top of page
Foto van schrijverPaul Bröker

Maarten van Heemskerck Deel III: Terug in Nederland, slot


Door het oog van de naald?


Inleiding

In het eerste deel van de artikelen bij de drie tentoonstellingen Maarten van Heemskerck werd de periode behandeld uit de tijd voordat de kunstenaar naar Rome ging (tentoonstelling Frans Hals Museum). In het tweede artikel werden werken besproken die de kunstenaar in Rome heeft gemaakt en de invloed die zijn Romeinse periode had op het werk dat hij maakte na zijn terugkeer in de Nederlanden (tentoonstelling Stedelijk Museum Alkmaar).  

In het Teylers Museum Haarlem staan de prenten van Maarten van Heemskerck centraal. Omdat de prenten een buitengewoon belangrijk onderdeel vormen van het werk dat Van Heemskerck in Haarlem maakte, gaat daar de aandacht in dit laatste artikel voornamelijk naar uit.

 

Zelfportret met Colosseum

Na september 1536 verlaat Maarten van Heemskerck (1498-1574) Rome, hij keert terug naar Nederland en vestigt zich begin 1537 weer in Haarlem; hij is dan 38 of 39 jaar. De schilderijen en prenten die hij na zijn terugkeer maakte laten zien dat hij tot aan zijn dood zou blijven putten uit de schetsen die hij in Rome had gemaakt. Het schilderij Petrus aan het meer van Tiberias behoort tot zijn laatste werken, het dateert uit 1567.

 

Maarten van Heemskerck, Zelfportret met Colosseum, olieverf op paneel:

42,4 x 54 cm., gesigneerd en gedateerd: Ao Aetatis sua LV 1553,

The Fitzwilliam Museum, Cambridge, Engeland


Op de achtergrond zien we de zuidwestelijk muur van het Colosseum; althans het tot ruïne vervallen klassieke bouwwerk zoals dat er in de tijd dat Van Heemskerck Rome bezocht ongeveer moet hebben uitgezien.

Zelfportret van Maarten van Heemskerck op 55-jarige leeftijd,

detail zelfportret met Colosseum


Op het zelfportret komt de kunstenaar naar voren als een buitengewoon zelfverzekerde persoon. Dat kan ook haast niet anders. Na zijn terugkomst in Haarlem had Van Heemskerck zich ontwikkeld tot de belangrijkste kunstenaar in zijn land die contacten onderhield met invloedrijke mensen in binnen- en buitenland.

'Martyn Van he[e]msker[ck] Ao Ætatis sua LV 1553'


Op de voorgrond van het schilderij zien we een trompe-l’oeil waarmee de illusie wordt gewekt van een papier dat met rode was op het schilderij is bevestigd. Linksboven is het papier losgeraakt en het krult naar voren. De tekst op het ‘papier’ maakt duidelijk dat Van Heemskerck 55 jaar was toen hij het schilderij in 1553 maakte: ‘Ao Ætatis sua LV 1553’. Hij maakte het schilderij dus zestien of zeventien jaar nadat hij in Haarlem was teruggekeerd uit Italië

Het schilderij wordt meestal beschouwd als een dubbel zelfportret. De man die rechts op de voorgrond op een bewerkte steen aan het werk is zou namelijk ook Maarten van Heemskerck voorstellen, maar dan op de leeftijd van ongeveer 35 jaar, de tijd dat hij in Rome verbleef en vooral veel pentekeningen maakte naar Romeins beeldhouwwerk en klassieke ruïnes.

De jongere schilder zit aan een ezel. Voor hem ligt een grote plank waarop een flink stuk papier ligt. Hij richt zich op de kolossale ruïne. In de linkerhand houdt de kunstenaar een klein inktpotje en zal met de ganzenveer dadelijk weer wat op het papier tekenen. 

Maarten van Heemskerck, zelfportret met Colosseum


Het schilderij wekt de indruk dat de oudere kunstenaar poseert voor een schilderij waarop hij zichzelf rechts nog eens voorstelt, maar nu als een jonge kunstenaar die in Rome een pentekening maakt van het Colosseum. Dat we te maken hebben met een schilderij in het schilderij blijkt vooral uit een summier detail. Onderaan precies in het midden wordt de linkerbenedenhoek van het papier waarop Van Heemskerck zijn naam en het jaartal heeft geschilderd bedekt door de zwarte tuniek die de oudere Van Heemskerck draagt. Dat betekent dat de kunstenaar de illusie heeft willen wekken dat hij als oudere man vóór het paneel staat waarop de jonge Van Heemskerck in Rome aan het werk is. Van Heemskerck poseert op Zelfportret met het Colosseum als oudere kunstenaar voor het Colosseum dat hij opvatte als het mooiste en meest karakteristieke monument van het klassieke Rome.


Maarten van Heemskerck, Colosseum, pentekening, 1532-1536


Gedurende de periode dat Van Heemskerck in Rome verbleef (1532-1536) moet het Colosseum een grote aantrekkingskracht op hem hebben uitgeoefend. Hij heeft de enorme ruïne verschillende keren vastgelegd.

Zo’n twintig jaar later, in 1553 schildert de 55-jarige kunstenaar zichzelf dus als jonge kunstenaar die een schets maakt van het Colosseum. De jongeman is ondertussen een gevierd kunstenaar geworden. Wat kan de reden zijn geweest dat hij zich op het schilderij voorstelde als jonge kunstenaar die het Colosseum tekent? De kunstenaar zal vast wel een bedoeling hebben gehad met het dubbelportret van zichzelf met het Colosseum.

Er wordt wel op gewezen dat het Colosseum voor Van Heemskerck het meest geëigende symbool was van het antieke Rome. Het feit dat hij zichzelf nog een keer afbeeldt terwijl hij het monument zit te tekenen. zou verwijzen naar zijn opvatting over de schilderkunst, dat men als schilder slechts na onophoudende studie van antieke voorbeelden kan slagen.

De ruïne van het Colosseum komt geregeld voor op prenten die Van Heemskerck in Haarlem maakte. Opmerkelijk is dat hij het Colosseum als achtste wereldwonder toevoegt aan zijn serie prenten met de traditionele zeven wereldwonderen. Ik weet het niet zeker, maar het komt mij voor dat hij daarmee het eerste 'achtste wereldwonder' heeft bedacht!

Philips Galle, naar ontwerp van Maarten van Heemskerck, het Colosseum in Rome, gravure nr. 8 uit de serie: De acht wereldwonderen, 212 x 262 mm, 1572, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam 


De tekst op het rotsblok onder het opgeheven linkerbeen van het paard vermeldt: ‘Martinus Heemskerck Inuentor’. Maarten van Heemskerck heeft de voorstelling dus bedacht; hij is de ‘inventor’ die de voorstelling heeft 'uitgevonden'. Philips Galle, de handwerker die de gravure weliswaar heeft vervaardigd, heeft de voorstelling niet ontworpen; hij wordt niet vermeld op de gravure. We zagen in Deel I, aflevering 1 van deze serie artikelen dat in deze tijd de Inventio, de verbeeldingskracht van de pictor doctus het handwerk tot kunst verheft... net als die banaan, ik bedoel maar: je moet er maar opkomen!



Rechts staat een groot beeld van Jupiter. De oppergod is herkenbaar aan de adelaar en bliksemschichten. Links van het beeld lezen we ‘Amphitheatrvm’: amfitheater. Er zijn gevechten aan de gang. We zien een leeuw die zich vastbijt in een ander dier. Een en ander wordt vanaf de tribunes gadegeslagen door het publiek.

Op de voorgrond keizer Vespasianus te paard. Hij had opdracht gegeven tot de bouw van het Colosseum. 

In de linkerhoek zien we een reliëf met de zogende wolvin en Romulus en Remus. Het reliëf is een onderdeel van een sokkel waarop een gebeeldhouwde voet staat die in lengte niet veel onderdoet voor de twee mannen op de voorgrond. Die voet lijkt sterk op een bewaard gebleven fragment van het enorme beeld van keizer Constantijn. Wanneer die voet model heeft gestaan voor de voet op de gravure heeft de kunstenaar hem wel een sandaal aangetrokken.

Op de binnenplaats van de Musei Capitolini staat een enorme marmeren voet, die toebehoorde aan een beeld van keizer Constantijn de Grote, Romeins keizer van 306-337 n.Chr. Het werd na de val van Rome (476) aan gruzelementen geslagen. Eind vijftiende eeuw werden fragmenten van het beeld gevonden tijdens opgravingen bij het Forum Romanum.

 

Om een idee te geven van de grootte van het beeld een foto van een katje op de witmarmeren linkervoet van Constantijn de Grote, Romeins keizer van 306-337 n.Chr. Het volledige beeld moet ongeveer twaalf meter hoog zijn geweest.

Wat betreft de bedoelingen die Maarten van Heemskerck met Zelfportret met Colosseum zou kunnen hebben gehad merkt Ilja Veldman op dat het Colosseum het enige wereldwonder was dat Van Heemskerck met eigen ogen heeft kunnen bekijken. Zes van de zeven traditionele wereldwonderen bestonden in zijn tijd niet meer. Alleen de Egyptische piramiden waren er nog wel, maar Van Heemskerck is nooit in Egypte geweest. Na nauwkeurige bestudering van oude teksten en van vroegere voorstellingen heeft Van Heemskerck de zeven traditionele wereldwonderen gereconstrueerd als nieuwe gebouwen. Alleen het Colosseum stelt hij in zijn serie van acht wereldwonderen voor als een vervallen bouwwerk: vergane glorie. Bij de behandeling van onderstaande prent zullen we zien dat de vanitas-gedachte eraan ten grondslag ligt. In het vervolg van dit artikel valt op dat Van Heemskerck sowieso veelvuldig aansluit bij de waarschuwingen voor hoogmoed en ijdelheid die erg gangbaar waren in de Nederlandse zestiende en zeventiende eeuw; sic transit gloria mundi: ‘zo gaat de glorie van de wereld voorbij’ kon ook op het Colosseum worden toegepast. Laten we wat dat betreft maar eens naar een aardig voorbeeld kijken.

Philips Galle naar ontwerp van Maarten van Heemskerck, titelprent van een serie van 22 prenten getiteld De rampen van het Joodse volk, gravure: 142 x 200 mm., 1569 of 1627-1676 (De laatste jaartallen verwijzen naar de postume tweede uitgave van de serie.), Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam

Linksonder op de voorkant van het voetstuk: ‘MARTINUS HEEMS:/ KERCK. INVENTOR/ Philippus Galle / Fecit’: Philips Galle naar ontwerp van Maarten van Heemskerck


In de serie De rampen van het Joodse volk gaat het om gebeurtenissen uit de Joodse en Bijbelse geschiedenis waarbij de prenten de nadruk leggen op de verering van afgoden en de weigering van het Joodse volk om Jezus te erkennen als de vervulling van de Schrift. Het lijkt er sterk op dat de serie laat zien wat er gebeurt wanneer de wetten van God niet worden opgevolgd. De rampen die over het Joodse volk komen worden in de serie opgevat als straffen van God. De serie eindigt met de val en de verwoesting van Jeruzalem onder de Romeinse legeraanvoerder Titus die Jeruzalem liet plunderen en de grote tempel van de stad liet vernietigen (70 n.Chr.). Vanwege het neerslaan van de Joodse opstand werd de veldheer op het Forum Romanum met een triomfboog erkend voor bewezen diensten, de Triomfboog van Titus.

Wanneer we een detail van de titelprent van de serie De rampen van het Joodse volk wat nader bekijken komt de gedachte aan ‘vergane glorie’ naar boven. Rechts op de voorgrond zijn enkele antieke beelden van hun sokkel gevallen en er is een obelisk naar beneden gekomen. Links zien we een aantal vervallen klassieke bouwwerken. De eerste uitgave van de serie prenten dateert uit 1569. Van Heemskerck was toen 71 jaar. In die tijd zou dat zeker niet te vroeg zijn om aan het eigen overlijden te denken. 

In weerwil van de morele boodschap van veel van zijn prenten lijkt het er sterk dat Van Heemskerck met deze prent erop zinspeelt dat zijn aardse roem na zijn dood niet direct zou ophouden. Veldman verwijzend naar de prent: "De aardse roem die Van Heemskerck volgens zijn christelijke opvattingen in zijn prenten als vergankelijk voorstelde, mocht ten aanzien van zijn eigen persoon blijkbaar nog wel even voortduren."

Links op het detail zitten een architect, herkenbaar aan de winkelhaak en een kunstenaar die een tekening maakt van klassieke ruïnes. Wellicht mogen we in die kunstenaar weer Maarten van Heemskerck herkennen.

Wanneer het inderdaad Van Heemskerck is dan is dit min of meer een herhaling van hetgeen wij op Zelfportret met Colosseum hebben gezien. In de derde regel van het opschrift achter de rug van de kunstenaar omschrijft Van Heemskerck zichzelf als ‘de Apelles van deze eeuw’. Apelles (352-408 v.Chr.) was de hofschilder van Alexander de Grote. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste schilder uit de klassieke oudheid. Door zich met deze grootheid te vergelijken getuigt Van Heemskerck van enige hoogmoed en ijdelheid. Dit staat in schril contrast met de vanitas-gedachten zoals hoogmoed en ijdelheid. Bij de behandeling van de prenten van Maarten van Heemskerck zal duidelijk worden dat het blindelings najagen van aardse zaken als luxe etentjes, mooie kleren, vrijpartijtjes, rijkdom, macht, succes en andere zaken die het leven plezierig kunnen maken niets anders is dan ijdelheid en leegheid. We hebben er immers niets meer aan wanneer we sterven en Gods definitieve afrekening over ons komt.

We zullen zien dat het bij veel prenten van Van Heemskerck gaat om mensen morele lessen voor te houden met als belangrijkste les: Memento mori: gedenk te sterven. Daarna is het van geen enkel belang meer hoe rijk je bent geweest, hoe vooraanstaand jouw positie was en hoe aangenaam al jouw pleziertjes waren.   


Prenten met leerzame voorbeelden: Vanitas, de ijdelheid van het streven naar aards genot.


Van Heemskerck en Coornhert

In Rome moet Van Heemskerck bekend zijn geraakt met het verschijnsel dat kunstenaars hun schilderijen en tekeningen door gespecialiseerde en professionele graveurs als prent lieten afdrukken. Omdat er veel afdrukken van een gegraveerde plaat konden worden gemaakt waren gravures in vergelijking met schilderijen relatief goedkoop. De prenten waren veel lichter dan schilderijen en konden daardoor eenvoudiger worden verspreid. Zo konden de ideeën die op prenten werden verkondigd makkelijker binnen een grotere groep bekend worden. Van Heemskerck was de eerste Noord-Nederlandse kunstenaar die de tekeningen die hij maakte naar zijn schilderijen en zelfstandige ontwerptekeningen op grote schaal door anderen liet graveren. Te oordelen naar de verschillende gravures en etsen moet Van Heemskerck zo’n zeshonderd ontwerpen voor gravures hebben gemaakt.

We zagen al dat Philips Galle (1537-1612) gravures maakte naar ontwerpen van Van Heemskerck. Hij was een leerling van Dirck Volkertsz Coornhert (1522-1590). Voor de uitgave van zijn prenten werkte Van Heemskerck nauw samen met graveurs die zijn prenten ook konden uitgeven. Belangrijk is zijn samenwerking met Dirck Volkertsz Coornhert.

Coornhert was een veelzijdig man. Zo was hij ook theoloog, filosoof, dichter en politicus. Tegenwoordig is hij vooral bekend als voorvechter van verdraagzaamheid en gewetens- en godsdienstvrijheid en het vrije woord. Coornhert graveerde vele ontwerpen van Van Heemskerck. Samen met Van Heemskerck deelde hij de belangstelling om via prenten morele levenslessen te verspreiden die aansloten bij de politieke en godsdienstige situatie van hun tijd. Coornhert ontwierp ook zelf prenten die hij graveerde en vanuit zijn eigen drukkerij uitgaf. Als pur sang humanist is Coornhert een navolger van Erasmus. Ook hij wilde klassieke denkbeelden verzoenen met de christelijke theologie. Maar meer dan zijn illustere voorganger is hij een volkshumanist die ook het gewonere volk wilde bereiken. Zowel in zijn literaire werk als met zijn prenten gaf hij gestalte aan zijn moraal-filosofische en religieuze ideeën.


Bij de behandeling van de prenten is veel overgenomen uit verschillende boeken van Ilja M. Veldman (zie literatuurlijst). De meeste vertalingen van de Latijnse teksten zijn uit haar publicaties.


Het probleem van rijkdom 

In de tijd van Maarten van Heemskerck bloeide de handel in de grote steden. Er werd ontzettend veel geld verdiend. Voor velen was het de grote vraag hoe dat geld besteed moest worden. Vanuit de kerken en stadregeringen werd opgeroepen om vooral ook te denken aan de medemens; zich in te zetten voor de armen, de zieken, de ouderen, weduwen en wezen. Er wordt in die tijd veelvuldig gewezen op de christelijke plicht van het vervullen van de werken van barmhartigheid, de werken van Christelijke naastenliefde. Door rijke mensen werden instellingen gesticht die hulp boden aan de minder bedeelden, maar er waren er natuurlijk ook bij die maar mondjesmaat dit soort initiatieven ondersteunden. Ook Maarten van Heemskerck sprak met zijn prenten mensen aan hun steentje bij te dragen aan de diaconie. Hij wijst de mensen op hun hebzucht en de drang naar nog meer geld, aanzien, macht en aardse pleziertjes. Hij confronteert hen met de rampzalige gevolgen voor degenen die het lot van hun naasten niet ter harte nemen. Dat is een voortdurend terugkerend thema in de prenten die Maarten van Heemskerck én ook Coornhert ontwierp. Mensen met een overmatige aandacht voor zichzelf, voor eigen gewin en eigen eer zijn een makkelijke prooi voor de duivel! Dat blijkt wel uit onderstaande prent die werd uitgegeven door Coornhert.   

Dirck Volckertsz. Coornhert naar ontwerp van Willem Thibaut, De dwaasheid van hebzucht en gierigheid, prent uit de serie Dwaasheid van het menselijke leven, gravure en ets: 27,2 x 20,7 cm.


De toon van de prent wordt gezet door de tekst onder de voorstelling in het midden met een spreuk uit het deuterocanonieke boek Ecclesiasticus/ De wijsheid van Jezus Sirach 10: 9-10: NIHIL EST INIQUIVS QUAM AMARE PECUNIAM/ HIC ET ANIMAM SUAM VENALEM HABET: “Daar is niets slechter dan een geldzuchtige die zelfs zijn eigen ziel te koop aanbiedt.” 

In het midden van de voorstelling zit een oudere man op zijn geldkist. Om erop te wijzen dat de man voldoende geld heeft ligt op tafel ook nog eens een flinke hoeveelheid muntstukken. Toch heeft de man niet genoeg! Begerig steekt hij zijn hand uit naar een gevleugelde wolf. Het dier staat symbool voor hebzucht en roofzucht. Als handlanger van de duivel en uit puur eigen belang biedt de ‘geldwolf’ de vrek een goedgevulde stokbeurs aan die gretig wordt aangenomen. De man heeft zijn rechterhand om de onderkant van de rug van een demonische gestalte achter hem geslagen. Het is de duivel! We herkennen hem aan zijn hoorns en bokkenpoten die uitlopen in klauwen van een roofvogel. Zijn onderkaak is flink naar voren uitgegroeid. Ook tegenwoordig wordt zo'n uitgegroeide kin nog een centenbak genoemd!

We zagen al dat de man geld genoeg heeft. Toch is zijn zucht naar nog meer niet te stelpen. Door het geld van de wolf aan te nemen verkoopt de vrek zelfs zijn ziel aan de duivel. Met de rechterhand trekt de duivel het hart uit het lichaam van de rijke man. Tegelijkertijd plaatst de duivel de man een zottenkap op het hoofd. Dat typeert hem als een dwaas. Avaritia: Hebzucht behoort traditioneel tot de zeven hoofdzonden. Door al het geld voor zichzelf te houden geeft hij immers de kans op eeuwige zaligheid op voor hel en verdoemenis.


Nadat de duivel Eva voor zich had gewonnen zou hij al haar vrouwelijke nakomelingen ertoe aanzetten ook de man in het verderf te storten. De vrouw wordt het werktuig in de handen van de duivel. Haar verleidingskracht en list en bedrog zijn haar belangrijkste wapens waarmee zij de man ten gronde kan richten. Als handlanger van de duivel komen we de vrouw ook in de prenten van Van Heemskerck geregeld tegen.

Detail van dwaasheid van hebzucht en gierigheid


Boven de voorstelling zien we een vrouw die we met het masker voor het gelaat herkennen als ‘FRAVDE’, de personificatie van Bedrog. Door het gezicht niet te laten zien verhult zij haar ware duivelse aard. In de handen houdt de bedriegster lange stokken.


Wanneer we de stokken rechts en links naar beneden volgen zien we dat er vislijnen aan hangen. Bedrog is aan het vissen! Als aas worden geldbuidels gebruikt. De mannen onder de vislijnen openen gulzig hun mond om het verleidelijke lokaas tot zich te kunnen nemen.


Blind van begeerte vallen de inhalige mannen voor het begeerlijke lokaas van de duivel … het zal uiteindelijk hun eeuwige dood betekenen.

Dirck Volkertsz. Coornhert naar ontwerp van Maarten van Heemskerck, De duivel vervult het menselijk hart met begeerte naar rijkdom, macht en zinnelijk genot, eerste prent uit een serie van waarschijnlijk vier prenten met serietitel: Allegorie op het verlangen naar geldelijk gewin, ets: ca. 274 x 196 mm., 1550, Noord-Hollands Archief, Haarlem

Gesigneerd en gedateerd linksboven: ‘MHC. In. / DVC fe. 50’: Maarten van Heemskerck inventor, Dirck Volkertsz. Coornhert fecit, [15]50

 Op de prent van Van Heemskerck is de duivel goed te herkennen aan zijn hoorns, vleugels, staart en zijn poten die uitlopen in klauwen. Met palet en schilderskwast wordt hij voorgesteld als een schilder. Hij schildert echter niet op een doek of paneel, maar op een groot menselijk hart met daarboven de aorta. Op dat hart schildert hij een aantal ijdele, ledige en aardse dus in feite onbeduidende zaken. Daar wijst het onderschrift van de prent op: 

Met iidelheiit Verbeelt de duiiuel des menscen harte

Dies hem die lust beriechlick Vanc het eeiint brenget die smarte

 

Door aantrekkelijke zaken op het hart te schilderen vervult de duivel het met aardse begeertes: een zak geld (rijkdom), kronen en scepters (macht) en een naakte vrouw (wellust). Het hart van de jongeman achter de duivel is daar wel gevoelig voor. Gefascineerd en begerig kijkt hij toe terwijl hij niet in de gaten heeft dat een fraaie jongedame die de personificatie van List en Bedrog verbeeldt: die List die hem beriechlick Vanc de List die hem in haar strikken vangt. Wanneer hij ingaat op de aantrekkelijke voorspiegelingen van de duivel zal dit uiteindelijk alleen maar ellende brengen: ‘het eeiint brenget die smarte’. 

Ontwerptekening in bruine inkt van Maarten van Heemskerck die Coornhert gebruikte voor de gravure De duivel vervult het menselijke hart met begeerte naar rijkdom en genot, signatuur onderaan op de prent: ‘Martinus heemskerck’, 249 x 194 mm.,1548-1550, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam 

Links op de ontwerptekening vangt List de man in haar strikken door hem met een touw te knevelen.

 

 Philips Galle naar Maarten van Heemskerck, De rijke zal de hemel niet betreden, eerste blad uit de serie van zes prenten,

serietitel: De ellende van rijkdom, gravure: 171 x 232 mm., 1563,

Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam


De eerste prent van de serie De ellende van Rijkdom moet de beschouwer duidelijk maken dat het voor een rijke die zijn geld voor zichzelf houdt en die zich niets gelegen laat liggen aan zijn medemens niet makkelijk is in de hemel te komen. Op de prent zullen we zien dat het door de rijke man opgepotte geld het hem letterlijk onmogelijk maakt om de poort van de hemel binnen te gaan. 

De man links houdt een stokbeurs in de hand en rondom zijn middel hangt nog een aantal zakjes met geld. Hij wordt dus voorgesteld als een vermogend man. Door goed aan zichzelf te denken heeft de rijke man het tijdens zijn leven goed gehad. Nu staat hij op het punt om te hemelpoort te betreden. Voor degene die zijn geld alleen maar voor eigen genoegens heeft gebruikt en niet heeft gedacht aan zijn naasten volgt na de dood Gods eeuwige straf. Het gaat hem niet lukken om door de poort te komen!

Achter hem zijn mannen bezig om een kameel met stokken aan te sporen door te lopen. Wanneer we ter hoogte van de neus van het dier kijken zien we dat een hemelse hand een grote naald voor zijn kop houdt. De mannen proberen het dier door het oog van de naald te jagen. 

 

De man met al zijn beurzen richt zijn gezicht wanhopig op de beschouwer. Hij probeert zich door de hemelpoort te wringen. Achter die poort ziet hij de uitverkorenen in de hemel. Het zal hem echter niet lukken zich bij hen aan te sluiten! … hij is te dik! Vooral de beurzen rondom zijn middel beletten het hem door te poort te komen. Zijn geld zit hem na zijn dood letterlijk in de weg.

 

Met deze prent opent de serie van zes prenten. De reeks heeft als titel: De ellende van rijkdom. Zoals elke prent van de serie heeft ook deze prent een onderschrift in het Latijn. De prent is een deel van een serie met als onderwerp de ellende die rijkdom veroorzaakt. Het onderschrift wijst de beschouwer op de misère die een rijke wacht; hij zal de hemel niet betreden: ARCTA PARAT LOCVPLESP PERRVMPERE LIMINA FRUSTRA/ OBSTAT ENIM FULVI VESANA CVPIDO METALLI\ VVLGUS ET ADVERSA NATVRAE LEGE CAMELVM/ IMMANEM VRGET ACUS EXILE SVBIRE FORAMEN: Tevergeefs probeert de rijke man over de smalle drempels door de hemelpoort te gaan; de waanzinnige begeerte naar het gouden metaal belet hem dat. En het volk probeert een reusachtige kameel in strijd met de wetten van de natuur door het kleine oog van een naald te sturen. De tekst en de voorstelling zijn geïnspireerd op de woorden van Jezus: Voorwaar ik zeg u: het is voor een rijke moeilijk het rijk der hemelen binnen te gaan. En nog eens zeg ik u: Een kameel gaat makkelijker door het oog van een naald dan een rijke man in het koninkrijk der hemelen. (Mattheusevangelie 19: 23-24). Degenen die zich niet hebben gehouden aan de door Jezus gepredikte zeven werken van barmhartigheid, de daden van christelijke naastenliefde zullen bij het Laatste Oordeel aan zijn linkerzijde verzameld worden: … dan zullen zij gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven (Mattheusevangelie 25: 31-45).

 

Philips Galle naar ontwerp van Maarten van Heemskerck, Rijkdom blijft achter wanneer we sterven, zesde en laatste blad uit de serie van zes prenten, serietitel: De ellende van rijkdom, linksonder gesigneerd: ‘MH. In/ genummerd rechtsonder: 6 (prentnummer 6), Gravure: 229 x 166 mm, 1563, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam


De ellende van rijkdom is dat men bij de dood alles zal verliezen wat op aarde werd vergaard. Dat roept bij mij de gedachte op aan een zin uit Like a Rolling Stone (1965) van Bob Dylan: "When you ain't got nothing, you got nothing to lose."

Op de zesde en laatste prent van de serie wordt de beschouwer geconfronteerd met de nutteloosheid van het streven naar rijkdom.

Onder de voorstelling: “SED TERRIS DEBENTUR OPES, QVAS LINQVERE FATI/ LEXIMMOTA IVBET: FISVM HIS MORS TOLLIT ACERBA/ ILLECEBRAE HANC, NEC HONOR, NEC SOEVA POTENTIA  PLACENT/ SIC QUE PECUNIPETAS ORCI MANET AULA RAPACIS”: ‘Rijkdom komt de aarde toe; de onwrikbare wet van het lot gebiedt deze daar achter te laten. De bittere dood neemt weg wie daarop vertrouwt. Geen verlokking, geen hoge positie, geen geduchte macht kunnen de Dood gunstig stemmen en zo wacht geldwolven het hof van de roofzuchtige Orcus.’ (Orcus is de Etruskische god van de onderwereld die door de Romeinen werd vereenzelvigd met Pluto.)

 

Helemaal rechts op de gravure staat de Dood. Links van hem staat een keizerlijke gestalte. Nu de keizer is overleden neemt de macabere figuur hem alles af wat tijdens zijn leven van grote waarde was; vooral spullen van uiterlijk vertoon die zijn macht en rijkdom moesten uitstralen. De Dood is bezig met het uittrekken van zijn kostbare keizersmantel. Het lijkt erop dat de keizer zich neerlegt bij zijn lot; zonder verzet neemt hij de keizerskroon van het hoofd. Met de andere hand houdt hij zijn scepter naar beneden. Voor zijn voeten liggen andere tekenen van zijn vergane glorie en macht, de rijksappel en het zwaard. Gedwee zal hij de scepter en zijn kroon erbij leggen. Hij realiseert zich dat er een einde is gekomen aan zijn aardse positie. Op de voorgrond liggen nog wat andere kostbaarheden, wellicht van de andere overledenen in de boot van Charon. We zien een gedekte tafel en een geldkist, een spiegel, een kam en wat spelden. Zeker die laatste spullen kunnen verwijzen naar uiterlijke ijdelheid, maar vooral ook naar het ijdele streven naar zaken waaraan we slechts kortstondig geluk beleven. Na onze dood hebben we er immers niets meer aan. De keizer is nu als alle anderen. Net als iedereen zal ook de keizer zonder enig bezit naakt in het bootje van Charon moeten stappen. In de klassieke mythologie is de enige taak van die klassieke veerman om de overledenen met zijn bootje over de rivier de Styx te voeren om ze af te leveren bij het dodenrijk. De altijd nukkig en ongeduldig optredende Charon kijkt de keizer aan. Hij lijkt de man die nooit bevelen kreeg, boosaardig toe te schreeuwen haast te maken.

De man die links in het bootje stapt zagen we al op de eerste prent van de serie De ellende van rijkdom. Het is hetzelfde type als degene die niet door de hemelpoorten kon lopen omdat hij te dik was van al het geld. Met de geldbuidels nog om zijn middel laat hij zien ook na de dood geen afscheid te kunnen nemen van zijn vermogen. Wellicht koestert hij nog de ijdele hoop daaraan in het dodenrijk iets te hebben.

 

Michelangelo werkte tussen 1534-1541 aan het enorme fresco met Laatste Oordeel (13,70 x 12 meter) in de Sixtijnse Kapel. Rechtsonder treffen we de klassieke veerman Charon aan die de mensen met een roeispaan in zijn boot jaagt. Het is het vroegste fresco van de klassieke veerman in de West-Europese kunst binnen het kader van een voorstelling van het Laatste oordeel. Op Illustraties in Dante’s Divina Commedia kwam hij al vaker voor. De voorstelling van Michelangelo’s Charon maakte blijkbaar diepe indruk op de bezoekers en deze werd herhaaldelijk overgenomen. Mogelijk dat Van Heemskerck het in zijn tijd voltooide deel van het fresco van Michelangelo tijdens het verblijf in Rome heeft gezien. Zijn voorstelling van Charon heeft wel iets weg van de antieke schipper op het Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel.

 

De Triomf van Kuisheid

Op de prent De duivel vervult het menselijke hart met begeerte naar rijkdom, macht en genot zagen we al hoe de duivel het menselijk hart onder andere vervult met het verlangen naar die fraaie en verleidelijk optredende jongedame. De man kon er zijn ogen niet van afhouden. Hij wordt in de strikken van de List gevangen en is nu een makkelijke prooi voor de duivel. Ook tegen seksuele wellust moest gewaarschuwd worden. Met onderstaande prent wilde Van Heemskerck oproepen tot kuis gedrag.

Philips Galle naar ontwerp van Maarten van Heemskerck,

Triomf van de Kuisheid, eerste prent uit een serie van zes prenten,

serietitel: Triomfen van Petrarca, gravure: 194 x 265 mm. ca.1565, Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum, Amsterdam

               

Onder de hoeven van de trekdieren: MHeemskerck In.Ven. PCalle. Fe. De serie van zes prenten van Maarten van Heemskerck is geïnspireerd op gedichten van Petrarca, vandaar de serietitel: Triomfen van Petrarca

Petrarca, de grote voorganger van het Humanisme (zie deze serie Deel I, aflevering 2) beschrijft in I Triomfi (1340-1370) over de zinnelijke liefde die wordt gestimuleerd door de liefdesgod Cupido. Pudicitia, (Kuisheid) wil vanzelfsprekend niets weten van dat wellustige gedrag. Zij gaat daarom de strijd aan met Cupido en behaalt de overwinning.

Naar klassiek Romeins gebruik wordt er voor de overwinnaar een triomftocht georganiseerd. Gedurende de zegetocht naar haar tempel wordt Pudicitia begeleid door haar aanhangers; Bijbelse en klassieke personen waaraan kuis gedrag wordt toegeschreven. We zien ook allegorische figuren én ook kuise dieren spelen hun rol in de triomftocht.

Op de prent van Maarten van Heemskerck dragen de kuise personen bijna allemaal een palmtak om die als teken van overwinning op het altaar in de Tempel van Kuisheid neer te leggen. 

 

Pudicitia heeft plaatsgenomen op een zetel die op de triomfwagen staat. Om geen sensuele gevoelens op te roepen gaat haar lichaam bijna volledig schuil onder een wijde mantel; we zien alleen haar gezicht en handen. In de linkerhand houdt zij een boog en tussen haar voeten klemt Kuisheid een pijlenkoker. Het zijn de werktuigen van de liefdesgod Cupido. Door de uitwerking van zijn pijlen worden de mensen verliefd op elkaar en worden daardoor aangespoord tot onkuis gedrag. Dat is nu verleden tijd! Kuisheid heeft de overwinning behaald op haar tegenstander. Geblinddoekt en gebonden aan handen en voeten wordt de verslagen liefdesgod in de triomftocht meegevoerd. Hij zal geen kwaad meer kunnen uitrichten. In de rechterhand houdt Kuisheid een staf met op het vaandel hét teken van kuisheid: de eenhoorn. Links van haar op de wagen treffen we het fabeldier nog een keer aan...

... en ook de triomfwagen wordt getrokken door eenhoorns.

In veel legenden en ook in de christelijke versie van de Physiologus uit de tweede eeuw (de oorsprong van het boek ligt in de vierde eeuw voor Christus), komt de eenhoorn naar voren als symbool van kuisheid en maagdelijkheid. De hoorn van het dier werd beschouwd als een fallussymbool en staat daarmee voor vruchtbaarheid en mannelijke geilheid. In de Physiologus wordt verteld dat geen enkele jager in staat was het dier te vangen, maar wanneer het een maagd ziet legt het dier rustig zijn hoorn in haar schoot en laat zich temmen…waardoor alle gevoelens van wellust uit het dier verdwijnen.

In de verchristelijkte versie van de Physiologus wordt de eenhoorn verbonden met Maria om de kuise manier waarop zij zwanger werd te verduidelijken. Daar moet ik nog maar eens wat uitgebreider op deze blog over schrijven!

Het werd hierboven al vermeld: Kuisheid staat er niet alleen voor; zij wordt geëscorteerd door een flink aantal volgelingen. Laten we ze maar eens nader bekijken.

De stoet wordt voorafgegaan door de Romeinse generaal Scipio en de Oudtestamentische ‘Joseph’/ Jozef. De Romeinse geschiedschrijver Livius vermeldt dat Scipio gedurende de Tweede Punische Oorlog met zijn leger de stad Carthago had ingenomen. Naar de indertijd geldende mores kon hij in de veroverde stad beschikken over wie of wat hij maar wenste. In Carthago had hij een meisje aangetroffen dat hem buitengewoon aansprak. Toen hij begreep dat zij verloofd was, gaf hij haar terug aan haar verloofde zonder dat hij zich aan haar had vergrepen.

Rechts van Scipio loopt Jozef, zoon van de aartsvader Jacob. Over Jozef wordt in het Oude Testament verteld dat hij uit respect voor zijn meester Potifar niet inging op de uitnodigingen van diens vrouw om met haar het bed te delen. Omdat hij niet inging op haar avances sloeg haar liefde om in haat. Zij vertelde haar man dat Jozef had geprobeerd haar te verkrachten en hij kwam in de gevangenis terecht. Het loopt goed met hem af; Jozef wordt vrijgelaten en wordt onderkoning van Egypte.

Op het vaandel van Jozef treffen we hermelijnstaarten aan, wit met zwarte puntjes onderop. Vanwege de maagdelijk witte winterpels is de hermelijn bij Petrarca het enige attribuut van Kuisheid. In zijn gedicht komt de hermelijn naar voren als bijzonder rein, in de betekenis van kuis en onbevlekt. Het beestje is volgens Petrarca zo rein, dat wanneer er een spatje modder op de witte vacht valt, het dier verkrampt en sterft.  

Aan de zijkant van de eenhoorns lopen de Bijbelse ‘Susanna’/ Suzanna en ‘Iuditi’/ Judith.

Over Susanna wordt verteld dat zij, op het gevaar af gestenigd te worden de verleidingspogingen van twee ouderlingen weerstaat. Zij behield haar maagdelijkheid en haar leven (Genesis 39: 7-20). Zij leeft nog voort in het gezegde: een kuise Susanna.

Judith herkennen we aan het hoofd dat zij in haar hand houdt. In het deuterocanonieke Bijbelboek Judith brengt zij weliswaar de nacht door in de tent van de legeraanvoerder Holofernes, maar ze voert hem zo dronken dat toen hij eenmaal op zijn bed lag meteen in slaap viel. Zij ziet nu de kans schoon om de vijand van het joodse volk uit te schakelen door hem het hoofd af te hakken. 

Voor de achterwielen van de triomfwagen lopen de deugden die kuisheid kunnen stimuleren, het zijn Continentia en Temperantia.

 

Continentia, Continentie: zelfbeheersing, in de context van de prent van seksuele onthouding. Wanneer Zelfbeheersing met die betekenis wordt opgevoerd draagt zij om voor de hand liggende redenen als attribuut een schede zonder zwaard erin. Op de prent van Van Heemskerck heeft zij dat attri­buut echter niet! Toch wordt zij met het onderschrift aangeduid als Continentia en houdt zij om voor mij onbekende redenen een boekenrol en een opengeslagen boek in de handen.

De personificatie Temperentia, Matigheid wordt onder andere door Cesare Ripa beschreven als een vrouw met een toom, een bit met teugels. 'De toom wordt geno­men', aldus Ripa, 'om de hartstochten in te tomen'. Het woord intomen kunnen we nog steeds in seksuele zin gebruiken, maar kan ook worden gebruikt als zich matigen in bijna alle soorten van zaken die wij als prettig  kunnen ervaren: lekker eten, alcoholgebruik, een mooi huis, macht en in de context van de prent van Van Heemskerck: een vrijpartijtje.

 

Op die wielen van de wagen zien we een groot aantal bijen. We zien die dieren ook op de voorwielen van de wagen. Vergilius prijst de insecten om hun zuiverheid van zeden. “Want”, zo schrijft de Romeinse dichter: “zij geven zich niet over aan de liefde, zij zoeken niet het genot dat week en slap maakt, zij kennen noch de vereniging van geslachten, noch de weeën van het moederschap. Direct achter de wagen zorgt de bijenkorf nog voor wat extra aandacht voor het nijvere volkje. 

Tenslotte de anonieme volgers van Kuisheid, de vele maagden die vanaf de gebouwen in de achtergrond over de bogenbrug naar voren komen. Zij meanderen door het landschap naar voren. We zien ze goed achter de triomfwagen en achter de bijenkorf. Ze dragen allemaal een palmtak, het teken bij uitstek van hun overwinning. In de linker bovenhoek lopen zij de trappen op van de Tempel van Kuisheid om hun takken op het altaar te leggen.   

 

 

Gebruikte literatuur

  • Ilja M. Veldman, Leerrijke reeksen van Maarten van Heemskerck, tentoonstellingscatalogus, Frans Hals Museum, Haarlem 1986

  • Ilja M. Veldman, De wereld tussen goed en kwaad, Late prenten van Coornhert, Den Haag 1990

  • Ilja M. Veldman, Maarten van Heemskerck 1498-1574, catalogus bij de tentoonstellingen in het Frans Hals Museum, Stedelijk Museum Alkmaar, en het Teylers Museum in Haarlem, Zwolle 2024

  • Peter van der Coelen, Maarten van Heemskercks 'Zelfportret met het Colosseum': context en voorbeelden, in: Face Book, Studies over Nederlandse en Vlaamse portretten uit de 16e-18e eeuw. Liber Amicorum Aangeboden aan Rudolf E.O. Ekkart ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag, Leiden/Den Haag 2012, pp. 55-62

  • Arthur J. DiFuria, Self-Fashioning and Ruination in a Print Series by Maerten van Heemskerck, University of Delaware, Moore College of Art and Design

120 weergaven

Comments


bottom of page