de hemel.”
Op de illustratie in het Beatus handschrift worden de inwoners van Jeruzalem bedolven onder de ingestorte gebouwen van de stad. Daarboven aanbidden de overlevenden God op hun knieën.

Apocalyps van de Cloisters tenhemelopneming van de getuigen en de aardbeving
`Stijg hierheen op', en ten aanschouwen van hun vijanden stegen zij in een wolk naar de hemel. Op hetzelfde ogenblik ontstond er een zware aardbeving; een tiende deel van de stad stortte in, en zevenduizend mensen kwamen om bij die aardbeving.
Op de miniatuur in de Cloisters worden de getuigen in een wolk naar de hemel gevoerd. Tegelijkertijd met hun hemelvaart barst de aardbeving los. Door het natuurgeweld is de aarde losgeschut en de losgerukte bomen, rotsen en ineengestorte huizen bedelven de slachtoffers.
De zevende bazuin Na de beschrijving van de aardbeving schrijft Johannes: “Het tweede Wee is voorbij en het derde wee zal aanstonds komen … Toen blies de zevende engel op de zevende bazuin. In de hemel klonken luide stemmen, die riepen: ‘Nu komt de heerschappij over de wereld toe aan onze Heer en zijn Messias; Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheid.’ De vierentwintig oudsten, die op hun tronen zetelen voor het aanschijn van God, werpen zich neer en aanbidden God en zingen hem toe: ‘Wij danken U, Heer, God, Alheerser, die is en die was en die komt, dat u uw grote macht hebt gegrepen en uw koningschap hebt aanvaard. De volken waren in toorn ontstoken, maar ook úw toorn is ontbrand. De tijd is gekomen om over de doden te oordelen en om uw dienstknechten, de profeten, te belonen en ook de heiligen die ontzag hebben voor uw naam, en om hen te vernietigen die de aarde vernietigen” (Apoc. 11: 15-18). De oudsten bezingen de overwinning alsof de strijd al was gestreden als zou Gods koninkrijk op aarde al zijn gevestigd!

Galicische Apocalyps, de zevende engel blaast op de zevende bazuin, de vierentwintig oudsten aanbidden God en zingen hun lofliederen (Apoc. 11: 15-18).

Detail Galicische Apocalyps
Tussen de engelen troont God als Alheerser boven de wolken, als eeuwige koning, de eeuwige gebieder van alle krachten en machten van de hemel en de aarde.

Apocalyps van de Coisters, de zevende engel blaast de bazuin en de vierentwintig oudsten aanbidden de Alheerser in de hemel.
Gods tempel in de hemel

Galicische Apocalyps, de verering van de Ark van het Verbond
“Toen de lofzang van de Oudsten klonk ging de tempel van God in de hemel open. In zijn tempel zag ik de Ark van zijn Verbond. Bliksemstralen braken los, geraas en donderslagen, een aardbeving en geweldige hagel” (Apoc. 11: 19). In de Ark van het Verbond werden de twee platen met de Tien Geboden bewaard die Mozes van God had ontvangen. De verbondskist werd tijdens de tocht naar het Beloofde Land in de verbondstent bewaard en later in het tabernakel van de tempel in Jeruzalem. De verbondsark bestaat niet meer en is waarschijnlijk bij of vóór de verwoesting van de Tempel van Salomon verdwenen.

Vlaamse Apocalyps, samenvattende miniatuur bij hoofdstuk 11 met de Tempelmeting, de twee getuigen en de Antichrist in de tempel
Een aantal details van de miniatuur zijn naar mijn gevoel moeilijk te duiden. Ik doe een schamele poging waarbij ik mij realiseer dat ik af en toe redeneer buiten de tekst van de Apocalyps van Johannes en ook dat ik af en toe geen enkele duiding kan bedenken!

Zoals we zo vaak hebben gezien lijkt ook op de miniatuur in de Vlaamse Apocalyps de plaats boven in het midden voor God te zijn gereserveerd. In lange stralen spuwt hij bloed uit naar de aarde. In de tekst van de Apocalyps wordt niet duidelijk van wie Johannes de meetstok krijgt. Op de illustraties bij de tekst die we tot nu toe hebben gezien ontvangt Johannes de meetstok van een engel. Op de miniatuur in de Vlaamse Apocalyps krijgt Johannes de meetstok van God. Dat het God is blijkt onder andere uit de zes van de vierentwintig aanbiddende oudsten rechts onder hem. Rechts van God staat waarschijnlijk de tempel van Jeruzalem. Waarschijnlijk is hier de derde tempel van Jeruzalem bedoeld die op het einde van de Apocalyps als de tempel van het Nieuwe Jeruzalem vanuit God op de aarde zal neerdalen (Apoc. 21: 10) hoewel? (zie Apoc. 21: 22). Het lijkt Johannes te zijn die iemand over de muur uit de tempel kiepert. Waarschijnlijk een van de heidenen die zich in de voorhof had verschanst en die niet in de tempel van het Nieuwe Jeruzalem thuis hoort?

Het bloed van God uit de hemel komt terecht op de tulbanden van de mannen rechtst. Links van die mannen staan de twee getuigen. Het lijkt erop dat zij worden vastgepakt door twee donkere demonen. Daaronder proberen dezelfde getuigen het groepje met de mannen met de tulband ervan te overtuigen dat zij de verkeerde god aanbidden.

Ook het groepje mannen links van het midden op dit detail worden getroffen door het bloed uit de hemel. Deze mannen dragen ook een tulband en een van hen een bisschopsmijter. Een aantal van hen is zichtbaar geïnteresseerd in het goud in de kist. Zij lijken de man in het torenachtige gebouwtje te vereren. Deze figuur is ongetwijfeld de Antichrist. Wellicht staan de mannen op het punt de kostbare inhoud van de kist aan de Antichrist aan te bieden.

De voorstelling onderaan is wat minder moeilijk te duiden. Daar worden de twee getuigen onthoofd. Rechtsonder wordt het gebouwtje van de Antichrist getroffen door de aardbeving. Onder in het midden is de Antichrist door twee rode duiveltjes van zijn troon getrokken. Hij zal worden afgevoerd naar de hel. Over dit laatste vernemen we pas in hoofdstuk negentien, vers 19-21. Daarmee zou de verluchter met dit deel van de voorstelling in de toekomst kijken.
Update uit de ziekenboeg
Hartelijke dank voor alle vriendelijke en warme reacties op mijn berichtgeving met betrekking tot de operaties van Jantje en van mijzelf. Met mijn operatie is het echter niet gelukt! Toen ik uit de narcose wakker werd, werd mij meegedeeld dat de ingreep moest worden afgebroken. De dienstdoende chirurg vertelde mij dat het divertikel klein was en dat hij er niet zó goed bij kon om het op verantwoorde manier weg te halen. Tijdens mijn chagrijnige buien komt de laatste dagen steeds het idee terug dat dat ding op de röntgenfoto's goed te zien was en dat op de foto's toch wel duidelijk moest zijn hoe groot het was en waar het zich precies bevond. Daar komt nog bij dat de biopten die bij de verschillende voorbereidende onderzoeken werden weggehaald veel kleiner waren! Enfin, knap chagrijnig dus! Hoe dan ook: de arts moest overleggen met collega's over hoe het nu wel kan worden verwijderd en ik kon weer naar huis en Ik zou worden gebeld. Omdat ik maar niet werd gebeld heb ik nu twee keer naar de betreffende poli gebeld. De telefoniste zegde mij beide keren toe de arts te vragen mij te bellen … nog steeds niets vernomen! Na bovenstaande mededelingen verschijnt er geen bericht meer over mijn medische situatie en voorlopig ook geen nieuw artikel. Wanneer u weer een artikel ontvangt, gaat het ook weer helemaal goed met mij. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat artikel binnen enkele weken zal verschijnen.
コメント