Apocalyps hoofdstuk 6
- Paul Bröker
- 15 feb
- 16 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 22 mrt
deel IV: Het Lam verbreekt de zegels, de vier ruiters en de martelaren onder het altaar

Detail miniatuur in de Vlaamse Apocalyps, de vierde ruiter
In het vijfde hoofdstuk zag Johannes in zijn visioen in de hemel een Lam dat van de persoon die op de troon zat een boek had ontvangen. Het boek was gesloten met zeven zegels. Omdat het Lam met zijn vergoten bloed de mensen ‘had vrijgekocht bij God’ werd het als enige waardig bevonden om de zegels te verbreken. (Apoc. 5: 5-14)
In het zesde hoofdstuk van de Apocalyps wordt een begin gemaakt met de uitvoering van Gods plannen met betrekking tot wat ‘hierna moet gebeuren’. Johannes is er in de geest getuige van dat het Lam de zegels verbreekt en ziet wat er dan gebeurt!
Apocalyps 6: 1- 7: de verschijning van de vier ruiters
Zodra het Lam het eerste zegel had verbroken openbaarde zich voor Johannes het beeld van een man op een paard. Bij de ontsluiting van elk van de drie volgende zegels verscheen er telkens opnieuw een ruiter. De rampspoed die over de aarde zou komen begint met de verschijning van die vier ruiters. Het zijn mannen met attributen die verwijzen naar een specifieke plaag of beproeving. Het zijn de eerste alles omvattende gebeurtenissen die in verband worden gebracht met de eindtijd: hongersnood, oorlogen, epidemieën en de dood.

De ruiter op het witte paard, miniatuur in de Cloisters Apocalyps
Epidemieën
Johannes blijft op Patmos en ziet in de geest wat er gebeurt wanneer de ruiters een voor een verschijnen en beschrijft dat in zijn boek: “Toen het Lam het eerste van de zeven zegels verbrak, hoorde ik het eerste van de vier wezens [op de miniatuur de gevleugelde leeuw] roepen als met de stem van de donder: ‘Kom!’
“Nadat het Lam het eerste zegel had geopend verscheen een wit paard. Hij die erop zat droeg een boog en aan hem werd een kroon gegeven; als overwinnaar reed hij weg, een nieuwe overwinning tegemoet om nog meer slachtoffers te maken” (Apoc. 6: 1-2).
Vanuit de wolken wordt de ruiter op de miniatuur de kroon van de overwinning op het hoofd geplaatst. (Apoc. 6: 2) Johannes kijkt verdrietig naar het tafereel dat zich in de geest voor zijn ogen afspeelt.
Naar algemeen theologisch inzicht zou de ruiter met de pijlen uit zijn boog mensen treffen met dodelijke ziekten. Die uitleg is gebaseerd op een gedachte die we al aantreffen in Griekse en Romeinse geschiedverhalen over gebieden waar de ziekte heerste. Het met wonden overdekte lichaam van mensen die door de pest waren getroffen werd geassocieerd met de wonden van een met pijlen doorzeefd lichaam.
In veel mythologische verhalen komt Apollo naar voren als een uitstekend boogschutter. Met deze vaardigheid was Apollo ook de god die de mensen strafte wanneer ze hadden gehandeld tegen de wil van de goden. Het onverhoedse toeslaan van de pest werd al in de klassieke oudheid in verband gebracht met het plotseling en onzichtbaar bestoken van mensen met pestpijlen door Apollo. Zo wordt in het eerste boek van Homerus’ Ilias verteld dat Apollo de plaag over het Griekse kamp liet komen omdat hij verbolgen was op Agamemnon, de Griekse leider in de strijd tegen Troje.
De gedachte was dat hele gemeenschappen of groeperingen door de pest en andere besmettelijke ziekten werden getroffen omdat hun gedrag van dien aard was dat zij die collectieve straf over zichzelf zouden hebben afgeroepen. Dat kennen we tegenwoordig ook nog wel. Denk maar eens aan de reacties vanuit sommige religieuze kringen tijdens de coronapandemie en de aidsepidemie.

De ruiter op het rode paard, miniatuur in de Cloisters Apocalyps
Oorlog
“Toen het Lam het tweede zegel verbrak, hoorde ik het tweede wezen [op de miniatuur kijkt Johannes in de richting van de gevleugelde stier] roepen: ‘Kom!’. Er kwam een ander paard tevoorschijn, het was vuurrood. Aan hem die erop zat werd opdracht gegeven om de vrede te verdrijven van de aarde, zodat de mensen elkaar zouden afslachten, en hem werd een groot zwaard gegeven” (Apoc. 6: 3-4).
Er wordt stevig gevochten op de miniatuur in de Cloisters Apocalyps. De ruiter met het zwaard in de hand trekt met zijn paard over de aarde om oorlog te voeren en te doden. De oorlog en de slachtpartijen die daarvan een gevolg zijn wordt uitgebeeld door het groepje van drie mannen rechts. Zij proberen elkaar met hun zwaard, knuppel of lans te doden. In een poging het groepje van drie in een keer uit te schakelen tilt de vierde man uit alle macht een groot rotsblok op om daarmee de anderen te verpletteren.
Het paard waarop de ruiter op de miniatuur in de Cloisters zit is eerder bruin-bruinrood dan vuurrood. Het genoemde ‘vuurrood’ verwijst naar het bloedvergieten tijdens de oorlog.

De ruiter op het zwarte paard, miniatuur in de Cloisters Apocalyps
De miniatuur in de Cloisters Apocalyps maakt duidelijk dat Johannes nog steeds door het open luikje in de hemel kijkt. Dat ‘luikje’ zagen we al eerder in deel II en III. Het verbeeldt ‘de open deur in de hemel’ (Apoc. 4: 1) waardoor Johannes God op zijn troon ziet zitten terwijl de troon omgeven wordt door de vier wezens. Vanuit de hemel zag Johannes in zijn visioen ook de verschijning van de vier ruiters en de verschrikkingen die zij over de aarde lieten komen.
“Toen het Lam het derde zegel verbrak, hoorde ik het derde wezen [op de miniatuur de gevleugelde mens] roepen: ‘Kom!’ Ik zag een zwart paard met een ruiter die een weegschaal in de hand hield. Ik hoorde tussen de vier wezens iets dat klonk als een stem, die zei: “een dagloon voor een portie tarwe en hetzelfde bedrag voor drie porties gerst” (Apoc. 6: 5-6).
hongersnood
In de Bijbel wordt de denarie genoemd (Mattheüs 20: 2). We kunnen eruit opmaken dat het bedrag destijds werd betaald aan dagloners in een wijngaard. Dat lijkt voor veel mensen veel geld voor tarwe; zeker wanneer het gaat om een eerste levensbehoefte als het dagelijks brood. Wanneer dat te duur is leidt het tot hongersnood.
De ruiter die met de weegschaal over de aarde trekt verwijst naar de hongersnood die bij het verbreken van het derde zegel over de aarde komt. Met de weegschaal kan het kostbaar geworden voedsel nauwkeurig worden afgewogen. De stem die riep: ‘Een maat tarwe voor een denarie en drie maten gerst voor een denarie’ verwijst naar de woekerprijzen die voor eenvoudige alledaagse levensmiddelen worden gevraagd ten tijde van schaarste.

De ruiter op het vale paard, miniatuur in de Cloisters Apocalyps
Dood en Hades/Dodenrijk
“Toen het Lam het vierde zegel verbrak, hoorde ik het vierde wezen roepen: ‘Kom!’ [Op de miniatuur is het de gevleugelde adelaar die Johannes ziet door het luikje rechts.] Er verscheen een vaal paard. Hij die erop zat, heette Dood en het Dodenrijk kwam achter hem aan. Aan hen werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde, om dood en verderf te zaaien met het zwaard en met hongersnood, dodelijke ziekten en door de wilde dieren op aarde” (Apoc. 6: 7-8).
Achter het paard zien we het dodenrijk met monsterlijke koppen. Achter in de wijdgeopende muil zien we een duivelachtige gestalte. Tussen de mensen in het hoog opgestookte vuur herkennen we een bisschop aan zijn mijter.
De Apocalyps werd oorspronkelijk in het Grieks geschreven. Wat het laatste paard betreft wordt de vacht als ‘vaal’ omschreven dat is afgeleid van het Griekse woord χλωρός, ‘Chloros’ dat zowel ‘groen’ als ‘geelgroen’ kan betekenen. Het gaat hier om het woord waar het bleekmiddel chloor zijn naam aan ontleent. De verschillende vertalingen gebruiken hier het woord ‘vaal’. In de context ga ik ervan uit dat het in de Apocalyps om een ‘lijkkleur’ lijkt te gaan. Het lijkt mij dat ‘kleurloos’ of ‘grauw’ een goede vertaling is.

Dubbelbladminiatuur in de Beatus van Saint-Sever, 11de-eeuw
In de tekst van de Apocalyps wordt niet duidelijk wie van de vier wezens welke combinatie van ruiter en paard aan Johannes toont. Johannes: “Toen het Lam het eerste van de zeven zegels opende hoorde ik een van de wezens roepen: ‘Kom!’...Toen het Lam het tweede zegel opende hoorde ik het tweede wezen roepen: ‘Kom!’…enz." Kunstenaars konden de vrijheid nemen de wezens te koppelen aan de eerste, de tweede, de derde of de vierde verschijning van ruiter en paard en dat deden ze ook, op ruime schaal. Zo zien we dat de combinaties van ruiter en paard in de Cloisters Apocalyps op verschillende plaatsen afwijkt van de combinaties op de miniatuur in de Beatus van Saint-Sever.

Terwijl het Lam bezig is het eerste zegel te openen wijst de gevleugelde mens (in de Cloisters Apocalyps: gevleugelde leeuw) Johannes op de verschijning van de eerste ruiter: het is de man op het witte paard die besmettelijke ziekten over de aarde verspreidt.

In het medaillon rechtsboven opent het Lam met de zeven hoorns het tweede zegel. De gevleugelde stier pakt Johannes bij de pols om hem mee te nemen en de ruiter op het rode paard te laten zien. De man heft zijn zwaard naar boven om oorlog te voeren en zoveel mogelijk slachtoffers te maken.

In het medaillon opent het lam het derde zegel. Daarop neemt de gevleugelde leeuw Johannes in de geest bij de hand, om hem op de derde verschijning te wijzen. De leeuw steekt zijn rechterpoot in de richting van de ruiter op het zwarte paard. De man draagt een weegschaal. Er zal hongersnood over de aarde komen.

Wanneer het Lam het vierde zegel verbreekt wijst de gevleugelde adelaar Johannes op de verschijning van de ruiter op het vale paard. Het is ‘Mors’, Latijn voor ‘Dood’ zo vernemen we in zwarte letters boven zijn hoofd.

Albrecht Dürer, de vier ruiters van de Apocalyps, housnede: 39x28 cm,
1497-1498, Staatliche Kunsthalle, Karlsruhe, Duitsland
Van de befaamde reeks van vijftien houtsneden met voorstellingen uit de Apocalyps van Albrecht Dürer (1471-1528) is de prent met de vier ruiters wel de beroemdste. De sfeer van razernij en dood en verderf die met hun komst over de aarde komt, voelen we over de hele prent. De verwoestende kracht van de ruiters en hun paarden wordt angstwekkend verbeeld. Terwijl de ruiters hun wapens in de aanslag houden worden de mensen op de voorgrond meedogenloos door de paarden vertrapt.
Op de houtsnede staan de vier ruiters van rechts naar links; de eerste ruiter, ‘besmettelijke ziekte’ staat op het punt zijn pijl af te schieten. De tweede ruiter ‘oorlog’ heft zijn zwaard en de ruiter die hongersnood brengt draagt in volle galop een weegschaal met zich mee. Dood wordt afgebeeld met furieus uitpuilende ogen. Hij heeft een skeletachtig lichaam. Ook zijn rijdier steekt maar schamel af bij de andere paarden.

In de linkerbenedenhoek volgt Hades de Dood. Hij heeft zijn muil wijd opengesperd en houdt zijn slachtoffer tussen de grote slagtanden. Het monster is bezig met het verorberen van een op zijn rug liggende keizer die door het paard is vertrapt.

Hans Memling, rechterluik van het Drieluik van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist, olieverf op paneel: 193,3 x 97,3 cm, 1479,
Museum Sint-Janshospitaal, Brugge
Hans Memling heeft de gebeurtenissen die zich op Patmos voordoen op een magistrale manier weergegeven, zowel de werkelijkheid die zich op het eiland afspeelt als de zaken die zich alleen in het hoofd van de apostel voordoen. Johannes is gestopt met schrijven. Met het geopende boek op zijn schoot en de pen in de aanslag kijkt hij op een rustige manier naar boven. In de linkerbovenhoek heeft Memling visioenen uit de eerste hoofdstukken van de Apocalyps in beeld gebracht. In de grote halve cirkel herkennen we God die op de troon in de hemel is gezeten.

Het visioen in de hemel speelt zich af tussen twee regenbogen. God wordt omgeven door zijn gebruikelijke hofhouding, de vierentwintig oudsten met muziekinstrumenten, de vier gevleugelde wezens en engelen. De engel helemaal vooraan in het onderste deel van de halve cirkel lijkt met zijn linkerhand een uitnodigend gebaar naar Johannes te maken en met de rechterhand wijst de engel de apostel op het visioen achter hem.
Links van de troon staat het Lam op zijn achterpoten. Met de voorpoten is het dier bezig de eerste zegels te verbreken. Beneden op aarde zien we direct het effect van de ontsluiting van de zegels. Daar zijn de vier ruiters verschenen.

Op een kalme manier ondergaat Johannes alles wat hem wordt geopenbaard.
Rechts van Dood proberen twee mensen zich in spelonken en grotten te verbergen voor het geweld dat op hen afkomt. (Apoc. 6: 15)

De ruiter op het witte paard heeft zijn boog gespannen. Geconcentreerd kijkt hij in de verte en is klaar om de pijl los te laten.

Dood, de vierde ruiter galoppeert met het vale paard over de aarde. Zijn hoofd heeft veel weg van een doodshoofd. Hij houdt zijn lans in de aanslag.

‘Hij die erop zat, heet Dood; en de onderwereld kwam achter hem aan’ (Apoc. 6: 6-7).
De punt van de lans is besmeurd met het bloed van de slachtoffers die Dood al heeft gemaakt. Met een grimmig gelaat raast hij verder om nog meer slachtoffers te maken.

De onderwereld doet zich tegoed aan de slachtoffers van Dood.

Hades, die achter Dood aankomt is op het Tapijt van Angers een gebouwtje met duivels die vanaf de toren zielen in het vuurspuwende hellemonster laten vallen. Dood is een mooie macabere figuur die genietend van al zijn overwinningen met een tevreden satanische lach op zijn skeletkop verder over de wereld trekt.

Tijdens de zegetocht van de vier ruiters worden er slachtoffers gemaakt onder de mensen die volharden in het geloof en de afvalligen en de niet-gelovigen. Zowel de mensen die God trouw zijn als de mensen die niet naar de wetten van God handelen, moeten blijkbaar de gevolgen van de besluiten van God ondervinden. De eerste groep moet tonen standvastig te blijven ondanks de beproevingen die zij moeten ondervinden.
Toen ik dit overdacht moest denken aan de boodschap van het Boek Job en de beproevingen die Job moest doorstaan. Hij was een rechtvaardig en vreedzaam man; niet direct iemand die streng gestraft moest worden en veel ellende moet doorstaan. Hoewel hij vindt al die ellende niet te verdienen accepteert Job wat God met hem voor heeft. Ondanks dat hij door God zwaar op de proef wordt gesteld blijft hij standvastig in zijn geloof. Het gaat erom dat de gelovigen ook in tijden van tegenspoed er blijk van moeten geven trouw te blijven in hun geloof. Alleen degenen die ondanks tegenslag en leed God trouw blijven behoren tot zijn uitverkorenen bij het Laatste Oordeel. Een voorproefje daarvan wordt al gegeven bij de opening van het vijfde zegel.
Apocalyps 6: 9-11: de opening van het vijfde zegel, de zielen van de martelaren onder het altaar
Wanneer het vijfde zegel wordt verbroken richt de aandacht zich op degenen die werden gedood omdat zij Gods woord hadden verkondigd. Zij smeken God zijn definitieve oordeel niet langer uit te stellen zodat hun vergoten bloed gewroken kan worden: “Toen het Lam het vijfde zegel verbrak, zag ik onder het altaar de zielen van hen die vermoord waren vanwege de geloofsverkondiging en de getuigenis die zij hadden afgelegd. Zij begonnen luid te roepen: “Hoe lang nog, heilige en waarachtige heerser, voordat u uw oordeel velt en de bewoners van de aarde straft om ons bloed op hen te wreken?” (Apoc. 6: 10).
De omgekomen martelaren zien blijkbaar uit naar het Laatste oordeel, hun bloed moet zo snel mogelijk worden gewroken. Maar ze zullen nog even moeten wachten: pas wanneer het aantal martelaren compleet is kan het definitieve oordeel plaatsvinden: “Toen werd aan ieder van hen een wit gewaad gegeven, en hun werd aangezegd nog een korte tijd geduld te hebben, totdat ook de dienaren van God, hun broeders en zusters, die net als zij zouden worden gedood zich bij hen hebben gevoegd” (Apoc. 6: 11).

Miniatuur in de Cloisters Apocalyps, de zielen van de martelaren onder het altaar
God maakt de martelaren duidelijk dat de dag van het Laatste Oordeel nog niet is aangebroken. De definitieve strijd is nog niet gestreden, de vijand is nog niet volledig verslagen. Voordat de dag van het grote oordeel aanbreekt zouden nog meer van hun broeders en dienaars van God omkomen. Er zullen dus nog meer mensen omwille van de verkondiging van het geloof gedood worden. De al omgebrachte martelaren zullen geduld moeten hebben tot ook de laatsten van hen zijn gestorven.
Op de miniatuur in de Cloisters Apocalyps knielen naakte martelaren onder het altaar met daarop een miskelk. Rechts trekt een engel een wit gewaad over het hoofd van een martelaar. De martelaar helemaal rechts heeft zijn hemelse kleding al aan. De engel legt hem een stola op de schouder. Een stola past bij de liturgische kleding van een priester.
We zagen al in de door God gedicteerde brief aan de geloofsgemeenschap van Sardes (zie deel 1, derde hoofdstuk) dat de standvastigen de witte hemelse kleding in het vooruitzicht werd gesteld: “Slechts enkelen van u in Sardes hebben hun kleren niet bezoedeld. Zij zullen bij mij zijn, in het wit gekleed omdat zij dat waardig zijn. Want wie overwint zal ik in het wit kleden. En ik zal hun naam niet uitwissen uit het boek des levens, integendeel, ik zal voor hen getuigen ten overstaan van mijn Vader en zijn engelen” (Apoc. 3: 1-5).
De tijdslijn in het verhaal is in de Apocalyps niet altijd even overzichtelijk. De verhalen lopen in de tijd nogal eens door elkaar. Bij het verhaal over de martelaren lijkt het er sterk op dat Johannes wordt geopenbaard dat degenen die vanwege de verkondiging van het geloof zijn gestorven op dag des oordeels uit hun graf zullen opstaan en in de hemel worden opgenomen. Het beeld dat Johannes in de geest zag wijst op wat er in de toekomst zal gebeuren. Er moet eerst nog een grote strijd worden uitgevochten. Wanneer de ultieme overwinning is behaald en het definitieve oordeel is geveld zullen de uitverkorenen uit hun graf opstaan en naar de hemel worden geleid. Daar zal hen de hemelse kleding worden aangereikt.

Apocalyps van Edward I van Engeland,
geïllustreerd handschrift, 13de eeuw, Bodleian Library, Oxford
Op de miniatuur in de Apocalyps van Edward I van Engeland is ‘het Lam met de zeven horens en de zeven ogen verschenen’ (Apoc. 5: 6)’. Onder het altaar staat al een aantal martelaren op uit het graf. Zij hebben hun hemelse kleding al ontvangen. Een van hen is nog naakt en grijpt naar het kleed dat de engel hem voorhoudt.
Tot in de late middeleeuwen was het heel gebruikelijk om (delen van) het lichaam van een heilige onder een altaar te begraven.
Op het altaar treffen we bij voostellingen van de martelaren onder het graf vaak een kelk aan. De kelk wordt niet genoemd in de tekst van de Apocalyps. Het is hier een Liturgisch attribuut dat symbool staat voor het vergoten bloed van Jezus. Alleen daardoor kunnen overledenen opstaan uit de dood.

Apocalyps van Angers, een engel kleedt de zielen van de martelaren.

Miniatuur in de Queen Mary Apocalypse, 1300-1325, British Library, Londen
De zielen van de martelaren ontvangen witte gewaden.
de aardbeving
“Ik bleef toekijken. Toen het Lam het zesde zegel verbrak, ontstond er een hevige aardbeving. De zon werd zwart en de maan werd rood als bloed. De sterren van de hemel vielen op aarde als late vijgen, door een stormvlaag van de boom geschud. Het uitspansel kromp ineen als een boekrol die wordt opgerold, en alle bergen en eilanden werden van hun plaats gerukt. De koningen en de groten van de aarde, legeraanvoerders en de rijken en machtigen en alle slaven en vrijen verborgen zich in de spelonken en rotsspleten van de bergen. Uitzichtloos richtten zij zich op de bergen en de rotsen: ‘Val op ons en verberg ons voor het aanschijn van Hem die zetelt op de troon, en voor de toorn van het Lam. Want de grote dag van hun wraak is nabij. Wie kan dan standhouden?” (Apoc. 6: 12-17) Zij komen blijkbaar liever om bij de aardbeving dan dat zij de gruwelijke straffen van God aan den lijve moeten ondervinden.

Op de miniatuur in de Cloisters Apocalyps zijn sommige delen van de tekst letterlijk in beeld gebracht. Tijdens de aardbeving werden de zon en maan verduisterd; de zon werd zwart en de maan werd rood als bloed. De sterren vallen uit de hemel en de bomen liggen, geknakt door de stormvlaag op de rotsen van het gebergte. Ook een koning en andere ‘groten van de aarde’ verbergen zich in de spelonken en rotsspleten van de bergen.
Bovenin loopt het Lam over een hemelboog naar God die uiteindelijk al deze natuurrampen aanstuurt.

De aardbeving, Miniatuur in de Queen Mary Apocalypse
Johannes aanschouwt de gevolgen van de aardbeving. Grote delen van de gebouwen storten naar beneden, de zon is verduisterd en de maan is ‘bloedrood’. Uit de aarde losgerukte bomen liggen op de grond en terwijl de sterren op de aarde zijn gevallen proberen mensen in holen te schuilen voor het natuurgeweld.
Zoals op vrijwel alle afbeeldingen van gebeurtenissen in de Apocalyps kijkt Johannes slechts toe. Hij wordt vrijwel nooit handelend opgevoerd. Een enkele keer toont hij zich aangedaan door het schouwspel dat zich voor zijn ogen ontvouwt.

Albrecht Dürer, de opening van het zesde zegel, houtsnede: 390 x 280 mm, 1502, Metropolitan Museum of Art, New York

In de hemel worden de knielende martelaren door de engelen bekleed met hun hemelse kleding. Links daarvan, onder een steen wachten andere zielen op hun beurt. Daaronder splijten de wolken zich uiteen en als een voorbode van de aardbeving valt een regen van brandende sterren naar beneden.

Met hun lichtgevende staart hebben de sterren die naar beneden vallen veel weg van kometen.
De vurige sterrenregen overvalt de mensen op aarde …

Onder ‘De koningen en de groten van de aarde’ die niet ontsnappen aan het natuurgeweld (Apoc. 6:15) behoort blijkbaar ook de hoge katholieke geestelijkheid. Zo herkennen we rechtsonder op de houtsnede een bisschop aan de mijter en de paus aan zijn tiara. De kalende man die uit angst voor de aardbeving de handen voor het gezicht slaat heeft een ronde hoed op zijn rug hangen die met een koord rond zijn hals wordt vastgehouden. Aan die hoed herkennen we hem als een kardinaal. Volgens velen zou de aanwezigheid van deze prelaten wijzen op de sympathieën die Dürer (1471-1528) voelde voor de denkbeelden van Maarten Luther (1483-1546). De man met de keizerskroon zou kunnen verwijzen naar een van de keizers van het Heilige Roomse Rijk; dat was ook in de tijd van Dürer vooral een Duitse aangelegenheid. Het waren vooral Duitse koningen die door de paus, vaak in Aken tot keizer werden gekroond. Bij die gelegenheid zweerden zij trouw aan Rome.
De keizer die linksonder op Dürer's houtsnede met de vier apocalyptische ruiters door het paard van Dood wordt vertrapt en door Hades wordt opgepeuzeld lijkt dezelfde persoon als de keizer die de gevolgen van de aardbeving ondervindt.
In het vervolg zullen we zien dat gedurende Reformatie wel vaker teksten uit de Apocalyps worden verbeeld om hoge katholieke geestelijken in een kwaad daglicht te stellen. We zullen ook zien dat mensen die een ander geloof aanhangen, zoals de man met de tulband rechts achter de bisschop op de prent van Dürer, in de uitleg van de tekst van de Apocalyps worden aangewezen als degenen die door God zwaar worden gestraft.

Vlaamse Apocalyps ca. 1400, samenvattende miniatuur
bij hoofdstuk 6
Op de miniatuur loopt de tijdslijn door elkaar. De chronologie in de vertelling kunnen we slechts overzien wanneer we het verhaal kennen.

Het bovenste gedeelte speelt zich af tegen een nachtelijk hemelgewelf. De donkere lucht is bezaaid met sterren en de wolken zijn zwartblauw. Er ligt een opengeslagen boek op het altaar. Daarnaast staan een kelk en een kandelaar. Onder het altaar knielen de martelaren. Links daarvan zien we de vier apocalyptische wezens en rechts van het altaar herkennen we God in zijn voorkomen van Christus. De vier wezens en de voorstelling van God zou kunnen betekenen dat de martelaren een blik in de toekomst wordt gegund, een vooruitzicht op een eeuwig verblijf bij God in de hemel.

In het midden van voorstelling zijn de vier apocalyptische ruiters verschenen.

Dood begint de zegetocht over de aarde vanuit de geopende muil van het schitterende monster dat uit de aarde komt en het Dodenrijk verbeeldt.
Met hun grijpgrage klauwen staan de rood geblakerde duivels klaar om slachtoffers in de bek van Hades te trekken.

In het bovenste gedeelte van de miniatuur konden we al zien dat de Vlaamse kunstenaar ook aan de aardbeving uit het zesde hoofdstuk heeft gedacht. Tegen de donkere wolken zien we de min of meer zwarte zon en de bloedrode maan.
Op de vlucht voor de aardbeving schuilen de mensen in het onderste gedeelte van de miniatuur in holen. De stadpoort rechtsonder en de brug die toegang tot de stad moeten verlenen staan op instorten.
Enfin, een en ander was een blik op de ellende die over de aarde kwam toen de eerste zes zegels werden geopend. We zullen tot in het achtste hoofdstuk van de Apocalyps moeten wachten voordat het zevende zegel wordt verbroken!
Comments